Posts tonen met het label HIVA. Alle posts tonen
Posts tonen met het label HIVA. Alle posts tonen

10.20.2011

democratisering, gelijke kansen en 'diversiteit'

prof. dr. Ides Nicaise van het HIVA, heeft een opiniestuk geschreven over de triestige stand van zaken van de democratisering van ons onderwijs.
Deze tekst is een ware must en - mijns inziens - verplichte lectuur voor leerkrachten, ouders, scholieren en studenten.

Dit opiniestuk verscheen op DeWereldMorgen.be en in het steeds lezenswaardige magazine Verrekijkers.

Weg met ongelijkheid, lang leve de diversiteit?

Diversiteit is ‘in’. We spreken niet meer over democratisering van het onderwijs, en zelfs het refrein van de gelijke onderwijskansen is volgens sommigen afgezaagd. Is diversiteit misschien de nieuwe dekmantel voor een samenleving die ongelijkheid accepteert?

Diversiteit

In elk geval zijn nieuwe labels meer dan zomaar een nieuwe verpakking: ze weerspiegelen nieuwe visies. Hier gaat het om de gedachte dat mensen nu eenmaal van in de wieg verschillen, en dat het utopisch – soms zelfs verkeerd - is om die verschillen uit te willen vegen.

Allochtonen zijn meertalig, autisten kunnen goed concentreren op details, jongens evolueren anders dan meisjes… hoever willen we dan gaan in het gladstrijken van de ongelijkheid? Doen we de mensen geen geweld aan door hen per se gelijk te willen maken? Trouwens, zou de samenleving niet erg saai worden als iedereen op elkaar zou gelijken?

Het verschil tussen diversiteitsbenadering en gelijkheidsbenadering is te vatten in drie kenmerken:

Het eerste kenmerk gaat over kwalitatieve verschillen (niet ordinaal - ‘meer’ of ‘minder’ – maar ‘anders’) te vatten zijn. Ongelijkheid daarentegen wijst op kwantitatieve verschillen (de ene groep scoort minder goed op toetsen dan de andere).

Een tweede verschil in connotatie is dat diversiteit verwijst naar multidimensionale verschillen, terwijl ongelijkheid vaak ééndimensionaal wordt uitgedrukt. Al te vaak worden jongeren vastgepind op hun relatieve scores in wiskunde of taal. ASO-leerlingen scoren dan typisch beter dan hun leeftijdgenoten in het BSO. Wanneer worden er toetsen afgenomen in een sportdiscipline of houtbewerkingtechnieken?

Voor de maatschappij betekent diversiteit een verrijking, omdat verschillen elkaar aanvullen. Economen zouden wijzen op de theorie van de comparatieve voordelen: door specialisatie en vrije ruil ontstaan win-winsituaties.

Het is duidelijk dat de diversiteitsgedachte een verrassend nieuw licht werpt op verschillen tussen mensen. Toch wil ik hierbij enkele kritische geluiden laten horen.

Ongelijkheid tussen leerlingen

In naam van de diversiteit wordt beginnende leerkrachten op het hart gedrukt dat zij moeten differentiëren, zonder erbij te zeggen waarom of hoe. Je krijgt dan ook leerkrachten die overtuigd zijn dat zwakkere leerlingen op een trager tempo moeten leren, en hun ambities voor deze leerlingen verlagen.

Het is niet verwonderlijk dat de ongelijkheid tussen leerlingen daardoor vergroot. Ongelijkheid bestrijd je niet door om het even welke vorm van differentiatie. Je moet rekening houden met het ongelijke startniveau van leerlingen, maar ernaar streven dat de leercurven van leerlingen convergeren in plaats van te divergeren.

Jij bent beter met je handen

Bovendien blijken verschillen tussen individuen in verschillende vaardigheden vaak met elkaar samen te hangen: goede leerlingen in wiskunde zijn dat vaak ook in taal, en zelfs in muziek. Sociaal achtergestelde jongeren mogen dan bij geboorte bepaalde kostbare talenten hebben, vaak worden die door kansarmoede of discriminatie mee gefnuikt met de rest en scoren deze jongeren mettertijd over de hele lijn lager dan hun leeftijdgenoten uit bevoorrechte groepen.

Het vriendelijke label van diversiteit (’jij bent beter met je handen’) wordt dan de leugen waarmee men de ambitie laat varen om deze jongeren op te tillen tot waar hun genetische mogelijkheden misschien oorspronkelijk reikten.

Verschrompeld taalgevoel

Ik vrees ook dat ons onderwijs nog verre van rijp is voor de diversiteitsgedachte. Neem nu het Leerzorgdecreet: al meer dan tien jaar wordt er geruzied of het nu wel goed is om leerlingen met een beperking hun rechtmatige plaats in het regulier onderwijs te geven.

Of neem de meertaligheid van allochtonen: het mag bewezen zijn dat zij beter scoren op Frans of Engels, maar dat wordt nauwelijks in de verf gezet. Deze leerlingen worden op school gedwongen om niet alleen Frans en Engels, maar ook hun moedertaal opzij te zetten. Jonge allochtone ouders moeten in pover Nederlands met hun kinderen communiceren, waardoor het taalgevoel bij de kinderen verschrompelt. Meertalig onderwijs, onderwijs in eigen taal en cultuur, bicultureel onderwijs… worden afgebouwd.

Een ander voorbeeld is de levensbeschouwelijke diversiteit, die buitengewone kansen biedt tot wederzijdse kritische bevraging en herbronning. Veel Vlaamse scholen proberen ofwel in stereotiepe katholieke rituelen tot een maximale assimilatie te komen, ofwel verschuilen ze zich achter een steriele neutraliteitsgedachte en laten jongeren met hun zingevingsvragen in de kou staan. Negen op tien Vlaamse scholen laten door een hoofddoekenverbod aan jonge moslims voelen dat hun culturele en religieuze identiteit een bedreiging vormt voor henzelf en voor anderen.

En dan vraagt men zich af hoe het komt dat 40 procent van de allochtone jongeren hun secundair onderwijs niet voltooien. Of hoe diversiteit toch weer ongelijkheid wordt.

9.01.2011

duur gratis onderwijs

Vandaag begint het schooljaar opnieuw voor het leerplichtonderwijs. Een goed moment om eens stil te staan bij de nog steeds niet te onderschatten kostprijs van ons onderwijs.
Enkele interessante passages uit het weekblad Solidair:


In Vlaanderen is het basisonderwijs sterk gereglementeerd. Er bestaat een systeem van dubbele maximumfactuur die bepaalt welke kosten de scholen mogen aanrekenen aan de ouders. De scherpe maximumfactuur omvat activiteiten zoals toneelbezoek, sportactiviteiten, en schooluitstappen van één dag. Ook materialen die kinderen verplicht via de school moeten aankopen, vallen hieronder, zoals een verplicht schoolabonnement op een bepaald tijdschrift. De scherpe maximumfactuur bedraagt voor een kleuter 20 euro per schooljaar en voor een kind in de lagere school 60 euro. De minder scherpe maximumfactuur omvat de meerdaagse uitstappen tijdens de schooluren, zoals zeeklassen of plattelandsklassen. De minder scherpe maximumfactuur bedraagt voor een kleuter 0 euro en voor een kind in de lagere school 360 euro voor de volledige duur van het lager onderwijs.

In het secundair onderwijs swingt de factuur weer de pan uit. Volgens een studie van het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) van 2008, bedraagt de rekening die de ouders jaarlijks betalen gemiddeld 978 euro per kind ingeschreven in het secundair onderwijs. Want in tegenstelling tot het kleuter- en lager onderwijs, bestaat er geen specifieke reglementering die de maximumkosten die de scholen aan de ouders mogen vragen vastlegt.


Een van de gevolgen van die schoolkosten is dat ze een selectie-instrument worden bij het begin van het schooljaar. Het feit dat de scholen ondergefinancierd zijn, maakt dat ze nog meer geneigd zijn een beroep te doen op de portefeuille van de ouders. Sinds de jaren 80, is het aandeel van de financiering van het onderwijs in het bruto binnenlands product alleen nog maar verminderd.

De noden zijn nochtans schrijnend: het aantal leerlingen stijgt, de klassen zijn overbevolkt, zieke leraars worden niet altijd vervangen, er is te weinig materiaal, infrastructuur raakt vervallen, er zijn te weinig scholen... Dit gebrek aan financiële middelen weegt onvermijdelijk zwaar op het budget van de gezinnen. Want om de tekorten bij te spijkeren, moeten de ouders remediëringcursussen betalen, boeken, de opvang, het vervoer, en vele andere schoolbenodigdheden.


meer lezen: KBS: 'onderwijs dagelijkse kost?', Schuld Op School en natuurlijk bij de Oproep voor een Democratische School.