Posts tonen met het label Ronald Reagan. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Ronald Reagan. Alle posts tonen

9.15.2024

de Heritage Foundation van Star Wars tot Project 2025

Vandaag aandacht voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. En dan vooral over de extreem-rechtse denktank achter republikeins kandidaat Donald Trump, de Heritage Foundation.

 

 

 

 Lees het draaiboek gerust zelf:


 

 





In 1986 publiceerde progressieve uitgeverij EPO een excellent boek van twee politicologen van de VUB, Robert Berloznik en Patrick De Boosere, Star Wars.
Daarin werd uitgebreid gekeken naar de toenmalige president van de VS, Ronald Reagan. Achter diens extreem-rechtse beleid zat de toen nog jonge Heritage Foundation. 

 



 

 

Een uittreksel:

 

De Heritage Foundation

Aan de Massachusetts Avenue 214 in Washington D.C. in een statig wit gebouw dat uitkijkt op Capitol Hill huist de Heritage Foundation.

Ondanks haar vrij recente oprichting in 1973 behoort ze vandaag tot de belangrijkste Amerikaanse politieke think tanks. Een ploeg van honderd permanente medewerkers zorgen voor een gestadige stroom aan publicaties in de vorm van rapporten, brochures, tijdschriften en boeken. De hoofdaandacht van het studiewerk van de Heritage is toegespitst op vier grote domeinen: binnenlandse politiek en in het bijzonder de economische politiek; buitenlandse politiek en defensie; de Verenigde Naties; en Azië. Jaarlijks produceert de stichting over die onderwerpen een kleine honderd publicaties en rapporten. De Heritage omschrijft haar opdracht zelf als ‘onderzoeks- en studieprogramma’s die tot doel hebben de stem van het verantwoordelijke conservatisme te laten horen in Washington D.C., doorheen de gehele Verenigde Staten en in de hoofdsteden van de wereld.’

De Heritage is een uitgesproken militant rechtse instelling. Ze komt er openlijk voor uit dat haar studiewerk de zaak van de conservatieve revolutie moet dienen. Heritage gaat prat op haar Resource Bank, een nationale databank van zo’n 1600 onderzoekers en onderzoekscentra zijn aangesloten. Aan de werking van die databank besteedt de stichting meer dan 15% van haar budget. Heritage heeft zichzelf de rol toebedeeld om de beste ideeën van ’s lands conservatieve denkers te concentreren. Willa Ann Johnson, hoofd van de Resource Bank en voormalig plaatsvervangend directeur van de personeelsafdeling op het Witte Huis onder Reagan, ziet de databank als een katalysator. ‘Voor de eerste keer’, stelt ze vast, ‘bestaat er een breed conservatief politiek netwerk dat actief werkt op een nationale basis.

De Heritage Foundation liep vooral in de kijker toen Reagan zijn presidentszetel veroverde. Algauw bleek dat de Heritage meer dan een voet binnen had in het Witte Huis. De stichting had al haar krachten ingezet om Reagan aan zijn zetel te helpen en nu was ze vast van plan om hem ook te vertellen wat hij moest doen. Tijdens het overgangskabinet van Reagan in november 1980 zorgde de Heritage voor de publicatie van wat een ‘blauwdruk voor een conservatieve regering’ werd genoemd. Niet minder dan 250 academici, leden van vroegere republikeinse administraties en andere medewerkers hadden aan dit regeringsontwerp meegewerkt. Het rapport telde meer dan 3.000 pagina’s opgedeeld in twintig boekdelen. Een verkorte vorm van het rapport dat de titel droeg ‘Mandate for Leadership: Policy Management in a Conservative Administration’ werd uitgegeven in paperback en stond gedurende drie weken bij de bestsellers van de Washington Post. Nog nooit had een president die het Witte Huis betrok de beschikking gehad over een zo gedetailleerd politiek platform en nog nooit had een privé-organisatie zo nadrukkelijk gewogen op het tot stand komen van de presidentiële politiek. Het document werd voor de televisiecamera’s officieel in ontvangst genomen door Edwin Meese II, toen directeur van het overgangsteam van Reagan en inmiddels minister van Justitie. In maart 1982 ging Edwin Feulner, voorzitter van de Heritage sinds 1977, er prat op dat de Reagan-administratie al 61% van de 1.270 aanbevelingen van het rapport had uitgevoerd.

De Heritage Foundation bleef trouwens ook na de intrede van Reagan in het Witte Huis nauw samenwerken met de presidentiële staf. Minstens 11 voormalige medewerkers kregen een plaatsje in de nieuwe administratie toegewezen. Feulner weigerde een officiële benoeming die hem tot aftreden zou dwingen als voorzitter van de Heritage en Meese benoemde Feulner tot politiek adviseur en voorzitter van de Advisory Commission on Public Diplomacy die toezicht houdt op het Internationaal Communicatie Agentschap van de Amerikaanse overheid (U.S. International Communication Agency).

Vanzelfsprekend zou Reagan bij zijn herkiezing in 1984 opnieuw kunnen gebruik maken van de trouwe diensten van de Heritage Foundation. Er werd een tweede rapport gepubliceerd met een titel die niets aan duidelijkheid te wensen laat: ‘Mandate for Leadership II: Continuing the Conservative Revolution’ (Mandaat voor een leiderschap II, de verderzetting van de conservatieve revolutie).

Op de achterflap van de paperbackeditie van het tweede rapport wordt Edwin Meese III geciteerd: ‘Ik ben er sterk van overtuigd dat ‘Mandate for Leadership II: Continuing the Conservative Revolution’ een van de meest betekenisvolle en beste dingen zal zijn waarover president Reagan en zijn medewerkers zullen kunnen beschikken om hen in de komende jaren te leiden. Zoals ik Ronald Reagan ken, weet ik dat hij persoonlijk gebruik zal maken van Mandate II en dat het een belangrijke bijdrage zal zijn voor wat er in de komende jaren in dit land zal gebeuren.’

Op het banket ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de oprichting van de Heritage Foundation in 1983 heette de belangrijkste spreker Ronald Reagan. In zijn toespraak zei de president: ‘Het zijn niet de hoeveelheid geld, het aantal mensen of de grootte van de kantoren die de invloed van de Heritage aangeven. Jullie veelvuldige publicaties, actualiteitsgericht onderzoek, politieke nota’s, seminaries en conferenties geven goed jullie enorme invloed aan op Capitol Hill en – geloof me grif, ik weet het – op het Witte Huis.’

De man die het initiatief nam om de Heritage Foundation op te richten was bierbrouwer Joseph Coors uit Colorado. Coors is een van de mannen die aan de wieg stonden van de politieke carriere van Ronald Reagan en behoort tot wat men het ‘keukenkabinet’ van de president noemt: en kleine groep bevriende zeer rijke zakenlui. De invloed van dit keukenkabinet op de vorming van de Reaganadministratie was aanzienlijk en veel sleutelposities worden ingenomen door mensen die zij hebben voorgesteld. Tot voor kort was Joseph Coors vice-president van de Adolph Coors Cie, de vijfde grootste Amerikaanse brouwerij en het allergrootste bedrijf in de U.S. dat in handen is gebleven van één familie. De maatschappij is tevens een van de topondernemingen op wereldvlak voor industriële ceramieken. Coors is een zeer bekend en omstreden figuur in de VS omwille van zijn extreem-rechtse opvattingen. De onderneming was al herhaaldelijk het voorwerp van boycotcampagnes omwille van de politieke standpunten van de familie o.a. inzake rassendiscriminatie. Jef en Pete Coors, die onlangs de leiding van het bedrijf overnamen, zijn eveneens conservatief republikeins maar wensen zich minder in de politiek te mengen dan hun turbulente vader. In 1984 aanvaardde de brouwerij om investeringen te verrichten in woongebieden van minderheidsgroepen om aan de boycotacties een einde te stellen. De totale waarde van de familieaandelen wordt geschat op meer dan 560 miljoen dollar.

 

1.19.2016

Reagan en Martin Luther King

Vandaag kwam een interessante vraag binnen, hoe komt het dat de VS MLK-day als feestdag invoerde. Dit was uiteraard geen blijk van progressiviteit. Er werd een zoenoffer gebracht aan de strijd tegen racisme, door een 'hulde' aan een gecastreerde dr. King. Hieronder een korte toelichting over hoe president Reagan MLK omvormde tot 'schadeloos icoon'.

It’s become an MLK Day tradition for conservatives to point to King’s speeches on nonviolence and equality as a way to criticize modern black activists. Meanwhile, King’s popular image—transmitted in elementary school lessons for the holiday—has been drained of its radical social critiques and has instead become a generic symbol of equality and kindness to all.
The way Reagan spoke about King’s achievements at the signing ceremony reflected a view of Civil Rights as a movement that long ago had accomplished its goals.
In a 2005 paper for Presidential Studies Quarterly, Denise M. Bostdorff and Steven R. Goldzwig looked at how Ronald Reagan helped create this new image of King.
In the 1960s, King called for “a broad-based and gigantic Bill of Rights for the Disadvantaged”—something akin to the benefits given to GIs after World War II. He also called for a guaranteed annual income, opposed the Vietnam War, and repeatedly advocated preferential treatment for African-Americans as a response to continuing and historical oppression. But by the time Reagan was elected in 1980, 12 years after King’s death, most politicians recalled his successful fight to end legally sanctioned segregation in the South and not his more radical critiques of American society as a whole.
For his first years in office, Reagan, like most on the American right, opposed a holiday for King. But when public sentiment shifted, he agreed to sign the holiday into law in 1983. The way he spoke about King’s achievements at the signing ceremony reflected a view of Civil Rights as a movement that long ago had accomplished its goals.
“The Voting Rights Act of 1965 had made certain that from then on black Americans would get to vote,” he said. “Across the land, people had come to treat each other not as blacks and whites, but as fellow Americans.” Reagan admitted that “traces of bigotry still mar America,” but basically the message was that the issue of racism had been solved.
Along with identifying King’s activism as a kind of historical relic, Reagan used his words to pivot away from discussing institutional and social problems and focused instead on individual responsibility. He talked about racism in terms of calling for parents and clergy to speak out against prejudice, and he located responsibility for black people’s advancement in their own individual efforts.
In 1987, for example, speaking to high school students about studying hard and avoiding drugs, Reagan told them, “You can honor Dr. King today by making certain you try your hardest to take advantage of the great opportunities available to you.”
While his administration frequently weakened civil rights laws, Reagan invoked King’s memory in discussing his policy decisions. For instance, during a talk about a housing discrimination law that strengthened penalties but allowed for enforcement only if the discrimination could be proved intentional, he said the legislation “has brought us one step closer to realizing Martin Luther King’s dream.”
By 1986, Reagan had begun using the rhetorical move—now common on the American right—of taking King’s words about not judging people by the color of their skin as an argument against affirmative action, a stance completely contrary to what King himself believed.


9.03.2012

Reagan en de FBI tegen studentenactivisme

Op deze mooie maandag, gewoontegetrouw, een bekijkenswaardige video. Vandaag brengen we een bijzonder interessante reportage van DemocracyNow.

DemocracyNow brengt een uitgebreid interview met onderzoeksjournalist Seth Rosenfeld over diens nieuwe boek "Subversives: The FBI’s War on Student Radicals, and Reagan’s Rise to Power".

Een hallucinant verhaal over rol van de Amerikaanse inlichtingendienst FBI in het volgen én verstoren van Studenten activisme aan de Universiteit van Californië. Maar ook over de recrutering van en de wederzijdse diensten aan Ronald Reagan.





Het verhaal toont nog maar eens aan welke verstrekkende gevolgen anticommunistische hysterie kan hebben. Democratische rechten allerhande worden naar de prullenmand verwezen wanneer er ook maar een hint is van iets wat zelf maar ruikt naar communisten. Wijlen Ludo Martens zei 'anticommunisme is een inrijpoort van het fascisme' en we kunnen hem niet meer dan gelijk geven.

4.02.2012

de militaire agressie van het Verenigd Koninkrijk en de Navo tegen de Malvinas in 1982

Kameraden en vrienden, op 2 april 1982 brak de Falkland-oorlog uit. Een old school koloniale oorlog tussen het Verenigd Koninkrijk en Argentinië. Inzet, enkele eilandjes voor de kust van Argentinië die het Verenigd Koninkrijk per se wilde blijven bezetten en die daarvoor 1000 mensen wilde zien sterven. Een ronduit beschamende bladzijde uit de geschiedenis.

We brengen vandaag zeer lezenswaardige tekst van de Partij voor de Bevrijding van Argentinië, gepubliceerd door Sergio Ortiz in het tijdschrift Marxistische Studies, Nummer 47, publicatiedatum: 1999-08-15. Veel leesplezier:


De eerste Britse agressie dateert van 1833

Op de Malvinas verbleven Nederlandse, Engelse en Franse zeelui, totdat die laatsten de heerschappij van Spanje erkenden. Omstreeks die tijd ambieerde Engeland de controle over de eilandengroep omdat, zoals admiraal Lord Egmont het in 1766 uitdrukte, "de Malvinas de sleutel tot de hele Stille Oceaan zijn". Ze controleren immers de toegang tot de Straat van Magellaan, die de Atlantische met de Stille oceaan verbindt.



Van 1820 tot 1829 stond de eilandengroep onder Spaanse heerschappij. Daarna ging ze, net als de rest van het gebied rond de Rio de la Plata, in de nieuwe natie Argentinië op.
De eerste conflicten deden zich voor toen een Amerikaans oorlogs-schip een aantal mariniers aan land zette. Na een roof- en plundertocht vertrokken de Amerikanen weer, de weg vrijlatend voor een volgende agressie, ditmaal door de Britten.
In januari 1833 meerde de Clio, een Engels oorlogsschip, aan onder aanvoering van kapitein John Onslow die de Argentijnse vlag streek en het eiland bezette, naar hij beweerde op bevel van de Britse zeemacht. Vanaf het begin komen Washington en Londen in botsing met de Argentijnse belangen in het zuiden van de Atlantische Oceaan.
Van toen af bleef Argentinië van Engeland — tevergeefs — de teruggave van de Malvinas eisen.

Toen na de Tweede Wereldoorlog het dekolonisatieproces op gang kwam, vonden de Argentijnse aanspraken op de Malvinas internationaal meer weerklank. In 1960 keurde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Resolutie 1514 goed over "het verlenen van onafhankelijkheid aan koloniale landen en volkeren". In 1965 nam die Algemene Vergadering Resolutie 2065 aan om aan alle vormen van kolonisatie een eind te maken en waarin de Malvinas met name genoemd worden. Ze riep de regeringen van Groot-Brittannië en Argentinië op om het geschil door onderhandelingen snel te regelen. Groot-Brittannië onthield zich bij de stemming. De Britse Conservatieve partij en de kelpers1 verijdelden de poging van Labour-premier Wilson om onderhandelingen over de teruggave van de Malvinas te starten. Behalve in 1968 en bij een vroegere poging in 1940 hebben de Britse regeringen, zowel de Conservatieve als die van Labour, samen met de zeemacht en de lobby van de kelpers, de onderhandelingen over de Malvinas steeds afgehouden.

De Malvinas zijn een eilandengroep met een totale oppervlakte van 12.000 km2. Ze liggen op 600 km van Tierra del Fuego in Argentinië en op 14.000 km van Groot-Brittannië. De belangrijkste eilanden zijn Soledad en Gran Malvina. Economisch betekenen de Malvinas niet veel: hooguit wat schapenteelt, visvangst en ertsen in de zeebodem. Hoewel er, zelfs vorig jaar nog, naar olie is gezocht, zijn er geen interessante vondsten gedaan.



Militair-strategisch zijn de Malvinas wel van belang. Voor de Britse marine vormen ze een belangrijke schakel in haar netwerk van maritieme steunpunten, zoals de eilanden Ascencion in de Atlantische Oceaan en Diego Garcia ten zuiden van India.
Voor Argentinië hebben de Malvinas vooral een politieke betekenis: het gaat om het terugkrijgen van een stuk Argentijns grondgebied dat sinds 1833 gekoloniseerd is. Vergelijk het met het streven van het Chinese volk om Hongkong terug te krijgen (wat in 1997 gebeurde).




De tweede Britse agressie in 1982

Gebruik makend van de antikoloniale stemming onder de bevolking bracht de militaire junta van generaal Galtieri in april 1982 de Malvinas weer onder Argentijnse controle en ze kreeg daarvoor de steun van 99% van de bevolking. Zo probeerde de dictatuur haar prestige op te vijzelen en haar bestaan te rekken.
Los van die bedoeling stelde de militaire actie de fundamentele tegenstelling tussen Argentinië als onderdeel van de Derde Wereld enerzijds en het Anglo-Amerikaanse imperialisme anderzijds aan de orde. De bekende schrijver Ernesto Sabato, van wiens burgelijk-democratische standpunten wij ons doorgaans verre houden, verklaarde heel correct: "Het gaat niet om een strijd van een democratie tegen een militaire dictatuur maar om een strijd van een imperium tegen een geheel volk." De landen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika betuigden hun solidariteit met Argentinië. Peru, Venezuela, Mexico, Nicaragua en Cuba boden hulp aan. De Beweging van niet-gebonden Landen ondersteunde op haar bijeenkomst van juni 1982 de Argentijnse actie.

De conservatieve regering van Margaret Thatcher nam twee maatregelen. Ze verzocht Ronald Reagan (via de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Alexander Haig) druk uit te oefenen op Galtieri om de Malvinas te verlaten en ze stuurde een grote krijgsmacht om de eilandengroep weer in bezit te nemen.
De vloot vertrok vanuit Portsmouth en groeide via de marinebases op Gibraltar en het eiland Ascencion aan tot 110 schepen met ruim 25.000 soldaten aan boord. Nadat begin mei 1982 de ‘bemiddelingspogingen’ van Haig en VN-secretaris Perez de Cuéllar mislukt waren, deed de Peruaanse president Belaúnde Terry een laatste onderhandelingsvoorstel. Maar de Britse regering negeerde dat voorstel. Op 2 mei beval Thatcher de marine de Argentijnse kruiser Belgrano te torpederen die zich buiten de zone bevond die Engeland eenzijdig had vastgesteld. De atoomonderzeeër Conqueror vuurde drie torpedo’s af die 368 doden maakte onder de Argentijnse bemanning.
Dalyell, parlementslid voor Labour, beschuldigde Thatcher ervan dat zij de Belgrano tot zinken liet brengen om de Peruaanse bemiddelingspoging van tafel te vegen. Hij zei dat de militaire acties rond de Malvinas vooral bedoeld waren om, met het oog op de naderende verkiezingen, Thatcher's geschonden prestige wat op te poetsen en het oude imago van Groot-Brittannië als wereldmacht nieuwe glans te geven. Indirect bevestigde Thatcher die beschuldiging door de publicatie van het logboek van de Conqueror te verbieden en het als staatsgeheim te classificeren.

De militair sterkere Britse vloot omsingelde de Malvinas en voerde systematisch bombardementen uit op Argentijnse posities. Eind mei landden Britse infanteristen en parachutisten op de Malvinas en wisten, door zwakke Argentijnse tegenstand, binnen enkele dagen belangrijke strategische posities in te nemen en Puerto Argentino te veroveren. Half juni gaf het Argentijnse leger zich over.

Premier Thatcher, die mede dankzij de oorlog om de Malvinas de verkiezingen van 1983 won, zette in Groot-Brittannië haar neoliberale politiek voort. Ze sloot de mijnen, ontsloeg vele havenarbeiders, snoeide fors in de sociale zekerheid, zorgde dat de werkloosheid flink bleef stijgen, handhaafde met harde hand de Britse bezetting in Noord-Ierland en haalde de vriendschapsbanden met het Amerikaanse imperialisme aan
De regering Thatcher voerde een onrechtvaardige agressieoorlog met neokoloniale doelstellingen en vanuit haar imperialistische aard. Het ging niet om de ‘verdediging van mensenrechten’, maar om het herinvoeren van het recht op piraterij. Hoewel Thatcher zich in dat conflict graag als democratische kracht voordeed die tegen dictatoriale Argentijnse generaals optrad, had de Britse regering in 1979 en 1980 diezelfde generaals verscheidene keren steun verleend. Ze leverde voor 200 miljoen pond militair materiaal en minister van Economische Zaken C. Parkinson liet zich bij zijn bezoek aan Buenos Aires lovend uit over het militaire regime van generaal Videla.

Het Argentijnse volk, onze partij en ander anti-imperialistische en revolutionaire krachten, de Moeders van de Plaza de Mayo, mensenrechtenorganisaties, strijdbare syndicalisten, de jeugd en tiermondistische delen van de clerus hebben zich steeds tegen de fascistische dictatuur verzet. Van april ’82 tot juni ’82 was er echter een tijdelijke, brede en heterogene eenheid tussen de junta en de rest van de bevolking tegen het Britse koloniale optreden.

De Europese Unie en de rest van de Navo steunen Groot-Brittannië

Toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Haig eind april meedeelde dat hij zijn ‘bemiddelingspoging’ stopzette zei hij: "Groot-Brittannië is onze dichtste bondgenoot. President Reagan is bereid de Britse strijdkrachten materieel te leveren." Washington leverde vliegtuigen, raketten en waardevolle Navo-informatie; Thatcher betuigde hiervoor dankbaarheid. Ze verklaarde dat "Groot-Brittannië zonder de Harriers met hun enorme actieradius en uitgerust met de nieuwste Sidewinder-raketten de Falklandeilanden (Malvinas) niet had kunnen heroveren."
Op het eiland Ascension, dat Brits eigendom is maar ter beschikking van het Amerikaanse leger staat, kon de Britse vloot zich bevoorraden. Op dat eiland zijn Amerikaanse radarverkenningsvliegtuigen gestationeerd en het is een knooppunt in het DSCS-11 satellietsysteem dat van groot belang is voor het doorgeven van informatie aan Navo-bondgenoten. Door de Amerikaanse logistieke steun, o.a. door het vliegdekschip Invincible, kon Groot-Brittannië alle communicatie tussen de Argentijnse marineschepen en onderzeeërs onderscheppen. De VS hielpen Groot-Brittannië niet alleen omwille van de nauwe banden tussen beide landen maar ook uit eigenbelang. Volgens geheime documenten uit 1952 hadden de VS tijdens de Koude Oorlog plannen om naast de Navo ook nog een soort Zavo op te richten voor het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan.





Groot-Brittannië had in die oorlog nog andere bondgenoten. De toenmalige ‘socialistische’ president van Frankrijk, Mitterrand, weigerde Argentinië nog Exocet-raketten en Super Etendard gevechtsvliegtuigen te leveren. De Franse regering stelde dat Argentinië zich binnen een maand uit de Malvinas moest terugtrekken. De Franse leveringsstop gebeurde op vraag van Groot-Brittannië, nadat de combinatie van Super Etendard gevechtsvliegtuigen en Exocet-raketten doeltreffend was gebleken: op 4 mei werd het oorlogsschip Sheffield tot zinken gebracht.
Andere bondgenoten van de Britten waren het Vaticaan — paus Johannes-Paulus II bewoog de Argentijnse bevolking tot overgave — en dictator Pinochet. Het Chileense regime gaf alle vliegbewegingen van de Argentijnse luchtmacht in het zuiden van het land aan de Britten door. Vorig jaar noemde Thatcher Pinochet, in een verzoek tot zijn vrijlating, een "vriend van Groot-Brittannië die gedurende de oorlog vele Britse levens had helpen redden".

De aanvallers betalen een hoge prijs

Hoewel het Argentijnse leger zich verzoenend en defensief opstelde en niet verwacht had dat Groot-Brittannië zou aanvallen, leed de Britse vloot toch aanzienlijke verliezen. Ze verloor een aantal oorlogsschepen waaronder de Sheffield. 255 Britten sneuvelden en 1,5 miljard dollar materiaal ging verloren. Maar belangrijker was het politieke verlies dat het Britse en Amerikaanse imperialisme leden: voor alle volkeren van de wereld toonden ze hun ware gelaat.
Hoewel de militaire dictatuur ‘westers en christelijk’ beweerde te zijn, ondervonden de brede volksmassa's dat de Yankees zich met de Britse agressors verbonden om Argentijnse soldaten te doden. Ze zagen duidelijk dat het imperialisme onder aanvoering van de VS de hoofdvijand van ons volk is en van alle volkeren van de Derde Wereld.
De theorie dat het "Russische sociaal-imperialisme" Argentinië zou domineren en dat Rusland de leidende wereldmacht zou zijn, verdedigd door de Partido Comunista Revolucionario en zijn rechtse peronistische bondgenoten, was ronduit belachelijk.
Iedereen zag dat het imperialisme, dat zich als ‘democratisch’ voorstelt, een oorlogsmachine tegen de Derde Wereld is. De mensen waardeerden dat de echte bondgenoten van Argentinië de volkeren van Latijns-Amerika waren. Landen als Libië, Cuba en andere socialistische landen boden tijdens het conflict hulp, ook al werden ze door de dictatuur als duivels voorgesteld. Het Argentijnse leger had in de Escuala de las Americas in de VS geleerd een counterinsurgency-oorlog te voeren en in een confrontatie met een modern leger was het ondoeltreffend.
De gezamenlijke marineoefeningen met de VS hadden alleen gediend om de Britten informatie over de Argentijnse vloot te leveren. De VS verraadde ook het TIAR-verdrag uit 1948, dat verplichtte tot het verdedigen van een Amerikaans land bij een aanval door een land van een ander continent. Dat verdrag gold dus enkel om Amerikaanse landen uit ‘sovjetklauwen’ te houden, maar niet om Argentinië tegen een strafexpeditie van Londen en de Navo te verdedigen.

Argentijnse generaals waren capitulanten

Met het aantal militairen en het materieel dat de Argentijnse generaals tijdens het conflict inzetten was het volgens het Spaanse Instituut voor Strategische Studies mogelijk geweest de Britse invasie af te weren.

Wat maakte de Britse invasie van de Malvinas tot zo'n succes? De belangrijkste beperking van het Argentijnse leger was er een van politiek-ideologische aard. De militaire junta was altijd oligarchisch en pro-imperialistisch opgetreden. Door specifieke omstandigheden was ze nu verplicht zich tegen machten te keren die ze als vrienden beschouwd had: het Brits-Amerikaanse imperialisme. Daarom wilde ze op het Argentijnse vasteland ook geen tweede front openen door bijvoorbeeld Britse banken, goederen en landbouwbedrijven te confisqueren.

Het Argentijnse leger was getraind om het volk te onderdrukken: activisten kidnappen, jongeren en vrouwen martelen, mensen doen verdwijnen en hun baby’s stelen. Maar tegenstand bieden aan een modern leger zoals het Britse kon het niet. In 1982 gaf generaal Galtieri in een reportage van de bekende schrijfster Oriana Falacci toe dat het leger geen plan had voor een lucht-zee-oorlog. De Argentijnse onderzoekscommissie Rattenbach concludeerde dat het leger na de landing op de Malvinas geen enkel verdedigingsplan had en verwacht had dat de Britten zich na vijf dagen zouden terugtrekken. In de rechtszaak tegen de militairen werd generaal Menéndez ervan beschuldigd een passieve en statische defensie te hebben opgesteld. Hij wachtte op het hoofdeiland af, terwijl de Britten op San Carlos landden en daar een bruggenhoofd vormden.
Legereenheden die bergachtig gebied en koude gewoon waren, werden niet ingezet "uit vrees voor een Chileense aanval". Men stuurde onervaren soldaten uit warme gebieden. Veel van die jonge soldaten vochten beter dan menig hoge officier. Luitenant Alfrede Astiz, berucht om het martelen van nonnen en politieke militanten, gaf zich over zonder een schot te lossen. Admiraal Isaac Anaya, zeer enthousiast bij de inname van de Malvinas, liet de vloot na het zinken van de Belgrano in de haven blijven. Enkel marinevliegtuigen die Britse schepen zoals de Sheffield aanvielen kwamen nog in actie. Tijdens het onderzoek bleek ook dat het Argentijnse leger wel beschikte over voldoende geschut, maar dat dat niet, of te laat, of met te weinig munitie naar de Malvinas was overgebracht. Daardoor konden de Britten zonder veel tegenstand Argentijnse posities onder vuur nemen. Hoewel generaal Menéndez beweerde dat er te weinig of verkeerd materiaal was, was het leger goed uitgerust. Maar het materiaal bleef onaangeroerd in de magazijnen. Terwijl de manschappen slecht gekleed en slecht gevoed waren, waren de officiersbarakken meer dan goed voorzien. Die tekorten hadden er niet hoeven te zijn, want aanzienlijke staatsfondsen en ruime bijdragen, opgehaald onder het volk, waren voor de oorlog bestemd. Maar veel geld verdween door corruptie.
Soms blokkeerden de Argentijnse officieren hun eigen manschappen bij vriestemperaturen.






De Britse commandant Moore verklaarde na de overgave: "Als we onderhandelden over de plaats waar Argentijnse officieren naar toe gebracht zouden worden, verzochten die ons hun wapen bij zich te mogen dragen, uit angst voor hun eigen manschappen." (Somos, 2 maart 1992) Maar ook de Britten waardeerden hun soldaten niet en fusilleerden krijgsgevangenen. Ze deden krijgsgevangenen munitie vervoeren en mijnen opruimen, wat door de Conventie van Genève verboden is.

De bezetting gaat door

Over een paar maanden zal de Britse recuperatie van de Malvinas 17 jaar oud zijn. Er is geen enkel uitzicht op een teruggave of overdracht op termijn, zoals met Hongkong gebeurde. De vroegere en huidige premiers Major en Blair verklaarden dat "de Britse soevereiniteit over de Malvinas niet ter discussie staat".

De Argentijnse regeringen lieten de Malvinas verder ongemoeid. In 1990 herstelde de regering Menem de diplomatieke betrekkingen met Groot-Brittannië zonder de Malvinas aan de orde te stellen. Tijdens Menems officiële staatsbezoek aan Groot-Brittannië in 1998 besprak hij de zaak niet. De president propageerde vooral zijn neo-liberale politiek om Britse investeerders zoals British Gas, Lloyds, Midland Bank naar Argentinië te lokken. Die capitulatiepolitiek bereikte in januari van dit jaar zijn hoogtepunt. Toen bood Menem de kelpers officieus aan de aanspraken op de eilandengroep voor twintig jaar te bevriezen. Menem probeerde twee keer Clinton te laten bemiddelen. Maar hij kreeg beide keren nul op het rekest.
Intussen versterkten de Britten de Malvinas militair en veranderden de eilanden in een onneembare vesting. Op Mount Pleasant kwam er een heus vliegveld en zijn er voor 750 miljoen dollar aan militaire installaties aangelegd.
In plaats van de 68 soldaten die in 1982 de Britse aanwezigheid op de Malvinas beschermden, zijn er nu 2.500 gelegerd, wat jaarlijks 100 miljoen dollar kost. Er stationeren permanent een aantal oorlogsschepen en moderne vliegtuigen. I. Campbell, de Britse commandant van de Malvinas, zei dat er genoeg materiaal en manschappen zijn om de eilanden voor de komende 15 jaar succesvol te verdedigen. Hij stelde dat "de Malvinas een zeer belangrijke plek zijn voor oefeningen van het Britse leger". In 1997 verklaarde de Britse minister Portillo dat zijn regering niet bereid was de Britse soevereiniteit over de eilandgroep af te staan, te beperken of ter discussie te stellen.
Door de koppige opstelling van de Britten verkeren we nu in een slechtere positie dan in 1965, toen de Verenigde Naties beide partijen nog aanspoorden om op een vreedzame manier tot een vergelijk te komen. Bovendien haalde de regering Menem de kwestie van de politieke agenda van de VN.

De capitulatiepolitiek van de Argentijnse regering leverde dus geen enkel resultaat op.


bron: Marx.be