11.17.2025

Dekolonisatie van de verbeelding: durven dromen als daad van verzet

Stamp Media brengt deze week een stuk over Afrofuturisme, dekolonisatie van dromen. Een leuk essay van Patricia da Costa. 

 


Kolonisatie rooft niet alleen land, maar ook de mogelijkheid tot dromen. Generaties groeiden op zonder zichzelf ooit als held of toekomstdrager te zien. In dit essay onderzoekt Patricia da Costa de impact van de (de)kolonisatie van verbeelding. “Wat blijft er van je verbeelding over, wanneer je dromen als onmogelijk worden verklaard?”

De Franse psychoanalyticus en denker Frantz Fanon schreef al in zijn boek ‘Black skin, white masks’ dat kolonisatie niet stopt bij het koloniseren van land en grondstoffen, maar dat het verder gaat. “De gekoloniseerde heeft geleerd zichzelf te bekijken door de ogen van de kolonisator”, schreef hij.

Je hoeft daar niet eens lessen over te krijgen. Vaak begint het op schoolbanken, in films, maar ook in de gesprekken om ons heen, in wat wel of niet wordt verteld. Op mijn eigen school ging het over Afrika enkel in termen van slavernij, armoede en honger. Over alle acties die moeten worden gevoerd om daar te kunnen helpen.

Nooit ging het over wat er eigenlijk was vóór de slavernij en de Europese schepen. En daardoor leerden wij onbewust dat vóórdat Europa kwam, Afrika een leeg blad was dat pas ontstond wanneer iemand hen ‘ontdekte’.

De eenzijdigheid blijft daar. In veel westerse onderwijssystemen blijft het narratief over Afrika beperkt tot slavernij, armoede en conflict. Er wordt nauwelijks gesproken over de architectuur, tradities, politieke structuren of de geschiedenis vóór de slavernij. Dit voedt het idee van wat sommige denkers ‘historische amnesie’ noemen: een collectief geheugenverlies over wie de mensen waren voor de slavernij.

De gevolgen zijn zichtbaar. Negatieve percepties en representatie hebben gezorgd voor een vertekend beeld van Afrika. Oorlog, hongersnood, corruptie, ziektes en armoede lijken bijna ‘kenmerken’ van Afrika geworden. Zoals Japhace Poncian schrijft in ‘The persistence of Western negative perceptions about Africa: Factoring in the role of Africans’: de mainstream media versterkt dit narratief, maar doet er weinig aan om het te ontkrachten.

Afro-pessisme

Misschien is het niet genoeg om te zeggen dat zwarte mensen hun geschiedenis vergeten zijn. Volgens denkers uit de stroming van het Afro-pessimisme zoals Frank B Wilderson III, Saidiya Hartman en Jared Sexton, ligt het probleem veel dieper.  Zwart-zijn is volgens hen niet enkel een culture en raciale identiteit, maar een structurele positie buiten het mens-zijn. In dit beeld is het ‘noodzakelijk’ dat zwarte mensen lijden en ze niet worden gezien als mensen. Wilderson schrijft in Afropessimism’: “Zwarte mensen hebben geen analogie in de menselijke wereld. Geen droom, geen toekomst, geen verlossing is de slaaf gegund.”

De samenleving is gebouwd op de uitsluiting en instrumentalisering van zwarte lichamen. Het is niet dat zwarte mensen geen toekomst mogen hebben, maar dat het systeem zelf niet toelaat dat zij als toekomstdragers worden erkend. Het ontbreken van verbeelding is geen gevolg van een gebrek van te weinig representatie, maar wat Wilderson een ‘social death’ noemt: een toestand waarin je leeft, maar niet volledig wordt gezien als mens. Het is de diepgewortelde onmogelijkheid van zwarte toekomstverbeelding binnen een wit denkkader.

Afro-pessimisme is geen hoopvol kader, maar het maakt zichtbaar wat vaak onbenoemd blijft: dat dekolonisatie niet stopt bij taal of cultuur, maar bij het recht op jezelf in de toekomst te kunnen heroveren. En precies daar begint de radicaliteit van de volgende beweging: afrofuturisme.

En daar komt afrofuturisme om de hoek kijken, een artistieke en politieke beweging die zwarte mensen een plek geeft in denkbare toekomsten: technologisch, magisch, utopisch of dystopisch, maar steeds bevrijd van witte suprematie. Van Marvel’s Black Panther, waarin Wakanda een ongekoloniseerde Afrikaanse moderne staat is, tot in het sciencefictionboek ‘De Zaaier’ van Octavia E. Butler over een zwarte vrouw met een buitengewone gevoeligheid in een dystopische toekomst in de Verenigde Staten.

Afrofuturisme plaatst zwarte mensen als centrale figuren waarin alles mogelijk is en dat is wat het zo krachtig maakt. Het weigert om zwart-zijn enkel te koppelen aan trauma. Het is niet om het verleden te vergeten of als onbelangrijk te zien, maar als een weigering om het verleden als enige referentiepunt te hebben.

Voor mij persoonlijk betekent dit iets fundamenteels. Ik herinner me hoe ik als kind keek naar films en boeken zonder helden die op mij leken. Vandaag zie ik verandering: in Limbaverse van Will-Limba Moleka, met een Angolees hoofdpersonage, of in Spiderman: into the Spider-Verse waar een zwarte jongen de held is. Maar het gevoel dat je nergens echt thuishoort, blijft hangen.

Afrofuturisme doorbreekt dat. Het laat zien dat we in elke mogelijke tijd en ruimte kunnen bestaan. Het is een manier van heling, maar ook tegelijk een daad van verzet. Want dromen in vrijheid is een manier om koloniale erfenissen letterlijk te herschrijven.

Het recht tot dromen

En ja, het voelt soms onmogelijk. Hoe begin je met dromen wanneer het systeem je steeds opnieuw vertelt dat het niet voor jou is weggelegd? Misschien begint het klein: een verhaal, een film, een strip met hoofdpersonages die op jou lijken.

Dekolonisatie van de verbeelding is geen gek theoretisch idee. Het gaat over wie we durven te zien als toekomstdragers, wie we toestaan te dromen, en welke verhalen we vertellen over onszelf. Afrofuturisme gaat niet enkel over mooie fantasieën, maar het is een vorm van verzet. Het laat zien dat wij bestaan en onze verbeelding niet stopt bij de grenzen die ooit voor ons werden getrokken.

Misschien begint de heling net hier: niet door het verleden te vergeten, maar door het recht op dromen op te eisen. Zoals kunstenaar en denker Rasheedah Philips zegt: “Afrofuturisme is niet alleen een esthetiek, het is een strijd om tijd – om het recht om jezelf te zien in het verleden, heden én de toekomst.”

 

 

Stampmedia 

11.16.2025

"Voka is nu gansch het volk"

"De ware subsidieslurpers zijn niet die professoren en schrijvers die maandelijks in een academiezaal samenkomen, maar de arrogante bovenklasse die privévluchten vanuit Deurne naar Nice of Dubai door de belastingbetaler laat meefinancieren, maar dan met “werkingsmiddelen” in plaats van subsidies."  

 

 Op deze grijze zondag een lezenswaardige tekst van Jan Dumolyn over het besparingsbeleid van onze neoliberale Vlaamse regering. 

 


De N-VA luistert alleen nog naar de ondernemersclub Voka en heeft het traditionele culturele nationalisme definitief losgelaten, schrijft Jan Dumolyn.

 

Er is al wat inkt over gevloeid, maar het blijft schokkend: de Vlaamse regering heeft drastisch gesnoeid in de subsidies voor kerninstellingen van het Nederlandstalige culturele en intellectuele leven. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde (Kantl) verliest tegen 2027 bijna de helft van haar werkingsmiddelen, zonder inhoudelijke evaluatie. Ons Erfdeel, dat decennialang de culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen bevorderde, ziet zijn steun gehalveerd en in een volgende fase nog verder teruggeschroefd. Ook de Ultimas verdwijnen – een schrijnend afscheid van wat ooit de Belgische Staatsprijzen voor Vlaamse Letterkunde waren, de eerste officiële erkenning voor auteurs als Guido Gezelle, Cyriel Buysse, Louis Paul Boon, Hugo Claus, Patricia De Martelaere en Kristien Hemmerechts. Eenzelfde besparingslogica treft de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB).

 

Met die kortzichtigheid ondergraaft Vlaanderen niet alleen zijn taal-, cultuur- en wetenschapsbeleid, maar ook een deel van de intellectuele infrastructuur waarop dat beleid generaties lang steunde. Voor het grote publiek zijn ze misschien onbekend of stoffig, maar academies voor taal, kunst en wetenschap gaat terug tot de 17de eeuw, toen Europa kennis en cultuur begon te organiseren in instellingen als de Académie française en de Royal Society.

 

Het waren aanvankelijk natuurlijk elitaire genootschappen die de natievorming moesten ondersteunen, maar ze groeiden uit tot symbolen van de bijdrage van wetenschap, kunsten, geschiedenis, taal en cultuur aan de maatschappelijke ontwikkeling. In de oorspronkelijk uitsluitend Franstalige Belgische context kregen de Vlaamse academies bovendien een emancipatorische functie. Kantl en KVAB zijn nog altijd maatschappelijk relevant: ze stimuleren onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en versterken taal en cultuur. En dat alles voor een overheidssubsidie die binnen de Vlaamse begroting bijna niets voorstelt.

 

De Vlaamse culturele wereld trok fel van leer tegen bevoegd minister Caroline Gennez (Vooruit). Filosofe Tineke Beeckman (DS 22 oktober) hekelde naar aanleiding van deze bezuinigingen het typische beoordelen van cultuur op ofwel economisch nut (door de rechterzijde) ofwel moreel activisme (door links). Zij pleitte voor de intrinsieke waarde ervan. Schrijver Christophe Vekeman (DS Weekblad 25 oktober) verweet Gennez een dedain voor het culturele verleden zelf. Niet dat er zonder zulke academies of Groot-Nederlandse initiatieven nu plots geen waarde aan de schone kunsten en letteren meer gehecht zou worden uiteraard. Impulsen tot creativiteit en vernieuwing komen van onderuit. Maar vanuit historisch standpunt is die cultuuraverse kleinburgerlijkheid van de Vlaamse regering wel een symbolisch breukmoment.

 


Hefboom voor emancipatie

 


Zowel de Vlaamse beweging, de socialisten en de christendemocraten beschouwden traditioneel taal en cultuur als een fundamentele hefboom voor emancipatie. Het Nederlands moest toegang bieden tot onderwijs, maatschappelijke participatie, zelfontplooiing en economische ontwikkeling. De flamingante socialist August Vermeylen benadrukte dat de taalstrijd een middel daartoe was, geen doel op zich. Hij stond aan de wieg van de vernederlandsing van de Gentse universiteit.

 

In dat streven naar geestelijke ontvoogding werd ook aan de letterkunde veel belang gehecht. De Vlaamse beweging had trouwens zelf ooit avant-gardistische schrijvers zoals Paul van Ostaijen en Wies Moens. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de Vlaamse literatuur zich echter kosmopolitischer en progressiever, met Claus en Boon als vrijgevochten boegbeelden. Priester-dichters moesten nu plaats maken voor maatschappijkritiek. Maar ook toen zou geen enkele politicus erover gedacht hebben de grote Vlaamse schrijvers niet meer op een voetstuk te plaatsen.

 

Vandaag breekt de Vlaamse regering dus nog wat meer met zijn emancipatorische tradities: taal en cultuur lijken geen hefboom meer. Maar die koerswijziging heeft diepere sociologische wortels. De Vlaamse kapitalistische elite die zich na de oorlog ontwikkelde, heeft nooit veel interesse betoond in cultuur of mecenaat, het bleef in hoofdzaak beperkt tot statusvertoon en lidmaatschap van societyclubs. Cultuur was voor veel hardwerkende ondernemers altijd een luxe en geen maatschappelijke noodzaak. Het huidige beleid is daar een logisch vervolg op: cultuur wordt gemeten aan economisch nut, niet aan intrinsieke waarde of identiteit. Vandaag zijn de kunstenaars en schrijvers die zichzelf Vlaamsgezind noemen bovendien op de vingers van een hand te tellen, maar de liefde komt ook niet van de andere kant.

 

De N-VA luistert nu blijkbaar alleen nog naar de ondernemersclub Voka en lijkt het traditionele culturele nationalisme definitief te hebben losgelaten – waarmee ik zeker niet wil suggereren dat alle Voka-leden cultuurbarbaren zijn. Zelfs de eigen Vlaamse Volksbeweging en de IJzertoren zetten ze op droog zaad. Vooruit en CD&V volgen slaafs dat beleid. Wat overblijft, is een soort centennationalisme en veel getoeter over technologische ontwikkeling en Vlaamse veerkracht. Jozef Deleu, de oprichter van Ons Erfdeel, waarschuwde al in de jaren 80 voor dat soort tamme middelmatigheid. Het is dan ook ironisch dat ook zijn erfenis nu wordt wegbezuinigd.

 

Maar ook links verzaakt dus aan zijn plicht. Het ideaal van volksverheffing – cultuur voor iedereen, ongeacht inkomen – werd eigenlijk al in de jaren 70 overboord gegooid.

 


Zogenoemde expats

 


Waar het Vlaams-nationalisme ooit taal zag als instrument van emancipatie, gebruikt de N-VA die taal nu eerder om te disciplineren. Migranten en anderstalige jongeren worden geconfronteerd met een hiërarchie van talen: alleen het Nederlands telt, hun moedertaal wordt bestraft of gemarginaliseerd. Die energie zouden we misschien beter gebruiken om onze anderstaligen intensief met de Nederlandse letterkunde te confronteren. Maar de zogenoemde expats – een woord dat ik nooit echt heb gesnapt, maar waarvan ik denk dat het ‘rijke migrant’ betekent – mogen natuurlijk wél overal ongehinderd Engels gebruiken. Ook aan de universiteiten, waar het Nederlands langzaam maar zeker doodgeknepen wordt.

 

Het idee dat echte levensvervulling voortkomt uit wetenschappelijke ontwikkeling of kunstzinnige ervaring, los van economische toepassing, klinkt hopeloos ouderwets. Maar literatuur, muziek, natuurobservatie of zuivere wiskunde zijn niet elitair – die misvatting bestaat jammer genoeg ook bij progressieven. Elitair zijn rijke mannen die met helikopters hun bedrijfsfeesten aandoen en er de werknemers gratis worsten en schlagermuziek voorschotelen. Of voetbalploegen kopen en daarom in de pers als ‘grote meneer’ betiteld worden. De ware subsidieslurpers zijn niet die professoren en schrijvers die maandelijks in een academiezaal samenkomen, maar de arrogante bovenklasse die privévluchten vanuit Deurne naar Nice of Dubai door de belastingbetaler laat meefinancieren, maar dan met “werkingsmiddelen” in plaats van subsidies.

 

Misschien moeten onze Vlaamse ministers Hendrik Consciences roman Baas Gansendonck nog eens lezen. Die rijke, maar ongeletterde herbergier uit de Kempen ging ten onder aan inhaligheid, hoogmoed en een gebrek aan zelfkritiek. Steeds meer lijkt hij het spiegelbeeld van onze zelfgenoegzame Vlaamse bovenklasse te worden.

 

 

11.15.2025

"Soedan heeft vrede nodig"

Het immens interessante Tricontinental heeft zeer lezenswaardige update over Soedan.

 

 

Sudan Needs Peace Now

With more than a quarter of the population displaced, numerous documented war crimes, and widespread hunger, Sudan faces unthinkable violence and deprivation as much of the world falls silent.


What is the reality on the ground in Sudan?

On 15 April 2023, war broke out between the Sudanese Armed Forces (SAF) – led by the head of the Transitional Military Council, General Abdel Fattah al-Burhan – and the Rapid Support Forces (RSF) – led by Lieutenant General Mohamed ‘Hemedti’ Hamdan Dagalo. Since then, backed by various governments from outside of Sudan, the two sides have fought a terrible war of attrition in which civilians are the main victims. It is impossible to say how many people have died, but clearly the death toll is significant. One estimate found that between April 2023 and June 2024 alone the number of casualties was as high as 150,000, and several crimes against humanity committed by both sides have already been documented by various human rights organisations. At least 14.5 million Sudanese of the population of 51 million have been displaced. The people who live in the belt between El Fasher, North Darfur, and Kadugli, South Kordofan, are struggling from acute hunger and famine. A recent analysis by the UN’s Integrated Food Security Phase Classification found that around 21.2 million Sudanese – 45% of the population – face high levels of acute food insecurity, with 375,000 people across the country facing ‘catastrophic’ levels of hunger (i.e., on the brink of starvation).

Since the war began, hundreds of thousands of internally displaced people sought refuge in El Fasher, then held largely by the SAF. Roughly 260,000 civilians were still there in October 2025 when the RSF broke the resistance, entered the city, and carried out a number of documented massacres. Among those killed were 460 patients and their companions at the Saudi Maternity Hospital. The city’s fall has meant that the RSF is now largely in control of the vast province of Darfur, while the SAF holds much of eastern Sudan – including Port Sudan, the country’s access to the sea and international trade – as well as the capital city of Khartoum.

There is no sign of de-escalation at present.

Why are the SAF and the RSF fighting?

No war of this scale has one simple cause. The political reason is straightforward: this is a counter-revolution against the 2019 popular uprising that succeeded in ousting President Omar al-Bashir, who governed from 1993 and whose last years in power were marked by rising inflation and social crisis.

The left and popular forces behind the 2019 uprising – which included the Sudanese Communist Party, the National Consensus Forces, the Sudanese Professional Association, the Sudan Revolutionary Front, the Women of Sudanese Civic and Political Groups, and many local resistance and neighbourhood committees – forced the military to agree to oversee the transition to a civilian government. With the assistance of the African Union, the Transitional Sovereignty Council was established, composed of five military and six civilian members. Abdalla Hamdok was appointed prime minister and judge Nemat Abdullah Khair chief justice, with al-Burhan and Hemedti on the council as well. The military-civilian government wrecked the economy further by floating the currency and privatising the state, thereby making gold smuggling more lucrative and strengthening the RSF (this government also signed the Abraham Accords, which normalised relations with Israel). The policies of the military-civilian government exacerbated the conditions toward the showdown over power (control over the security state) and wealth (control over the gold trade).

Despite their roles on the council, al-Burhan and Hemedti attempted coups until succeeding in 2021. Having set aside the civilians, the two military leaders went after each other. The SAF officers sought to preserve their command over the state apparatus, which in 2019 absorbed 82% of the state’s budgetary resources (as confirmed by Prime Minister Abdalla Hamdok in 2020). They also moved to retain control of its enterprises, running more than 200 companies through entities such as the SAF-controlled Defence Industries System (estimated $2 billion in annual revenue) and capturing a significant share of Sudan’s formal economy across mining, telecommunications, and import-export commodity trade. The RSF – rooted in the Janja’wid (devils on horseback) militia – tried to leverage the autonomous war economy centralised around the Al Junaid Multi-Activities Corporation, which controls major gold-producing areas in Darfur and about half a dozen mining sites, including Jebel Amer. Since 50–80% of Sudan’s overall gold production is smuggled (as of 2022) – mainly to the UAE – rather than officially exported, and since the RSF dominates production in western Sudan’s artisanal mining zones (which account for 80–85% of total production), the RSF captures huge sums from gold revenue every year (estimated at $860 million from Darfur mines alone in 2024).

Beneath these political and material contests lie ecological pressures that compound the crisis. Part of the reason for the long conflict in Darfur has been the desiccation of the Sahel. For decades, erratic rainfall and heatwaves due to the climate catastrophe have expanded the Sahara Desert southward, making water resources a cause of conflict and sparking clashes between nomads and settled farmers. Half of Sudan’s population now lives with acute food insecurity. The failure to create an economic plan for a population wracked by rapid changes in weather patterns – alongside the theft of resources by a small elite – leaves Sudan vulnerable to long-term conflict. This is not just a war between two strong personalities, but a struggle over the transformation of resources and their plunder by outside powers. A ceasefire agreement is once more on the table, but the likelihood that it will be accepted or upheld is very low as long as resources remain the shining prize for the various armed groups.

What are the possibilities of peace in Sudan?

A path toward peace in Sudan would require six elements:

  1. An immediate, monitored ceasefire that includes the creation of humanitarian corridors for the transit of food and medicines. These corridors would be under the leadership of the Resistance Committees, which have the democratic credibility and networks to deliver aid directly to those in need.
  2. An end to the war economy, specifically shutting down the gold and weapons pipelines. This would include imposing strict sanctions on the sale of weapons to and the purchase of gold from the UAE until it severs all relations with the RSF. Export controls at Port Sudan must be implemented as well.
  3. The safe return of political exiles and the start of a process to rebuild political institutions under a civilian government elected or supported by the popular forces – mainly the Resistance Committees. The SAF must be stripped of its political power and economic assets and subjugated to the government. The RSF must be disarmed and demobilised.
  4. The immediate reconstruction of Sudan’s higher judiciary to investigate and prosecute those responsible for atrocities.
  5. The immediate creation of a process of accountability that includes the prosecution of warlords through a properly constituted court in Sudan.
  6. The immediate reconstruction of Sudan’s planning commission and its ministry of finance to shift surplus from export enclaves toward public goods and social protections.

These six points elaborate upon the three pillars of the African Union and the Intergovernmental Authority on Development’s AU-IGAD Joint Roadmap for the Resolution of the Conflict in Sudan (2023). The difficulty with this roadmap – as with similar proposals – is that it is dependent on donors, including actors that are implicated in the violence. For these six points to become a reality, outside powers must be pressured to end their backing of the SAF and the RSF. These include Egypt, the European Union, Qatar, Russia, Saudi Arabia, the UAE, and the United States. Neither this roadmap nor the Jeddah channel – a Saudi-US mediation track launched in 2023 that focuses on short truces and humanitarian access – includes Sudanese civilian groups, least of all the Resistance Committees.

 

Tricontinental 

11.14.2025

Beweging.net: "Politieke inmenging subsidies middenveld kwalijk precedent"

 


 

Gisteren maakte de Vlaamse regering haar beslissing over de subsidies voor de middenveldorganisaties bekend. Het resultaat: boven op de twaalf organisaties die een negatief advies van de beoordelingscommissie ontvingen, worden ook de subsidies voor zes positief beoordeelde organisaties stopgezet of sterk teruggeschroefd. ‘Organisaties verliezen het gevoel dat ze kritisch mogen zijn.’

Na wekenlange discussies werd gisteren dan toch eindelijk de knoop doorgehakt over de subsidies van de 136 erkende socio-culturele organisaties. De werkingssubsidies voor de Vlaamse middenveldorganisaties worden om de vijf jaar toegekend. Voorafgaand ondergaan alle organisaties een grondige evaluatie van hun werking. Een onafhankelijke beoordelingscommissie geeft op basis van die doorlichting een advies aan de Vlaamse regering.

Die objectieve beoordelingscommissie gaf twaalf organisaties – waarvan enkele met Vlaams-nationalistische achtergrond zoals het Vlaams-Kruis en de Vlaamse Volksbeweging – een negatief advies. Dat viel in slechte aarde bij N-VA. De partij reageerde door de onafhankelijkheid van de beoordelingscommissie in twijfel te trekken. Door de politieke koehandel die volgde op het negatief advies voor de Vlaamsgezinde organisaties, verliezen nu ook twee linksgeoriënteerde organisaties hun subsidies. Vier organisaties krijgen ‘een tweede kans’. In de praktijk betekent dat zij financieel worden afgestraft door amper het wettelijk minimum te ontvangen.

Gewelddadig extremisme

Onder die organisaties bevindt zich ook GetBasic, de vzw achter nieuwssite De Wereld Morgen. Reden voor de beslissing om de linkse organisaties ondanks hun positieve beoordeling op droog zaad te zetten, zou volgens de regering steun aan organisaties met gewelddadig extremisme zijn. Daarmee doelt de regering op Code Rood, een organisatie die klimaatacties en pro-Palestijnse protesten organiseert. In de marge van die protesten kwam al eens materiele schade voor.

De Wereld Morgen laat in een open brief weten dat noch zij, noch een van de andere getroffen organisaties ooit hun steun uitspraken voor de acties van Code Rood: ‘Voor de duidelijkheid: geen enkele van de geviseerde organisaties was betrokken bij de vernielingen die door Code Rood zijn aangericht en geen ervan steunt die. Maar als je wil dat activisten leren hoe ze zich binnen de democratische ruimte kunnen verzetten, is het laatste wat je moet doen de organisaties die hen dat willen leren subsidies afnemen.’

N-VA neemt revanche

De nieuwssite is echter al langer een doorn in het oog van N-VA. Zo liet toenmalig minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) De Wereld Morgen twee jaar geleden doorlichten toen het na de vernieling van een Palestijns ziekenhuis de kant van de Palestijnen kozen. Niet toevallig op een moment waarop Bart De Wever (N-VA) zei ‘resoluut de kant van het licht en dus Israël’ te kiezen. ‘Wij konden ons niet van de indruk ontdoen dat het probleem van de N-VA niet zozeer was dat we een kant kozen, maar dat we niet aan hun kant gingen staan’, aldus De Wereld Morgen.

Het afnemen van de subsidies lijkt dus vooral politiek gemotiveerde revanche, eerder dan een eerlijk en gemotiveerd beleid. Dat vreest ook Hanne Geukens, directeur van De Federatie, de sectorvereniging van socio-culturele organisaties. ‘Organisaties verliezen het gevoel dat ze kritisch mogen zijn, dat ze mogen experimenteren, dat ze mogen vallen en opstaan. Het is bovendien een onverantwoorde beslissing en een alarmerend precedent dat rechtszekerheid van groepen burgers en organisaties tot nul herleidt.’

Experts door regering aangesteld

Geukens vindt het bijzonder kwalijk dat het oordeel van de beslissingscommissie niet alleen in de wind wordt geslagen, maar ook in twijfel getrokken wordt. ‘De commissie werkt met een grote groep experten met diverse achtergronden. Bovendien werden ze allemaal door de regering goedgekeurd. Het trieste politieke schouwspel dat zich de afgelopen weken voltrok, staat mijlenver af van het werk van de commissie. Voor haar advies gaat ze zeker niet over een nacht ijs. Elke beslissing wordt gemotiveerd en volgens neutrale parameters genomen. Dat hen nu wordt verweten linkse organisaties te bevoordelen, klopt gewoon niet. Er zijn ook vandaag nog organisaties met een rechtse insteek die subsidies ontvangen.’

‘Deze beslissingen zijn niet te motiveren binnen de eigen beleidskaders. Hiermee overschrijdt de Vlaamse regering een cruciale grens. Dit zijn intentieprocessen die geen enkele juridische grond hebben. En dus volslagen willekeur, om te raken wie men wil raken’, zegt Geukens strijdvaardig. ‘We gaan dan ook in gesprek met de getroffen organisaties om te zien wat de volgende stappen zijn.’

Mond snoeren

Ook algemeen directeur van beweging.net Liesbeth De Winter spreekt van een ongekend en gevaarlijk precedent. ‘Het feit dat de politiek kan ingrijpen in een procedure bij echte fouten, is op zich positief. Ook in deze beslissing zijn onderliggend enkele fouten rechtgezet. Maar tegelijk merk je dat op een voorheen ongekende basis, zonder duidelijke motivering of bewijs, enkele organisaties worden gestraft.’

‘De beslissing geeft de indruk een afrekening te zijn voor een kritische houding en andere mening. Dat is hoogst problematisch’, stelt De Winter. ‘Het is een niet mis te verstaan signaal naar anderen, zwijg of we zullen u financieel het zwijgen opleggen. Dat soort praktijken mogen we in een democratie niet tolereren.’

 

 

 

Artikel in Visie 

 

 

Leo from Chicago

Op deze vrijdag een interessante documentaire.

Het Vaticaan heeft een documentaire gedropt over de jeugdjaren van Paus Leo XIV. 


The Vatican media documentary about the roots of Robert Francis Prevost in his native United States. It follows an itinerary that begins with his childhood in Dolton, through the memories of his brothers Louis and John, and continues among schools and universities, communities and parishes, featuring the voices of confreres, teachers, classmates, and longtime friends. A production of the Vatican Dicastery for Communication, in collaboration with the Archdiocese of Chicago and the Apostolate El Sembrador Nueva Evangelización (ESNE), broadcast on the official channels of Vatican Radio – Vatican News.

 

Veel kijkplezier