Bert Roebben schreef een interessante tekst over het 'christendom en politiek', over extreem-rechts en over solidariteit.
Jezus trekt
de kaart van de solidariteit. Hij steekt zijn nek uit en durft het onrecht
met name noemen en uitroeien. Het doet denken aan de woedende Jezus die de
kooplui uit de tempel jaagt. Hij laat het niet gebeuren dat je de waardigheid van God
besmeurt. Vandaag gaat Jezus nog een stap verder. Hij zegt vastberaden: zo ga
je niet met de menselijke waardigheid om.
Zoals de tempel een heilige plek is, zo is de mens een heilige plek.
Mensen verdienen respect om wie ze zijn: namelijk als mensen. Wat ook hun herkomst,
kleur, religie of seksuele geaardheid is. Jezus doet aan politiek. Zijn woorden
hebben een politieke betekenis. Geen partijpolitiek of vriendjespolitiek, maar
waarachtige politiek, in de zin van een moedige keuze voor het goede leven,
voor elke mens, als persoon en in gemeenschap. Daarbij hoort zowel een
“zalig”-uitspraak als een “o wee”-standpunt. Gerechtigheid houdt ook in dat het
kwaad met name genoemd wordt.
In de
afgelopen dagen hebben twee nieuwe profeten zich aangediend. Ik denk aan bisschop Mariann Edgar Budde in de Verenigde Staten, die president Trump
opriep tot “mercy” – mededogen met de kwetsbare burgers van zijn land. Ik denk
aan paus Franciscus die vorige week de Amerikaanse bisschoppen een hart onder
de riem stak door hen te steunen in hun strijd tegen vreemdelingenhaat – en
daarbij geen harde woorden spaarde voor de nieuwe regering. Soms moet de
werkelijkheid met name genoemd worden. In naam van het recht, van het leven,
van de mens. Geen “zalig” zonder “o wee”…
Beste
vrienden, het zijn donkere tijden. De wereldpolitiek belooft niet veel goeds.
Velen van ons zijn bang of voelen zich onzeker. Wat ons het meest verontrust,
is onze machteloosheid. We lijken de speelbal te zijn van krachten die wij niet
gekozen hebben. Wij die hopen op gerechtigheid, wij die bidden voor een betere
wereld, wij die de handen uit de mouwen steken voor het welzijn van medemensen,
wij vragen ons af of er nog wel plaats is voor waarachtige politiek, voor de
politiek van profeet Jeremia, profeet Jezus, bisschop Budde en paus Franciscus. Soms zou een
mens durven twijfelen aan de mensheid. Wij kunnen echter iets doen, iets
haalbaars, iets zaligs: blijven volharden in de broosheid, blijven geloven in
de kracht van de boom die kwetsbaar bij water staat en wacht op betere tijden.
Op de lente, op de frisheid van nieuwe twijgen, op de takken waarin vogels zich
komen nestelen, op de schoonheid die verdriet en onvrede doet vergeten.
Ik merk
dat mijn politiek verhaal een poëtisch randje krijgt. Blijven zoeken naar
woorden van goedheid, waarheid en schoonheid is de opdracht – vanuit de contrastervaring
van het tegendeel. Laten we ons met die woorden tot elkaar richten, elkaar
bemoedigen en omhelzen.
Wie denken durft, dat deze droom het houdt,
een vlam die kwijnt maar niet zal doven,
wie zich aan deze dwaasheid toevertrouwt,
al komt de onderste steen boven:
die zal kreunen onder zorgen,
die zal vechten in ’t verborgen,
die zal waken tot de morgen dauwt –
die zal zijn ogen niet geloven.
bron