6.27.2011

de Moord op Julius Caesar

Kameraden en vrienden, ik hoef het u niet te zeggen, het was een stralende dag.

Omdat uw kameraad de maandag (vrijwel steeds) congé heeft, was de dag gevuld met achterstallig kuiswerk, in het park liggen met Jolanda en vooral achterstallige lectuur.

Buiten de reeks nieuwe boeken van de bib, was er ook tijd om een 'oude' favoriet boven te halen, de Moord op Julius Caesar van Michael Parenti. Dat boek kreeg ik bijna vijf jaar geleden van mijn VVS-vriendjes (met een prachtig tekstje van Nele) en haal ik regelmatig nog eens boven.
Michael Parenti, doctor in de politicologie en auteur van zeer interessante boeken:

Meer over Michael Parenti: wikipedia, uitgeverij EPO en zijn homepage.

We kennen Julius Caesar uit de geschiedenis als voorloper van de keizers en we kennen hem uit films zoals deze:







Zijn verhaal en zijn moord lijken scenes uit een bizar verleden van verleidelijke Egyptische prinsessen, stoere generaals en een prachtige beschaving van monumentenbouwers en geniale speechschrijvers.

Maar Parenti brengt op een heel toegankelijke wijze de walgelijke uitbuiting in de Romeinse maatschappij naar boven en hij toont de lezer de keiharde klassenstrijd die woedde.

"Dit is een boek over grootgrondbezit en doodseskaders, over meesters en slaven, over stamvaders en onderdrukte vrouwen, over kapitalisten die zich verrijken en over leeggeroofde provincies, over woekerende huisjesmelkers en stedelijke oproerkraaiers. Dit boek is het relaas van de strijd tussen een kleine kliek superrijken en een grote massa paupers. Het verhaalt de strijd tussen de bevoorrechten en het proletariaat en focust daarbij op corrupte politici, verkiezingen uit geldbejag en politieke moorden op leiders die de kant kozen van het volk. Ik laat het aan de lezer over uit te maken of er uit dit alles lessen te trekken zijn voor de wereld van vandaag."

Ik zou zeggen stante pede naar uw bibliotheek of naar EPO.

Je kan ook vanuit je luie zetel de auteur zelve beluisteren:



6.25.2011

Messa delli Apostoli

Beste vrienden,

als je niet weet wat gedaan nu zondag kun je in de Sint-Pieterskerk, op het Sint-Pietersplein, komen luisteren naar de Messa delli Apostoli van Giovanni Salvatore.



Voor zij die minder bekend zijn met deze barok-componist, een voorproefje:



6.24.2011

VSA in Afghanistan: Rambo-politiek

Malalai Joya, Afghaans politica en mensenrechtenactiviste, is een uitgesproken tegenstander van de bezetting van Afghanistan door de Amerikanen en haar navo-handlangers, waaronder ons eigen Belgenland.
Zij benoemd in niet mis te verstane bewoordingen de drie grote vijanden van het Afghaanse volk: de krijgsheren, de Taliban en de bezetting.

RT brengt een zeer bekijkenswaardig interview met de Moedigste Vrouw van Afghanistan:




Meer weten: wikipedia, haar homepage en DeWereldMorgen.



6.12.2011

Pinksteren

Beste vrienden, het is stil aan een traditie aan het worden, bij religieuze feestdagen hoort passende muziek.

Vandaag, Pinksteren, een Grieks-Orthodoxe en een Arabische hymne:



6.08.2011

Ludo Martens, enkele reacties

Het overlijden van Ludo Martens maakt heel wat reacties los. Hieronder enkele reacties uit eigen land en enkele wereldwijde reacties.


(foto archief Solidair)


HA FALLECIDO LUDO MARTENS, FUNDADOR DEL PARTIDO DEL TRABAJO DE BÉLGICA


Escrito por Tribuna Popular (de krant van de Communistische Partij van Venezuela)

Martes, 07 de Junio de 2011 04:05


Ludo Martens, histórico dirigente del Partido del Trabajo de Bélgica

Ludo Martens, histórico dirigente del Partido del Trabajo de Bélgica
BRUSELAS, 7 JUN. 2011, TRIBUNA POPULAR TP.- En las próximas líneas podrán leer el comunicado de prensa con el que el Buró Político del Partido del Trabajo de Bélgica (PTB) anuncia el fallecimiento de Ludo Martens, fundador y presidente durante muchos años del PTB.

Muchos de los militantes comunista lo conocieron, ante todo como iniciador del Seminario Comunista Internacional, que presidió desde 1992 hasta inicios del presente siglo. Con su análisis de la degeneración y el derrocamiento del socialismo en la Unión Soviética y otros países de Europa del Este vio la necesidad y la posibilidad de reunificar y fortalecer el movimiento comunista internacional sobre la base del socialismo científico, con un espíritu internacionalista.

PVDA-stichter Ludo Martens overleden

Dm 7/6 Ludo Martens (65) is overleden aan een slepende ziekte. Martens was de stichter van Alle Macht aan de Arbeiders (Amada), dat zich later omvormde tot de Partij van de Arbeid (PVDA).

Door Walter Pauli

De West-Vlaming Ludo Martens (°1946) zette zijn eerste ‘politieke’ stappen in de ABN-kernen. Hij kwam in de jaren zestig aan de Leuvense universiteit als vanzelfsprekend terecht bij het Katholiek Vlaams Hoog Studenten Verbond (KVHV), waar hij hoofdredacteur werd van het blad Ons Leven. Maar de tijdsgeest verandert hem. Hij wordt even provo, en wendt samen met generatiegenoten Paul Goossens en Walter De Bock (beiden aan de wieg van De Morgen) en Kris Merckx (samen met Martens aan de wieg van Amada-PVDA) de boeg naar links, en richten binnen het KVHV de Studenten Vak Beweging (SVB) op.

Ludo Martens komt in conflict met de Leuvense academische overheid na publicatie van een ‘seksnummer’ van Ons Leven: in 1967 al beschuldigde hij de geestelijkheid van pedofilie. Hij wisselt Leuven in voor Gent, waar hij in 1969 de Maartbeweging mee lanceert: een revolte omdat de Gentse rector geen toelating gaf voor een lezing ‘Pornografie, zin of onzin’, met bijhorende diavertoning.

Toen al had Martens Marx en Lenin ontdekt, en kwam hij onder de indruk van maoïstisch China. Hij bepleitte de slogan ‘Arbeiders-Studenten; één front’, alsook de aanwezigheid van studenten bij stakingen in de Limburgse mijnen en Ford-Genk. Zo ontstond Mijnwerkersmacht, wat later evolueerde tot Amada: Alle Macht aan de Arbeiders.

Ludo Martens zorgde ervoor dat Amada, vanaf 1978 Partij van de Arbeid (PVDA) én (zeer) extreem-links bleef, en dus ook (zeer) klein-links. Hij brak met China toen Deng in 1977 een meer gematigde koers wilde varen, hij bleef altijd Noord-Korea steunen. Nog in 1992 schreef hij Een andere kijk op Stalin, waarin kritiek op de dictator werd afgedaan als kapitalistische propaganda. In België zelf was er geen sociaal conflict waar militanten van Amada-PVDA niet opdoken. En altijd probeerden ze de sociale strijd te radicaliseren, wat bijvoorbeeld op de Boelwerf aardig lukte. Ook intern hield Ludo Martens de PVDA op communistische leest geschoeid: engagement van de leden was totaal. Wie brak met de partij, veranderde meestal van leven. Later zou Martens inzien dat die sectarische tendens nefast was voor de ontwikkeling van de PVDA.

Tegelijk was Martens een kenner van de Afrikaanse en vooral Congolese (toen Zaïrese) geschiedenis, en schreef er verschillende boeken over. Abo; een vrouw in Congo (1991), de getuigenis van de weduwe van de door Mobutu vermoorde (eigenlijk: in stukken gesneden) Pierre Mulele, kreeg algemene waardering. Na de val van Mobutu fungeerde Martens even als adviseur voor Laurent-Desiré Kabila, een functie waarvoor hij de leiding van de PVDA opgaf. Kort na zijn terugkeer naar België manifesteerde zich de tekenen van een vroege dementie, die hem zondag fataal werd.

Ludo Martens en Amada
Roerganger in een klein sloepje

Ds woensdag 08 juni 2011 Marc Reynebeau

Stelt links in Vlaanderen niet veel voor, klein-links is nog meer marginaal. En toch is de meest tot de verbeelding sprekende extreemlinkse ‘sekte' een loot van de Vlaamse Beweging. De PVDA en haar voorloper Amada zullen altijd in één adem worden genoemd met hun pas gestorven stichter Ludo Martens. Van de ‘amadezen' kan veel worden gezegd, dat ze wat drammerig zijn of niet van veel gevoel voor humor kunnen worden verdacht. Maar lui, onstandvastig, cynisch of bangelijk waren en zijn ze niet en het ontbreekt hen al evenmin aan de moed van hun overtuiging. Niet weinigen van hen hebben hun fraaie diploma's niet ingezet voor eigen succes, maar ze gebruikt voor pover betaalde baantjes, als ze al niet uit solidariteit meteen ‘gewoon' fabrieksarbeid gingen verrichten.

Dat geldt niet minder voor de zondag op 65-jarige leeftijd gestorven Ludo Martens. Hij had de hem algemeen toegeschreven intelligentie, welbespraaktheid en mentale volharding inderdaad lucratiever kunnen inzetten dan voor zijn revolutionaire ideaal. En al laat een extreemlinkse revolutionaire gezindte zich moeilijk rijmen met de gezapigheid die doorgaans als een Vlaams wezenskenmerk wordt gezien, de geschiedenis van Martens en ‘zijn' beweging vertoont toch erg Vlaamse trekken.

Meer nog, de beweging Amada (een acroniem van ‘alle macht aan de arbeiders') is bijna een halve eeuw geleden ontstaan in het hart van het flamingantisme, in de Leuvense studentenbeweging. Die concentreerde haar energie toen, van halfweg de jaren 1960 af, op de splitsing van de nog altijd tweetalige universiteit. Dat programma was een uitvloeisel van de toen pas vastgelegde taalgrens: ze paste in de vandaag nog altijd actuele overtuiging dat Vlaanderen een principieel eentalig territorium hoort te zijn.

Die actie ‘Walen buiten' stuitte op verzet bij de bisschoppen, die toen nog het laatste woord hadden over de katholieke universiteit. Maar die balsturigheid hield het protest wel onder stoom en de beweging radicaliseerde nog verder als gevolg van de soms hardhandige manier waarop betogingen uit elkaar werden geknuppeld. Ze liet zich al evenzeer beïnvloeden door de internationale studenten- en protestbeweging die als mei '68 de geschiedenis is ingegaan. De elke avond in de televisiejournaals geëtaleerde gruwel van de oorlog in Vietnam gaf de beweging bovendien een internationale, anti-imperialistische dimensie.

Mede onder inspiratie van de burgerrechtenbeweging van de Amerikaanse zwarten (‘We shall overcome') verschoof het zwaartepunt voor een aanzienlijke groep Leuvense studenten, zoals Ludo Martens, maar ook de latere journalisten Paul Goossens en Walter De Bock. Het ging voor hen in Leuven niet langer om een taalkwestie, maar om een sociale tegenstelling. ‘Walen buiten' werd ‘bourgeois buiten'.

Omdat de tegenstand zich in burgerlijk-rechtse, vooral katholieke hoek situeerde, politiseerde de studentenbeweging haast vanzelf in linkse en zelfs extreemlinkse richting. Ze kreeg een ruime verspreiding in de studentenbeweging omdat de meest radicalen nu eenmaal zij waren die zich het snelst hadden geëngageerd, ook in het bestuur en de tijdschriften van de studentenverenigingen.

Dat gold ook voor de West-Vlaamse student geneeskunde Martens, niet toevallig een veteraan in de promotie van het algemeen Nederlands. Hij was hoofdredacteur van Ons Leven, het blad van het grote, conservatieve, maar nu plots strijdbaar-links geworden Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Toen hij een themanummer uitbracht over – ook al eigen aan de tijd – de seksuele bevrijding, haalde hij zich de gram van de academische en religieuze overheden op de hals, die hem vooral kwalijk namen dat hij daarin ook aandacht besteedde aan een vandaag nog pijnlijk klinkend thema: pedofilie in de kerk.

De verdere radicalisering oversteeg het klassieke studentenleven. De gangmakers van het protest zochten aansluiting bij de bredere sociale beweging met een studentenvakbond, en toen Paul Goossens wat later zijn legerdienst ging vervullen, leek het hem vanzelfsprekend om daar een soldatenvakbond op te richten. Ze gingen pamfletten uitdelen aan de fabriekspoorten – waar ze overigens niet altijd heel sympathiek werden ontvangen – en engageerden zich in de grote stakingen van de tijd.

Het was de tijd van de industrialisering van Vlaanderen, wat aan de linkerzijde deed hopen dat daar een authentieke arbeidersklasse in de maak was. Het tekent misschien het studentenvolkje van toen, dat de meest radicalen onder hen nogal romantische opvattingen koesterden over een arbeidersklasse waar ze zelf niet uit stamden.

Amada wilde, ook over de taalgrens heen, de voorhoede van de arbeidersbeweging worden. Een term als ‘voorhoede' geeft al aan waar Amada de ideologische mosterd haalde: bij het marxisme-leninisme. Ludo Martens zag dat het best gerealiseerd in de nog jonge Chinese Volksrepubliek van roerganger Mao Zedong. Als de extreemlinkse beweging van in de jaren zeventig een veeleer marginaal bestaan bleef leiden, kwam dat ook door haar welhaast sektarische verdeeldheid, tussen de maoïsten van Amada (die vaker wel dan niet een katholieke achtergrond hadden), de trotskisten van de Vierde Internationale (die meestal bij vrijzinnig opgevoede jongeren rekruteerden) en de in grote vertwijfeling verkerende ‘klassieke' communistische partij, die het steeds moeilijker kreeg met haar trouw aan de Sovjet-Unie.

De ‘voorhoedebeweging' Amada ontpopte zich tot de Partij Van De Arbeid (PVDA). Zij kon altijd rekenen op een harde kern van trouwe militanten, die vaak hun persoonlijk comfort opofferden om de partij ook financieel overeind te houden. Electoraal kende de PVDA echter nooit een grote aanhang, met twee belangrijke uitzonderingen, Hoboken en Zelzate. Dat had en heeft alles te maken met de aanwezigheid daar van Geneeskunde voor het Volk, coöperaties van dokters als Kris Merckx, die voor een klein loontje gratis geneeskundige zorg bieden in arbeiderswijken en daarvoor lange tijd werden dwarsgezeten door de ‘burgerlijke' Orde van Geneesheren.

Het engagement van deze dokters verschafte Amada en de PVDA respect buiten de klein-linkse kring. Dat was veel minder het geval met de ideologische rigiditeit van Ludo Martens, vanouds de onbetwiste voorman en denker, die de organisatie leidde met veel zin voor ascese en discipline. Dat hij bijvoorbeeld het stalinisme bleef verdedigen, kostte hem veel intellectueel krediet en droeg bij tot de marginalisering van de partij. Dat begon pas te veranderen nadat Peter Mertens hem in 2008 als partijvoorzitter opgevolgd was.

Ondertussen concentreerde Martens zich op zijn tiersmondisme, dat een revolutionaire impuls vanuit de derde wereld zoekt. Hij verwachtte veel van Laurent Kabila toen die in 1997 de Congolese dictator Mobutu verdreef. Eerder al had Martens belangstelling laten blijken voor historisch door China gesteunde bewegingen in Congo. Hij schreef er onder meer het mooie boek Abo, een vrouw in Kongo (1992) over. Het is echter moeilijk te vatten dat iemand met het intellect van Martens in 1997 niet inzag wat die andere revolutionair, Che Guevara, in 1965 al had vastgesteld: dat Kabila senior niet echt uit het revolutionaire hout was gesneden, maar alleen de retoriek daarvan gebruikte.

Bij het vertrek van de laatste communist


Ds woensdag 08 juni 2011
Paul Goossens was een van de studentenleiders van mei '68. Hij is columnist voor deze krant.

* Eergisteren raakte bekend dat Ludo Martens is overleden. PAUL GOOSSENS was ooit, tijdens en na de bijzondere dagen van mei '68, zijn compagnon de route. Hij denkt terug aan de man: met veel respect, maar niet kritiekloos.

Mijn eerste ontmoeting en discussie met Ludo Martens hadden alles met het Tweede Vaticaans Concilie te maken. In het Leuvense studentenblad Ons Leven schreef ik naar aanleiding van het kerkelijk gebeuren een mild opruiende tekst over het ‘aggiornamento van de revolutie'. Weken na de publicatie liepen we elkaar voor het eerst tegen het lijf. Het werd meteen een lang en pittig gesprek, over de kerk, de pastoors, de revolutie, België en Vlaanderen.

Het was toen januari 1966. Enkele maanden later zouden de Belgische bisschoppen hun geruchtmakend mandement uitgeven, daverden de universiteit en de unitaire staat op hun grondvesten en gooide Vlaanderen een pak klerikale ballast van zich af. Van dan af zag ik Martens zowat elke dag, ruim twee jaar lang. Hij zat er voor veel tussen dat het hatelijke ‘Walen buiten' tijdens het revoltejaar 1968 nauwelijks nog gehoord werd en door het etnisch-neutrale ‘bourgeois buiten' was vervangen.

Dat was het gevolg van een radicale mentaliteitswijziging. De Leuvense universiteit, de traditionele kweekvijver van de katholieke, Vlaamse elite en bijgevolg hofleverancier van de katholieke zuil, bleek niet langer een fabriek van homogeen, conservatief gedachtegoed te zijn. Er werd over Vietcong en Amerikaans imperialisme gesproken, over Vlaamse arbeiders, burgerij en klassenstrijd, over IJzerbedevaart en collaboratie, over sociale strijd en studentenactivisme.

En het bleef niet bij woorden, vandaar de vele aanvaringen met de academische overheid, met de ‘stigmatici' van de Vlaamse Beweging, met de rijkswacht. Zeer tot ongenoegen van de Vlaams-katholieke pers slaagden we erin om de meerderheid van de studenten voor onze acties en initiatieven te mobiliseren en zelf de politieke agenda te bepalen. Studenten waren niet langer het voetvolk of de huurlingen van het establishment.

Naast Walter De Bock was Martens de grote katalysator van die mentale omslag. Hij provoceerde graag en grondig, kon als voormalig ABN-militant schitterend formuleren én hij had een verhaal. Hoe hij het klaarspeelde, is me nooit duidelijk geworden. Hij was bij alle acties betrokken, slaagde in zijn examens geneeskunde, schreef onwaarschijnlijk veel teksten, discussieerde dag en nacht en werkte zich in ijltempo door de meeste linkse boeken en geschriften. Zo belandde hij bij Lenin en Mao en blokte ze als een schriftgeleerde. De provo van weleer werd een communist en een gestaald marxist-leninist.

Van dan af viel zijn leven samen met de politiek. Hij stopte met zijn studies geneeskunde en oriënteerde de studentenacties systematisch naar de sociale strijd in de bedrijven. Martens bedankte voor een comfortabel leven en werd voltijds revolutionair. Hij was razend intelligent, kon vlijmscherp analyseren, kende zijn linkse klassieken, was strikt en onbuigzaam in de zuivere, revolutionaire leer en had het grootste misprijzen voor reformisten en sociaal-democraten. Stalin en Mao daarentegen konden op veel begrip rekenen.

Begin 1970 werd Mijnwerkersmacht opgericht, in 1974 de communistische partij in opbouw Amada (Alle macht aan de arbeiders) en in 1979 de PVDA. Martens was de drijvende kracht en de behoeder van al dat radicaals. Hij zette de lijnen uit, was de enige ideologische scherprechter en de onbetwiste chef. Zijn gezag in de organisatie was boven elke kritiek verheven. Onder grote bomen verdort alles, zelfs de meest elementaire twijfel. Talrijke militanten die veel, zo niet alles voor de partij hadden opgeofferd, kapten er toen mee. Gedesillusioneerd waren ze en geregeld kreeg je te horen dat hier geen politieke partij, wel een sekte aan de slag was. En toch, ondanks de exodus van militanten en de bedroevende electorale scores, wist Martens zich altijd te handhaven. Het respect voor zijn inzet, onthechting en overtuigingskracht was zo groot dat men al zijn foute inschattingen door de vingers keek.

Toen ik in 1969 de universiteit verliet om mijn legerdienst te vervullen, volgde de verwijdering met Martens. De soldatenvakbond die ik met veel moeite oprichtte, goed voor vele dagen cachot, interesseerde hem nauwelijks. Het kaderde niet in zijn strategie. Ik had dan weer mijn buik vol van dogma's, exegeten en ‘heiligenverering'.

Heel af en toe – één keer per jaar? – ontmoetten we elkaar nog, de laatste keer in het midden van de jaren negentig. Nog altijd had hij het heilig vuur en de polemische brille, maar voor het eerst proefde ik twijfel. Niet over de revolutie, wel over de architecten ervan. De arbeiders uit de industrielanden waren niet langer de motor, wel die van de derde wereld. Daar zou het gebeuren. Ook deze keer bleef het niet bij woorden. Niet veel later pakte hij zijn koffers en was de ‘laatste communist' op weg naar Afrika. Nu is hij voor altijd weg. Nog een kompaan van '68, een harde en o zo consequent.

Ludo Martens est mort plongeant dans la tristesse les nationalistes et révolutionnaires congolais!

Correspondance de Jean-Paul ILOPI Bokanga/MMC
Kinshasa, 08/06/2011 / Politique Décès du Belge Ludo Martens, un militant de la cause nationaliste et progressiste en RDC qu’il a défendu courageusement jusque dans ses derniers jours. Sa brusque disparition est ressentie comme une grande perte par les patriotes et nationalistes congolais.

La nouvelle du décès de Mr Ludo Martens, écrivain, historien et journaliste belge, le dimanche 5 mai 2011 aux petites heures du matin à Bruxelles attriste les patriotes congolais. Et pour cause ? Ce grand analyste de l'évolution du mouvement nationaliste et révolutionnaire congolais s'est toute sa vie durant investi à éclairer l'opinion tant nationale qu'internationale sur la quintessence de l'œuvre de la résistance héroïque du peuple congolais à l'ordre colonial et néocolonial.

Le communiqué officiel du Parti du Travail Belge dont il a té un de principaux fondateurs et Président pendant plusieurs mandats mentionne que cette figure de proue du mouvement progressiste international quitte la terre des hommes à l'âge de 65 ans de suite d'une longue maladie. L'illustre disparu laisse à la postérité, outre une abondante bibliographie engagée, deux enfants dont, soit dit en passant, les mères sont des africaines, burkinabé pour sa fille aînée et congolaise pour son dernier garçon.

Dans sa jeunesse, ce fils aîné d'un fabricant de meuble de la petite commune de Wingene en Flandre Occidentale montre un intérêt évident pour les langues et devient vite le rédacteur en chef du journal de son école rédigé en néerlandais « Standard ». Analyser les engagements du petit peuple, sa résistance, ses révoltes, ses défaites, ses victoires, etc. était la trame principale de ses articles.

En 1965, le jeune prodige est inscrit à la Faculté de Médecine à Louvain. Pétri de talent et pétillant d'intelligence, tout le monde voit en lui un futur médecin brillant. Mais, hélas, le sort en décidera autrement. Devenu très actif dans l'union catholique flamande des étudiants du supérieur, avec quelques amis, il a commencé à donner une impulsion progressiste et internationaliste aux visées au départ étriquées et conservatrices de ce mouvement.

Se butant alors contre l'establishment académique et la droite, Ludo Martens et son groupe d'amis seront aussitôt virés de ce mouvement et du journal « Notre vie » qu'il dirige. Ses articles que d'aucuns trouvaient gênants furent finalement pris comme prétexte pour justifier son exclusion de Louvain.

A partir de ce moment, il fit de la lutte contre le nationalisme borné et le racisme son cheval de bataille. A la faveur du bouillonnement estudiantin de mai 68, il rencontre des étudiants marxistes allemands à Berlin qui lui refilent les œuvres de Marx et de Lénine. Cela va lui permettre de réorienter sa lutte en créant un front uni Étudiant– Travailleurs pour contrer les injustices sociales.

C'est ainsi qu'après son exclusion de Louvain, Ludo Martens se rend à l'université de Gand où il trouve dans la mouvance estudiantine de cette institution académique un terrain de prédilection pour combattre la censure, pour augurer l'avènement d'une université démocratique et pour développer une solidarité active entre les étudiants et le monde du travail.

Pour traduire de façon durable et manifeste leur expression de lutte contre l'exploitation capitaliste, après avoir vécu pour la plupart l'expérience ouvrière en travaillant à l'usine après une interruption volontaire de leurs études universitaires, Ludo Martens et ses camarades décidèrent de créer un parti de classe ouvrière dénommé « Tout le pouvoir aux ouvriers » en français, TPO en sigle, « Alle macht aan de arbeiders » en néerlandais, AMADA en sigle.

En plus de ce parti, un journal à caractère national qui est devenu aujourd'hui « Le Solidaire » avait vu le jour. Concomitant avec le nouveau parti, les jeunes révolutionnaires belges d'alors lancent l'asbl Médecine pour le Peuple où, à travers des maisons médicales, les soins gratuits de première ligne sont prodigués à la population ouvrière démunie, notamment celle de Hoboken.

En 1979, dix ans plus tard donc, AMADA sera rebaptisé Parti du Travail Belge, PTB en sigle. Son ouvrage « Le parti de la révolution » explique les trente années d'expérience de la lutte pour la création de ce parti communiste ouvrier. En 1985, Ludo Martens brise la loi du silence en publiant aux éditions EPO en Belgique son livre titré « Pierre Mulele ou la seconde vie de Patrice Emery Lumumba », lequel met la lumière sur l'histoire occultée de la lutte de libération du peuple congolais à travers l'action d'un de grands épigones de Patrice Emery Lumumba : Pierre Mulele.

Dans son livre, Ludo Martens décrit avec bonheur la vie de ce révolutionnaire congolais remarquable, ancien ministre de l'Education de Patrice Emery Lumumba, dans son maquis de Kwilu–Kwango. Avant lui, rien n'avait été dit, hormis des mensonges, sur cette étape glorieuse de la résistance glorieuse du peuple congolais à l'ordre inique et néocolonial que le monde occidental avait installé au Congo après la neutralisation et l'assassinat de Lumumba.

Ludo Martens récidive quelque temps après avec « Abo, une femme du Congo », un ouvrage d'une beauté littéraire évidente qui met en exergue la bravoure de Mme Léonie Abo, la compagne de Pierre Mulele sous l’insurrection armée. En lisant ce livre enivrant, on ne peut qu'être contaminé par la sympathie de l'auteur à l'égard de cette femme du peuple qui a su, à travers la lutte de Pierre Mulele, mettre toute son énergie dans la lutte contre la dictature et l'oppression.

Plus tard, la « Nouvelle Scène Internationale » le mettra en scène avec un spectacle ponctué des percussions de Chris Jones, l'ami de l'auteur qui était, affirme-t-on, un amoureux de jazz. Il est en de même de l'Institut National des Arts de Kinshasa qui a interprété cette œuvre sous le titre « Le léopard et le clochard ». A la fin de sa lecture, Winnie Mandela avait affirmé qu'elle n'avait jamais lu un livre aussi émouvant sur la participation d'une femme dans la lutte de libération du continent noir. La chanteuse Oumou Sangara s'est inspirée de cet ouvrage pour composer dix chansons de son riche répertoire.

Au lendemain de la prise de pouvoir de Mzee Laurent Désiré Kabila en 1997, Ludo Martens l'ancien « persona non grata » du régime déchu décide de concentrer ses activités militantes à Kinshasa. D'allure simple et austère, Ludo Martens était pourtant un homme ouvert à tous les contacts, notamment avec le peuple d'en bas. Tout président du PTB qu'il était, il avait choisi de vivre dix ans durant dans le dénuement des quartiers populaires de Kinshasa, parfois sans électricité, à Matonge et ses environs, n'hésitant pas à aller tenir des conférences ou organiser des séminaires à Masina ou à Camp Luka.

En fait, ses contacts avec les étudiants latino-américains à l'université avaient déjà préparé le jeune révolutionnaire belge à intérioriser pleinement la lutte de Che Guevara et l'expérience de Mao Zedong contre le colonialisme et l'impérialisme. Et depuis, la solidarité internationale qui s'est traduite notamment par son adhésion à la défense de la cause vietnamienne ou de celle des noirs aux États-Unis est une des caractéristiques permanentes de sa personnalité plurielle.

Dès 1968 déjà, il avait compris que les progressistes occidentaux avaient le devoir de soutenir le combat du peuple congolais pour le sortir du joug de la dictature mobutiste, nouvelle forme de l'oppression capitaliste. Pour Ludo Martens, en étouffant l'émergence de la conscience nationaliste et révolutionnaire au Congo, le colonialisme a permis à Mobutu de créer un establishment d'apparatchiks corrompus et véreux prêts, pour garder leurs privilèges et leurs prébendes, à brader les richesses de leur pays aux puissances étrangères.

Ludo Martens s'engage alors à soutenir ceux des Congolais qui voulaient sortir leur patrie de cette domination impérialiste néfaste, en leur redonnant confiance en eux-mêmes, en les aidant à regarder désormais avec fierté leur passé ainsi que leur histoire à dessein tronqués par les occidentaux. Il leur rappelait également, à travers ses articles, ses prestations radiotélévisées sous forme d'interviews ou de débats, ses publications, ses interventions publiques ou privées, ses analyses, ses conférences et ses séminaires de formation ainsi que les organisations et regroupements qu'il avait tant soit peu réussi à mettre sur pied, l'œuvre immense des hérauts de la lutte contre l'oppression et l'exploitation du peuple congolais, notamment Patrice Emery Lumumba, Pierre Mulele et Mzee Laurent Désiré Kabila.

Ludo Martens exhortait les Congolais auxquels il s’adressait d'être les continuateurs des œuvres de leurs héros à travers leurs engagements politiques, leur unité et leur solidarité. Son séjour en RDC lui a en outre permis de peaufiner et de publier un gros livre titré « Kabila et la Révolution congolaise », lequel donne une analyse autorisée des péripéties de la lutte de ce grand révolutionnaire congolais qui parvint dans des conditions exceptionnelles à bouter dehors le régime de Mobutu, un régime qui s’incrusta trente-deux ans durant dans un Congo aux richesses incommensurables en le reléguant dans le concert des pays les plus pauvres de la planète.

Malheureusement voilà que pris de court par la maladie, Ludo Martens n'a pas pu achever la rédaction du second tome de ce livre riche en enseignements…

Ce qui est vrai, c’est que du travail de Ludo Martens est née une graine révolutionnaire et nationaliste à jamais implantée dans la conscience révolutionnaire et nationaliste des populations congolaises. Et cette graine deviendra un jour le gros baobab qui, en concrétisant les pensées des précurseurs de la lutte contre l'oppression et l'exploitation de la RDC dans toutes ses formes, conduira le grand Congo et son vaillant peuple vers le chemin de son développement.




Ludo Martens, mémoire de la gauche congolaise, a disparu

Le carnet de Colette Braeckman

Catégorie actualité

A première vue, Ludo Martens qu’une longue maladie vient d’emporter, avait tout du moine : la sobriété de l’existence, la rigueur de l’engagement politique, l’obstination dans sa recherche intellectuelle et journalistique. D’autres diront sans doute ce que furent ses débuts d’étudiant d’extrême gauche ; sa présidence du PTB (parti du travail de Belgique) sera analysée par les militants, les amis et les adversaires, ses choix politiques seront étudiés par les historiens des mouvements progressistes en Belgique.

Mais pour les Congolais et ceux qui s’intéressent à l’Afrique, Ludo Martens est surtout l’auteur d’ouvrages qui sont devenus des références et qui retracent la vie et le combat de Pierre Mulele ainsi que l’existence de son épouse Léonie Abo. Il fallait avoir une mentalité de moine pour pouvoir retracer ainsi, minutieusement, sur des centaines de pages, l’itinéraire de Pierre Mulele, le plus résolu, le plus dénigré et le plus prophétique des compagnons de Patrice Lumumba. Avec patience, Ludi Martens a retrouvé et fait parler les témoins de l’époque, retracé les circonstances de la trahison dont Mulele fut la victime, décrit le militantisme de son épouse et la dureté de ses conditions de vie durant la période glaciaire du mobutisme, où tous les espoirs des Congolais furent mis en hibernation…

Dans son dernier et monumental ouvrage, consacré à Laurent Désiré Kabila et la révolution congolaise, Ludo Martens a édifié une véritable cathédrale de papier à la mémoire du président assassiné, retraçant son idéologie et décrivant ce « pouvoir populaire » qu’il voulut institutionnaliser, décrivant avec force détails sa vie en exil puis les circonstances de son retour au pouvoir. Les historiens classiques butineront dans l’œuvre de Ludo Martens nombre d’informations de première main, les militants y trouveront matière à se révolter ou à s’engager davantage, les Congolais y découvriront des fragments occultés de leur histoire…

L’œuvre de Ludo Martens n’était pas seulement intellectuelle : dans ce pays où il résida longtemps, il tissa de nombreux liens, ouvrit de nombreux esprits et sut transmettre son amitié militante et son savoir. Lorsqu’un homme tel que Ludo Martens vient à disparaître, on peut craindre que s’engloutissent des pans entiers de l’histoire. Heureusement cet homme talentueux et scrupuleux à la fois avait eu le soin de coucher dans des livres et des dossiers l’essentiel de son savoir. Une autre histoire du Congo est ainsi demeurée disponible et perpétuera sa mémoire…


l'avenir (Kinshasa - RDC) Joachim Diana G.

Le président du Parti du Travail Belge (Ptb), Ludo Martens n’est plus. Le Che européen a quitté ce monde le 5 juin dernier à 1 heure, heure de Bruxelles. Comme tout homme qui aura passé l’essentiel de son temps sur cette terre des hommes à rendre service, il n’a pas eu une mort agitée. C’est un saint homme dont le témoignage d’amour pour les autres n’a pas besoin d’une longue enquête pour reconnaître ses mérites à ciel ouvert avant de le « canoniser ». Ludo Martens s’en est allé paisiblement sans transition entre le sommeil et la mort. Son corps est gardé à la morgue de Ste Gertrude à Bruxelles.

Le programme des obsèques sera rendu public dans les heures qui viennent. A Kinshasa où Ludo Martens est un fils du pays à la manière de Ernesto Che Guevara à Cuba, il est prévu également une manifestation, une « messe » des nationalistes de la gauche congolaise. Tous ceux qui ont aimé et travaillé avec Ludo Martens lui rendront les derniers hommages. Ce sera l’occasion de dire à tous ceux que Ludo Martens a encouragés et soutenus dans leur foi dans la lutte anti-impérialiste, que Ludo est mort, mais il est vivant parmi nous dans la lutte contre la domination et les inégalités. Son exemple, selon lequel on peut vivre pour les autres, doit servir de serment à la chancelante lutte anti-impérialiste en Rdc. Ludo est un témoignage de vie pour quiconque recherche la meilleure façon de se mettre au service d’une vie meilleure pour tous.

Campagne de diabolisation

Pour son engagement au Congo, il a eu à supporter des coups qu’il a encaissés en lieu et place de nous Congolais parfois distraits par l’événementiel et le bassement matériel. Dans ce monde dominé par des intérêts égoïstes, très peu comprenaient pourquoi ce blanc au cœur noir avait quitté son pays pour vivre dans les quartiers populaires de Kinshasa. En effet, Ludo a vécu à Matonge et avait son champ d’action à Masina, à Kimbaseke, au Camp Luka, bref dans la périphérie périphérique de Kinshasa. Pour certains, il venait chercher fortune. « Pauvres fous qui croient que rien n’est grand parce que eux-mêmes sont petits ». Ces critiques, ces insinuations, venaient essentiellement des milieux de la presse belge dont le but inavoué était de démobiliser autour de Ludo Martens en le diabolisant. Combatif, il a eu à remettre les auteurs de ces insinuations à leur place : « Il ne me serait jamais venu à l’esprit de demander le moindre centime à un pays qui a été pillé, ruiné et anéanti par l’Occident et son bichon Mobutu. Le responsable des finances du Parti du Travail de Belgique sait que mon travail au Congo coûte plus de 300.000 francs par an, payés par les cotisations des travailleurs, infirmières, employés, professeurs et médecins belges… ».

Un homme des cités populaires

En effet, il s’installait toujours un centre d’attraction, partout où s’installait Ludo Martens. Car, il savait créer une vie publique pour une bonne éducation politique. Ludo Martens apprenait, en effet, aux Congolais à se fabriquer une armure contre toute forme d’exploitation. Il les aidait à aller de l’assistance à la libération. Cette lutte ne pouvait pas plaire à ceux qui voulaient créer en Rdc les conditions d’assistance permanente et éternelle, donnant ainsi aux Congolais l’image dramatique d’un mendiant qui se sert d’un bol en or massif pour demander de l’aumône. Pour ce faire, Ludo Martens a travaillé dur sous le soleil caniculaire de Kinshasa ou d’autres provinces de la Rdc. Il fait ici son propre témoignage : « J’ai donné des dizaines de conférences dans les quartiers populaires de Kinshasa, de Kikwit et de Lubumbashi.

En trois ans, j’ai donné quelque 20 heures d’interviews aux deux télévisions nationales et à celles de Lubumbashi et Kikwit ». Ludo Martens n’a jamais eu des gardes même pendant des périodes troubles où il n’était pas facile d’être blanc dans les rues de Kinshasa. Son discours accroche au point de devenir subversif pour les partisans du néocolonial, parmi lesquels Huismans à qui Ludo Martens fait cette remarque : « Monsieur Huismans peut aller demander, à peu près partout au Congo, ce que les gens des « cités » pensent de mes exposés. Si cela le tente, il pourrait organiser une confrontation entre son informateur « congolais » Mayele et moi-même, dans n’importe quel quartier populaire de Kinshasa. Il verra ce qui inquiète le plus « les Congolais » : mon analyse de la guerre au Congo ou le rôle que le sieur Mayele a joué en faveur des agresseurs rwandais… ». Et Ludo de poursuivre : « Huismans s’est également entretenu avec un « coopérant » qui prétend qu’à Kinshasa et Lubumbashi, Ludo Martens « excite contre les Belges, et surtout contre les Américains, les jeunes chômeurs qui suivent des formations dans les Comités du Pouvoir populaire ». Suite à ces « excitations » de ma part, des « jeunes en colère » auraient « agressé des journalistes belges qui accompagnaient Louis Michel » aux funérailles de Kabila ». Comme on le voit Ludo Martens, prophète de la lutte anti-impérialiste, a été plus d’une fois, le bouc-émissaire des valets du néocolonialisme dont l’arme, on s’en souvient, c’est la diabolisation en touchant la corde sensible de l’opinion impérialiste. C’est ainsi que, dans un pays où les dirigeants affichaient les attitudes anti-impérialistes, il fallait un bouc-émissaire, quelqu’un pour payer à la place de tous.

Ludo n’a jamais eu besoin de s’offrir en martyr, mais en combattant contre toute injustice, même celles qui le frappaient lui. Il s’inscrit en faux contre certaines critiques : « J’ai écrit des centaines de pages et tenu des dizaines de conférences autour d’un seul thème central. Le Congo se trouve aujourd’hui dans une situation de destruction presque complète et de misère criarde parce que, depuis son indépendance, il a toujours été dominé et exploité par les multinationales et banques occidentales. Parce qu’il a été dirigé par des politiciens congolais qui n’ont donné qu’une façade noire à la continuation du contrôle par l’impérialisme. Le Congo ne sortira de l’enfer inhumain dans lequel il est plongé aujourd’hui que lorsqu’il aura mis en place un pouvoir politique nationaliste fort. Ce n’est qu’en organisant et en mobilisant toute la population que l’on assurera l’indépendance et la souveraineté du Congo et que l’on pourra entamer un développement économique qui résoudra vraiment les problèmes économiques et culturels des masses populaires ».

Le discours de Ludo Martens sur base d’une conscience historique lucide, est différent de celui de tous ceux qui réfléchissent au jour le jour, au gré de ce qu’ils ont dans le ventre, ceux qui font aujourd’hui une critique à la surface sur la situation de la Rdc. Autant Ludo Martens était convaincu par le travail politique, l’homme peut tout changer le destin de son pays, jusqu’à soulever des montagnes, autant il avait conscience des obstacles à franchir face à l’impérialisme à la peau dure et aux impérialistes sans cesse aux aguets contre tout discours de changement. Que son âme repose en paix.

6.06.2011

Ludo Martens (1946 - 2011)

Kameraden en vrienden,

droef nieuws voor progressief België, Ludo Martens, oud-voorzitter van de Partij van de Arbeid is gisteren overleden.

Ik ken kameraad Martens natuurlijk van zijn 1 mei-toespraken, van zijn toespraken en lezingen, van enkele keren rond de tafel met hem te zitten en vooral van zijn vele zeer lezenswaardige boeken. Zijn boeken zijn nog steeds monumenten, Abo, een vrouw in Congo, Een andere kijk op Stalin, De Fluwelen Contrarevolutie, 10 jaar revolutie in Kongo, Een kwarteeuw Mei '68.

Dankzij het video project van IMAST kun je de man zelve nog bezig horen:

Pierre Mulele, ou la seconde vie de Patrice Lumumba from av_inem on Vimeo.



Kapitalisme of Socialisme? from av_inem on Vimeo.





Lees meer over Ludo Martens in de tekst van het Partijbureau van de PVDA.

6.02.2011

Rerum Novarum 2011

Kameraden en vrienden,

Vandaag is het Hemelvaart, maar vooral Rerum Novarum, dé hoogdag van de Christelijke Arbeidersbeweging.
Uw kameraad trok woensdagavond naar de Rerum Novarum-viering in Gent.

De Christelijke Arbeidsbeweging zou de Beweging niet zijn moest de viering van Rerum Novarum niet beginnen met een eucharistieviering. De dienst onder leiding E.H. André Quintelier stond in het thema 'Gods visioen: Iedereen Mee'.

Voor de liefhebbers, een bezinningstekst:

Gids visioen is: Iedereen mee!
Dat is concreet vertaald:
een dak boven het hoofd.
Een warme thuis,
brood op tafel.

Iedereen mee?
Dat is niets minder dan:
goed werk,
een redelijk loon;
geen glijdende werkuren op het ritme van de markt.

Iedereen mee?
Dat is maar volledig gerealiseerd met:
een verzekerd inkomen,
een verantwoorde invaliditeitsvergoeding,
een pensioen dat toelaat om rustig oud te worden.

Iedereen mee?
Dat is gezondheidszorg voor iedereen:
maatschappelijke veiligheid voor ook de meest kwetsbaren,
een plek voor elk,
een eigen bijdrage van ieder, hoe klein ook.

God-dank
omdat er nog zoveel inzet voor solidariteit is,
omdat er in onze beweging en in de samenleving
mensen blijven opstaan om ervoor te vechten.


Na de toespraak van Louis Vervloet, voorzitter van ACW Gent-Eeklo, volgde Greta d'Hondt, nationaal voorzitter van Welzijnszorg.
Haar toespraak was opmerkelijk. Ze voer in haar toespraak uit tegen de beschamende armoedecijfers in ons land, tegen het responsabiliseringsdiscours. Ze pleitte voor een betere besteding van de beschikbare middelen en gaf een niet mis te verstane zelfkritiek voor 'de beweging'. Lees meer in DeWereldMorgen.be

Lees ook over de toespraak van Patrick Develtere en van Ann Vermorgen.