Hier blogt uw Kameraad Harko, kwestie van iedereen die het ook maar vaag zou kunnen interesseren op de hoogte te houden.
Uw kameraad blogt over de zaken die hem interesseren, zoals (religieus) erfgoed, geschiedenis, maar ook de betere muziek!
11.07.2025
Pedagogen als zondebok?
Er gaat veel mis in het onderwijs. In de publieke opinie en bij heel wat collega's is dat dan de schuld van 'de pedagogen', zij die niet voor de klas staan, die die weer iets uitgedacht hebben.
De neoliberale besparingsregering levert een bijdrage aan dat dedain voor expertise. Het buikgevoel en het parler vrais van minister Demir lokte bij onderwijskundigen Jan Masschelein en Maarten Simons een zeer lezenswaardig opiniestuk uit. We nemen het hier integraal over.
‘Pedagogen als zondebok? Wij vrezen dat de geschiedenis zich herhaalt’
‘Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir lijkt met haar woorden het
eeuwenoude misprijzen voor ‘de pedagoog’ nieuw leven in te blazen’,
schrijven Jan Masschelein en Maarten Simons na de gastles die de
minister deze week gaf aan 800 studenten psychologie en pedagogie van KU
Leuven.
In haar ‘les’ voor psychologen en pedagogen eerder deze week aan de
KU Leuven zegt onderwijsminister Zuhal Demir dat een ‘aantal pedagogen’
zich in het verleden te veel met het onderwijs hebben beziggehouden in
de plaats van onderwijsspecialisten. En dat dat zou moeten veranderen.
De invloed van pedagogen zou geleid hebben tot verpampering en het
vergeten van het belang van kennis.
Over de indruk die ze heeft nagelaten bij de studenten psychologie en
pedagogiek in de zaal moeten we niet al te zeer twijfelen: dat we in
het onderwijs eigenlijk geen pedagogen hoeven. Die
indruk blijkt ook uit het commentaar op ROB, de regionale zender die
van het gebeuren verslag uitbrengt, waar het niet gaat over een
‘aantal’ pedagogen, maar over ‘de’ pedagogen.
Maar los van het nalaten van die indruk zijn haar uitspraken
verontrustend. De minister lijkt met haar woorden het eeuwenoude
misprijzen voor ‘de pedagoog’ nieuw leven in te blazen.
Of iemand heeft ingefluisterd wat ze heeft gezegd, weten we niet,
maar de minister beschikt duidelijk niet over volledige of correcte
informatie. Studenten pedagogiek verdienen erkenning voor hun engagement
en potentieel — ze verdienen vertrouwen en ondersteuning, niet
wantrouwen nog voor hun opleiding goed en wel begonnen is.
Verlichte onderwijsexperten
We vinden het onze verantwoordelijkheid naar de studenten toe om de
uitspraken van de minister over pedagogen te corrigeren. Vooreerst waren
de ‘pedagogen in het verleden’ waar de minister naar verwijst eigenlijk
altijd al zogenaamde onderwijsspecialisten. Daaronder ook prominente
beleidsbepalers onder verschillende Vlaamse onderwijsministers in de
afgelopen decennia, naast tal van onderwijsspecialisten in onder meer de
lerarenopleidingen.
Ook toen al wilden die onderwijsdeskundigen zich maar al te graag
onderscheiden van ‘de pedagogen’ omdat die volgens hen te normatief of
belerend zouden zijn. Het zou die pedagogen aan deskundigheid ontbreken
en als er iets mis loopt in het onderwijs dan is de zondebok snel
gevonden.
Dat neerkijken op pedagogen was er toen, en dat is er nu nog steeds
in hoofde van tal van beleidsmakers en zogenaamde ‘echte’
wetenschappers. Wat op zich natuurlijk heel paradoxaal is: aan de ene
kant worden pedagogen vaak verguisd en buiten het beleid gehouden, maar
tegelijkertijd zijn ze de grote schuldigen als het fout loopt ook al
stonden ze de facto buitenspel. Zondebokken dus.
We moeten ook in herinnering brengen dat een aantal van die
invloedrijke onderwijsspecialisten niet zozeer didactisch of
onderwijskundig naar onderwijs keken. Ze wilden in zeer grote mate
gewicht aan hun expertise geven door zich te beroepen op de psychologie.
Niet enkel de psychotherapeutische stromingen wanneer het om de
ontdekking van ‘welbevinden’ gaat, maar ook de cognitieve psychologie en
de verschillende visies op kennisconstructie. In handen van die
onderwijsspecialisten werd het pedagogisch-didactische of het
onderwijskundige louter een vorm van toegepaste psychologie (daarbij
fundamenteel onrecht doend aan de eigenheid van zowel de psychologie als
bijvoorbeeld de didactiek).
Vanuit deze experten werd bovendien in belangrijke mate de focus op
‘welbevinden’, maar ook het zogenaamde ‘competentiegericht’ en
‘competentie-gebaseerd’ onderwijs mee gepromoot. Vanuit deze hoek was er
een uitgesproken voorkeur voor datgene wat men ‘leerling-gecentreerd’
onderwijs noemt (onderwijs op maat, en meer en meer ook gepersonaliseerd
onderwijs), waarbij de leerkracht in eerste instantie een coachende rol
heeft en waar de inhouden louter informatie(f) en dus functioneel zijn.
En hier is er trouwens weinig nieuws onder de zon: een aantal
onderwijsspecialisten zal vandaag opnieuw de cognitieve psychologie
inroepen om bijvoorbeeld het belang van (voor)kennis in onderwijsdoelen
te onderlijnen (iets dat trouwens al decennialang door (vak)didactici
wordt bepleit), en om nu komaf te maken met die focus op competenties,
welzijn en coaching die een aantal van die specialisten voorheen zelf
sterk hebben bepleit. Uiteraard, voor die verlichte onderwijsexperten
die vandaag het hoge woord voeren zijn de pedagogen opnieuw kop van jut.
In tegenstelling tot wat de onderwijsminister beweert, heeft het
beleid en de onderwijspraktijk de laatste vijfentwintig jaar dus niet
zozeer naar een aantal pedagogen geluisterd, maar naar een aantal
onderwijsspecialisten die zich uitdrukkelijk geen pedagoog wilden
noemen. Misschien hadden beleidsmakers precies wat meer kunnen luisteren
naar een aantal pedagogen. Zo waren er pedagogen die al aan het begin
van het vorige decennium de school verdedigden tegen al de pogingen om de inhoud
(of de rijke werelden van de taal, de getallen, de dieren,
natuurkrachten, ….) te verwaarlozen ten voordele van generieke en af te
vinken competenties.
Ook toen al waren er vanuit pedagogische hoek vragen bij de
expliciete focus op psychisch welbevinden waarvan men blijkbaar ‘wist
dat’ men dan sneller of beter leert. Het moet bijna twintig jaar geleden
zijn dat die pedagogen bij leerkrachten het belang van de ‘liefde voor
het vak’ onderlijnden om te vermijden dat alles verdampt in generieke
competenties en toen ook durfden spreken van zoiets als de noodzaak van
‘pedagogische discipline’.
Misschien had men ook kunnen luisteren naar een aantal pedagogen die
al halverwege het vorige decennium signaleerden dat het centraal stellen
van de leerling en de obsessie met onderwijs op maat, de emanciperende
kracht van de school uitholt.
Bedachtzaamheid en terughoudendheid
Het punt is niet dat deze pedagogen het bij het rechte eind hadden,
en de opgevoerde onderwijsspecialisten niet. We vragen alleen om enige
vorm van bedachtzaamheid en terughoudendheid wanneer het gaat om
onderwijsbeleid en het volgen van experten, zeker wanneer die
onderwijsexperten zich uitdrukkelijk boven anderen plaatsen.
Maar we vrezen dat de geschiedenis zich herhaalt. Ook nu is er een
kleine krans van onderwijsspecialisten dat de waarheid in pacht heeft en
samen met de minister het beleid uitstippelt.
Misschien nog meer dan vijfentwintig jaar geleden sabelen deze
specialisten alle afwijkende inzichten, ideeën of voorstellen haast a
priori neer als ‘onwetenschappelijk’ en onderscheiden ze zich weer
uitdrukkelijk van ‘de pedagogen’. Net zoals toen vragen we dus om enige
voorzichtigheid wanneer pedagogen zonder meer opzij worden geschoven.
We hopen dat de heftigheid waarmee dat gebeurt toch enige argwaan
oproept ten aanzien van de geclaimde wetenschappelijkheid van die
experten (alsof anderen opzij duwen de enige manier is om zichzelf in de
kijker te plaatsen).
Een aantal van die opzij geschoven pedagogen zegt trouwens dat net
zoals de uitgesproken focus op het welbevinden van de leerling en op
competenties destijds, de exclusieve focus op gedragsmanagement en
kennis vandaag de kracht van de school compleet uitholt. Die pedagogen
voeren aan dat we op de korte termijn misschien wel beter zullen scoren
op de Vlaamse en internationale toetsen, maar dat dit hoegenaamd niet
bijdraagt tot een grondige, brede basisvorming en jonge mensen met maturiteit.
Een aantal van die pedagogen voeren bovendien aan dat precies
daardoor de school nog meer aantrekkingskracht verliest voor jongeren én
voor leerkrachten (met nog meer lerarentekorten en nog meer
leerlingenuitval tot gevolg). Het zijn pedagogen die vandaag pleiten om
de school meer school te laten zijn, meer in te zetten op een
avontuurlijke, spannende, geëngageerde en ja ook gedisciplineerde
kennismaking met (nieuwe) werelden. En dit in de plaats van enkel op het
najagen van goed gedrag en leerwinst (een heel ‘volwassen’ maar erg
lege passie).
Een aantal van die pedagogen denkt dat we over twintig jaar gaan
zeggen: hoe kan het toch dat het onderwijsbeleid zich twee keer na
elkaar heeft laten vangen door haast blindelings achter de vlag te lopen
van een kleine groep specialisten? En we maken ons geen illusies. Over
vijfentwintig jaar zal men uiteraard weer kunnen zeggen: het was de
schuld van de pedagogen.
We hebben ze al eerder geformuleerd, maar we herhalen graag onze
voorzichtige hypothese, dat de sterkte van het Vlaamse onderwijs lag in
de rijkdom van het pedagogische landschap, met een enorme diversiteit
aan vormen van school-maken en pedagogisch leven. Sommige
onderwijsspecialisten zien hierin een nostalgisch verlangen van ons, als
pedagogen, naar lang vervlogen (katholieke) tijden. Daar gaat het niet
om.
Waar het om gaat is om opnieuw te durven inzetten op nieuwe vormen
van school-maken. Het gaat vandaag misschien toch echt wel om meer dan
effectiever doen wat we al doen. Dus niet louter het effectiever maken
van het leren, maar andere dingen doen, dingen die jongeren terug
aandachtig en nieuwsgierig maken, om de school voor zowel kinderen als
leerkrachten interessant te maken. De school terug als een uitdagend
vormingsmilieu dat meer en iets anders belooft en biedt dan (leer)winst.
Zoals voor alle leven geldt wellicht ook voor het school-leven dat de
diversiteit van haar vormen (bio-diversiteit) tegelijk de levenskracht
en de levengevende kracht van afzonderlijke vormen versterkt. En dat is
misschien ook een reden om een grote diversiteit aan onderzoek en
deskundigheid te erkennen, die precies een rijk schoolleven kan
ondersteunen en mee vorm geven– rijk en boeiend, vormend.
Een school die op het moment dat kinderen er vertoeven interessant en
leven-gevend is, en niet enkel omwille van de beloofde opbrengsten
later.
Dit is trouwens iets dat we onze toekomstige pedagogen aan de
universiteit willen bijbrengen. Deze studenten volgen de opleiding
‘pedagogische wetenschappen’ – dus in het meervoud. En degene die zich
in onderwijsmaterie willen specialiseren in de master kiezen voor
‘onderwijs- en vormingswetenschappen’ – onderwijs én vorming dus op
dezelfde hoogte.
We denken dat deze pedagogen wel degelijk kunnen bijdragen aan een
zorgzame én effectieve organisatie van het lesgeven en het schoolleven.
Niet door anderen – waaronder ook leerkrachten of directies – te
kleineren of weg te zetten als ‘niet-wetenschappelijk’, maar door pedagogische
(jawel) bedachtzaamheid die vertrekt van de daadwerkelijke erkenning
van vele expertises en vele betrokkenheden. Een erkenning ook van het
brede engagement voor deze specifieke vorm van leren én leven die we
‘school’ noemen en waar onze kinderen een groot deel van hun tijd
doorbrengen.
Dat lijkt ons een gedeelde verantwoordelijkheid die weet dat het erg
risicovol is om een groep specialisten te volgen die een dominant
discours vertolkt.
Jan Masschelein en Maarten Simons zijn pedagogen aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten