4.02.2011

linkse intellectuelen ten oorlog?

In deze tijden van oorlogsgeweld en vooral van verontrustend oorlog-enthousiasme bij nogal wat linkse intellectuelen, is het goed om nog eens een andere stem te laten horen. James Petras, Amerikaans progressief intellectueel, heeft nogal wat geschreven over oorlog-enthousiasme bij linkse intellectuelen rond Joegoslavië, Afghanistan en zelf Irak.

Enkele citaten die vandaag de dag nog zeer relevant zijn:

De eerste taak van de westerse intellectuelen is zich te verzetten tegen hun eigen imperialistische leiders en hun verovering van de wereld.
Geëngageerde intellectuelen die aanspraak maken op morele autoriteit, vooral als ze beweren kritisch te staan tegenover het imperialisme, hebben de politieke verantwoordelijkheid de manoeuvres van de machthebbers, de staat en de media te doorprikken. Zeker als het imperialisme van leer trekt tegen de schending van de mensenrechten in onafhankelijke derdewereldlanden. We hebben de jongste jaren te veel ‘progressieve’ westerse intellectuelen gezien die hun steun verleenden aan of zwegen over de vernietiging van Joegoslavië door de VS, over de etnische zuivering van meer dan 250.000 Serviërs, zigeuners en anderen in Kosovo en die zich achter de VS-propaganda voor een “humanitaire interventie” schaarden.

Alle intellectuelen in de VS (Chomsky, Zinn, Wallerstein, enz.) stonden achter de gewelddadige, door de VS gesteunde opstand van de integristen in Afghanistan tegen de lekenregering die de steun had van de Sovjet-Unie. Zogezegd omdat de Sovjet-Unie het land was ‘binnengevallen’ terwijl de fanatieke integristen die het land van over heel de wereld overspoelden ‘dissidenten’ waren die het zelfbeschikkingsrecht kwamen verdedigen – een geslaagde manipulatie, zoals voormalige raadsman van de staatsveiligheid Zbigniev Brzezinsky toegaf.

We hebben moeten vaststellen dat de intellectuelen tijdens de oorlogen tegen Joegoslavië en Afghanistan volledig gecapituleerd zijn. De meeste intellectuelen hebben die oorlogen niet alleen verdedigd, maar ook ondersteund door mee te doen aan de propaganda.

We hebben moeten vaststellen dat de intellectuelen tijdens de oorlogen tegen Joegoslavië en Afghanistan volledig gecapituleerd zijn. De meeste intellectuelen hebben die oorlogen niet alleen verdedigd, maar ook ondersteund door mee te doen aan de propaganda.

Afghanistan was misschien nog erger. Bush deed geen enkele moeite om bewijzen te leveren dat er een verband was tussen Bin Laden en 11 september. Toen de Taliban heel redelijk voorstelden om Bin Laden uit te leveren in ruil voor bewijzen, werd dat voorstel arrogant van de tafel geveegd. De intellectuelen identificeerden zich totaal met de regering. Zij boden geen enkele weerstand tegen de hysterische propaganda. De slogans van extreemrechts werden plots overgenomen door links. Iedereen die kritiek durfde te leveren, werd ervan beschuldigd anti-Amerikaans te zijn. Le Monde titelde op de voorpagina: "We zijn allemaal Amerikanen." Dat was heel typisch voor de sfeer onder de meeste intellectuelen.

In de VS is de breuklijn of je voor of tegen Bush bent. 90 procent van diegenen die tegen Bush zijn, is ook tegen Saddam. Ze zeggen dat hun oppositie tegen Saddam niets afdoet aan hun oppositie tegen Bush. Maar ik denk dat het Iraakse volk het recht heeft zich te verdedigen, zowel met als zonder Saddam. Je kan niet spreken over democratisering op het moment dat een land bedreigd wordt met een allesvernietigende imperialistische oorlog. Vergelijk het met het verzet tijdens WO II. Landen waar intellectuelen de interne problemen belangrijker vonden dan de nazi-dreiging, werden onder de voet gelopen. De fundamentele kwestie is die van de soevereiniteit. De antifascisten van de jaren '30 steunden wel keizer Hailé Selassié, een dictator, tegen de Italianen.

Het verzet tegen de oorlog moet dus centraal staan. Secundaire kwesties moet men op zo'n moment opzij kunnen zetten. Ieder anti-oorlogsplatform moet altijd voor ogen houden dat de grootste bedreiging de oorlog is. Er kan dus maar één slogan zijn: "tegen de oorlog". De nevenkwesties kan je dan nog altijd bespreken op debatten tussen de verschillende groepen.


In december 2001 publiceerde James Petras het volgende essay. Het is een tekst die bij alle progressieve intellectuelen boven het bureau zou moeten hangen.

De intellectuelen en de oorlog: van terugtocht tot capitulatie


De oppositie van de westerse intellectuelen tegen Washington's verwoestende oorlog in Afghanistan, is zowat in elkaar geklapt. Dat doet de vraag rijzen of het eind van een traditie van intellectuele oppositie niet een nieuw begin vereist, wat dan weer om een ernstige reflectie over het recente verleden vraagt.

Er waren al duidelijke tekenen dat de intellectuelen aan terugtocht dachten in het midden van de jaren zestig, toen velen de Vietnamoorlog steunden tot het duidelijk werd dat die oorlog niet te winnen viel en er verzet tegen ontstond. Maar begin de jaren zeventig lieten vele linkse intellectuelen hun kortstondige affaire met de onafhankelijke anti-oorlogsbeweging en antiracistische sociale beweging al vallen om terug te keren naar de Democratische Partij en zijn liberale vlaggendrager George McGovern.

De eerste onmiskenbare verschuiving naar de herontdekking van hoe deugdzaam het imperialisme wel is, kwam onder president Carter. De door de VS gesteunde dictators en koloniale heersers van Ethiopië, Nicaragua en vooral Iran waren omvergeworpen en er kwamen nieuwe radicale linkse regimes in Afghanistan, Angola, Mozambique en Guinee Bissau. De regering Carter lanceerde een nieuw militair offensief en kletste honderduit over de mensenrechten. Ze bewapende en organiseerde een hele resem reactionaire krachten om die nieuwe regeringen ten val te brengen of te ondermijnen. Er werden voor honderden miljoenen dollars wapens verscheept naar Savimbi in Angola, de contra's in Nicaragua, Renamo in Mozambique en de krijgsheren in Afghanistan. Tal van westerse intellectuelen werden vergiftigd door Carters mensenrechtenpraat.

Dit openlijk imperialistisch contra-offensief, dat de landen die in het vizier lagen vernietigde en alle progressieve hervormingen terugschroefde, werd goedgepraat als onderdeel van een mensenrechtencampagne. Aanzienlijk veel linksen stonden er achter. De massale VS-interventie in Afghanistan kreeg de steun van de Pakistaanse dictator generaal Zia en zijn geheime politie en van de Saudi-Arabische schatkist. De VS en zijn klant-staten recruteerden tienduizenden fundamentalistische vrijwilligers uit heel de Arabische wereld. Zij vernietigden gemengde scholen en lekeninstellingen; honderden leraressen van plattelandsschooltjes en boeren die tevreden waren met de hervormingen van de lekenregering sneden ze de keel over. De door de VS gesponsorde reactionaire opstanden van de krijgsheren en hun overzeese huurlingen verplichtten de linkse lekenregering in Kaboel ertoe de Sovjet-Unie om soldaten en andere militaire steun te vragen.

De VS-interventie en -contrarevolutie had twee doelstellingen: de linkse regering omverwerpen en de Sovjet-Unie in een uitputtende grondoorlog sleuren. Al die gebeurtenissen vormen een belangrijke context om het verraad van de westerse intellectuelen te begrijpen. Wat er echt gebeurde, is dat het linkse lekenregime in Afghanistan af te rekenen kreeg met terrorisme tegen de burgerbevolking, gesponsord door de VS, waarop de Sovjet-Unie tussenbeide kwam op uitnodiging van een aangevallen bondgenoot en buurland. Dit werd echter compleet verdraaid door de propagandamachine in Washington. De opstanden gesponsord door de VS heetten `sovjetinvasie in Afghanistan', de interventie door buitenlandse fundamentalistische huurlingen heette de vrijheidsstrijd van de Afghaanse mudjahedin. Zbigniew Brezinski, Carters Veiligheidsadviseur, blufte openlijk dat de militaire interventie van de VS al begon zes maanden voor de Russen in Afghanistan binnenreden en juist bedoeld was om het regime in Kaboel zo te verzwakken dat het verplicht was sovjetgrondtroepen te vragen.

Zowat alle linksen in het Westen en de meeste linksen in de Derde Wereld stonden achter Washington toen het de sovjetinterventie aanviel. Bijna geen enkele westerse intellectueel steunde het belegerde lekenregime in zijn campagnes voor gelijkheid van man en vrouw doorheen onderwijs en landhervormingen.

In hun opmars tegen de Afghaanse en Sovjetrussische troepen verkrachtten en moordden de achterlijke krijgsheren duizenden arbeidersvrouwen en verjaagden ze duizenden vrouwelijke dokters en onderwijzeressen, weg uit het platteland of onder hun burka.

Westerse feministen, zelfs marxisten, klaagden de contrarevolutie die door de VS was gesponsord niet aan en brachten niets in tegen de afschaffing van de hervormingen door de oprukkende fundamentalistische krijgsheren. Nee, zij stemden in met het anti-sovjet-koor. De meeste linkse sekten, de hele resem groepjes trotskisten, maoïsten en anarchisten versterkten met hun anti-sovjetgeblaat de campagne die door de VS was georchestreerd. Sommigen hadden natuurlijk kritiek op de mudjahedin vanwege hun excessen en zochten een derdeweg-progressieve-stamleider-krijgsheer.

De terugtocht van de westerse linkse intellectuelen tijdens `Afghanistan I' was strategisch belangrijk. Doordat ze gemene zaak maakten met de VS-belangen en het VS-beleid, haalden ze het begrip zelf van het imperialisme als hoofdkenmerk van de Verenigde Staten onderuit.

Dat `nieuwe denken', begonnen in 1980, zorgde ervoor dat veel westerse linkse intellectuelen imperialisme gingen zien als zomaar een politiek, niet als een structuur van macht en economische expansie. En een imperialistisch beleid was dan ook niet meer dan het resultaat van een welbepaald samenvallen van een aantal regeringsmannetjes. Of er nu een humanitair dan wel een imperialistisch buitenlands beleid was, hing dus af van de context, van bepaalde waarden en invloedrijke politici. De `nieuwe denkers' onder de westerse linkse intellectuelen trokken ten aanval tegen anti-imperialistische linksen en noemden hen on-Amerikaans of orthodoxe marxisten die nooit eens iets goeds vinden aan het VS-beleid. En een van die goede dingen was Washington's verzet tegen de sovjetinvasie. De westerse linkse intellectuelen stopten met hun kritische kijk en hun ernstig onderzoek naar waarom de door de VS gesponsorde opstand van de stammen gevolgd werd door een inval van de Sovjetunie. Na `Afghanistan I' schaarde een belangrijk deel van de westerse linkse intellectuelen zich achter het humanitair imperialisme.

Politieke strategen in Washington voelden dat hun succesvolle formule om zich te verzekeren van de steun van de westerse intellectuelen in de Afghaanse oorlog nog eens kon worden overgedaan. En ze kregen gelijk.

Washington rechtvaardigde zijn interventie in Grenada omdat de volksregering er bedreigd werd door de `stalinisten'. In Panama rechtvaardigde de VS hun invasie omdat Noriega een `narco-dictator' was. In de Golfoorlog trokken de VS ten strijde tegen de `nieuwe Hitler'. Het humanitair imperialisme sloeg alweer een aantal westerse linkse intellectuelen uit hun lood. Sommigen aarzelden en zegden dat ze zowel tegen de VS-troepen als tegen de dictator waren. Zij vergaten dat een imperialistische invasie een land én zijn zelfbeschikkingsrecht vernietigt terwijl dat toch een voorwaarde is om tegen een dictator te kunnen vechten.

De invasie van imperialistische troepen gelijkstellen met het verzet van een plaatselijke dictator tegen de bezetting van zijn land, dat werd het hoofdkenmerk van de westerse linkse intellectuelen die zich terug trokken en in moreel verval raakten. De theorie van "de pest en de cholera" vormde het breekpunt tussen het consequente anti-imperialisme en het humanitair imperialisme. De aard van het regime dat zich verzet tegen een imperialistische invasie, is secundair ten opzichte van de imperialistische verovering van de macht, en zeker voor intellectuelen van de imperialistische staten. De keuze is niet tussen humanitair imperialisme of derdewerelddictators maar tussen zelfbeschikking of herkolonisering.

De discussie over de oorlog begint met deze fundamentele keuze. De historische dynamiek van succesvolle imperialistische verovering in een bepaalde regio, leidt onvermijdelijk tot nog meer agressie en veroveringen van andere regio's. Het resultaat is onophoudelijke oorlogen en verwoesting van landen en continenten. Om die reden is de oppositie tegen lokale dictators ondergeschikt aan de strijd tegen het imperialisme.

Voor en tijdens de twintigste eeuw en vooral de laatste vijfentwintig jaar hadden de belangrijkste oorlogen een anti-imperialistische karakter. Washington begon met Grenada, dan Panama en Irak, dan de Balkan, Afghanistan en er zullen er nog meer volgen. Washington's oefeningen in imperialistische machtsuitoefening brengen elke keer meer verwoestingen aan, ook als je kijkt naar de gevolgen ervan.

Deze dynamiek van het historisch imperialisme gaat aan de westerse linkse intellectuelen voorbij, zij slikken gretig de humanitaire propaganda waar Washington en zijn media-spreekbuizen de wereld mee bombarderen; zij verliezen elk inzicht in de onderlinge relatie tussen de ene imperialistische oorlog en de andere.

Keerpunt voor de westerse linkse intellectuelen was de Golfoorlog. Dat was de laatste keer dat links weerstand bood, voor het plooide tijdens de barbaarse Navo-bombardementen en bezetting van de Balkan. Amper een paar dagen voordat president Bush sr. zijn militaire aanval inzette tegen Irak, waren de meeste linkse intellectuelen tegen die oorlog. Zij wilden een diplomatische oplossing en een vreedzame terugtrekking van de Iraakse troepen uit Koeweit of ze waren gewoon tegen een VS-interventie in het kader van de olie-strategie. Maar Washington's snelle en overdonderende militaire overwinning, met de hulp van de Europese kleine broertjes, zonder belangrijke verliezen in eigen rangen, zorgde ervoor dat een verdeelde publieke opinie nu een overwegende meerderheid werd die voor de oorlog was. De meeste westerse linkse intellectuelen die tegen de oorlog waren, werden het zwijgen opgelegd. Velen trokken zich terug of vervoegden het pro-oorlogskoor van de ex-linkse intellectuelen, die, met handen en voeten gebonden aan Israël's buitenlandse politiek, de oorlog toejuichten en zelfs een raid tegen Bagdad eisten.

De staatspropaganda stelde Saddam Hoessein voor als de baarlijke duiveln(de Arabische Hitler) en de bekeerde linksen namen dat over. Met alle gemak laten ze hun kritische intelligentie vallen en gaan ze helemaal mee in de opdeling en de bezetting van Irak's grondgebied, luchtruim en territoriale wateren en met de economische blokkade die genocidaire vormen aanneemt: er zijn 500.000 kinderen aan gestorven.

Het samensmelten van pro-Israëlische en pro-imperialistische gevoelens leidde tot een bijzonder bijtende intellectuele laag die de volle ruimte kreeg in de kranten en in de elektronische media. Hun persoonlijke aanvallen tegen principieel gebleven linkse intellectuelen dienden om aarzelende collega's te intimideren of hun kritiek in de kiem te smoren.

Eens te meer kwam de pest-of-cholera-retoriek naar boven. Honderdduizenden Iraki's werden de dood ingedreven, het land werd feitelijk gekoloniseerd en kreeg een economische blokkade opgelegd, VN-wapeninspecteurs spioneerden om plekken te vinden die gebombardeerd moeten worden maar dat werd allemaal gelijkgesteld met het dictatoriaal regime van Saddam Hoessein, die zijn land beschermde tegen totale verwoesting. De perverse politiek van "morele gelijkschakeling" is blind voor de historische logica van de toenemende imperialistische expansie en de groeiende macht en bereidheid om elk verzet tegen die expansie te vernietigen.

Irak was een test case voor het massaal inzetten van militaire kracht tegen een tweederangsmacht second level power (en dus geen marginale staat zoals Panama of Grenada). De VS-Navo-bombardementen en de invasie van Joegoslavië breidden de mogelijkheid om op te treden uit tot een Europese staat die zelf geen invasie had uitgevoerd, die een markteconomie en een verkozen meerpartijenregering had. In dit geval dienden interetnische conflicten _ aangevoerd door separatistische politiekers en aangemoedigd door de Navo-landen _ als voorwendsel voor een imperialistische interventie. Washington koos de kant van de Bosnische moslims en het Kroatisch profascistisch regime terwijl Duitsland de Slovenen steunde en het Albanees maffia-regime opteerde voor de aanhechtingsgezinde Albanese Kosovaren, allemaal opposanten van de multi-etnische Joegoslavische republiek onder leiding van de Serviërs.

Washington publiceerde eenzijdige, overdreven of zelfs uitgevonden verhalen over wreedheden en bloedige etnische zuiveringen door de Serviërs. Opzettelijk zwegen ze over de Servische burgers die de keel waren overgesneden door fundamentalistische moslimvrijwilligers in Bosnië of over de uitdrijving van 200.000 Serviërs uit de Krajina, dat toen bezet was door het Kroatisch leger.

De propaganda van Washington en de Navo, met zijn vreselijke beelden van echte of opgezette wreedheden had een immense impact op de publieke opinie en met name op de westerse linkse intellectuelen. Die steunden bijna allemaal Washington's humanitaire oorlog met zijn massale bombardementen op burgerdoelwitten in Belgrado, Kosovo en elders. Hospitalen, fabrieken, bruggen, passagiertreinen, radio- en tv-stations moesten er aan geloven. De westerse linkse intellectuelen jammerden zonder aarzelen mee om de Bosnische slachtoffers in Sarajevo en om de Albanezen in Kosovo over.

Hun morele en intellectuele blindheid weerhield de westerse linkse intellectuelen ervan te erkennen dat het grootste deel van de wreedheden in Sarajevo het werk was van de Bosnische moslims: zij bombardeerden hun eigen marktplein en doodden talloze winkelende mensen, om toch maar zeker te zijn van de sympathie van het Westen en om de Navo een voorwendsel te geven voor een militaire tussenkomst, "om de moslims te redden van volkerenmoord door de Serviërs".

Diezelfde morele en intellectuele blindheid gaf de intellectuelen in de ngo's een Navo-bewijs van `etische politiek', wat hen miljoenen dollar opbracht tijdens de `heropbouw'. Die ethische westerse linkse intellectuelen knepen een oogje dicht tijdens de VS-Navo-interventie in Kosovo en de daaropvolgende bewapening van het terroristische Albanees-Kosovaars bevrijdingsleger en het uitmoorden of brutaal verdrijven van honderdduizenden Servische burgers, Roma, christenen, Albanezen, Turken, Bosniërs en joden. De oorverdovende stilte en de verachtelijke verontschuldigingen vanwege de westerse linkse intellectuelen tegenover de terreurbombardementen van de Navo op Joegoslavië en tegenover de etnische zuivering door het UCK, luidden het einde in van de politiek van de westerse linkse intellectuelen zoals we die de vorige vijftig jaar gekend hadden.

De morele strip tease van de westerse linkse intellectuelen begon met de eerste Afghaanse oorlog toen de intellectuelen hun bovenkleren afgooiden: ze steunden niet het lekenregime in Kaboel maar de opstand van fundamentalisten die door de VS gesponsord waren. Dan trokken ze hemd en broek uit toen ze slinkse steun boden aan de imperialistische verovering van Irak ("er moest toch iets gedaan worden om die kerel te stoppen!"). In de Balkan stapten ze uit hun ondergoed: ze steunden de verwoestende oorlog tegen Joegoslavië en praatten als een papegaai het Pentagon na over de humanitaire oorlog (sommige trotskistische sekten stelden zelfs voor om wapens te kopen voor het UCK, ondanks hun handel in blanke slavinnen en drugs en hun etnische zuiveringen). Dit is een geval van mentale psychose in plaats van politieke reactie.

Pest en cholera... of de grote duivel

Washington's jongste oorlog tegen Afghanistan lokte het minst protest uit onder de intellectuelen van alle recente imperialistische oorlogen. Stilte en medeplichtigheid waren een gewoonte geworden. In de Balkanoorlog hadden de westerse linkse intellectuelen hun morele en politieke principes laten vallen. Ze waren niet langer in staat de samenhang tussen de verwoestende imperialistische oorlogen te analyseren. Ze bekeken elke oorlog als nog maar eens een humaan antwoord op tirannen, drughandelaars en terroristen. En al even erg: zij zetten een gelijkheidsteken tussen de globale agressie van een imperialistische tiran en het verzet van een plaatselijke autoritaire leider.

De intellectuele and morele basis van de politieke capitulatie was gelegd lang voor de eerste zeven ton bommen (daisy cutters in het ziekelijke jargon van het Pentagon) over Afghanistan werden uitgestrooid. Nog laffer was de intellectuele stilte rond de Palestijnse strijd. De westerse linkse intellectuelen lieten alle morele verantwoordelijkheid en politiek principes vallen toen ze vol afschuw het `geweld' in het Midden Oosten veroordeelden. Foltering, uitdrijving, uitmoording en verminking van zo'n 20.000 Palestijnen (christenen, moslims en atheïsten) en de vernietiging van duizenden huizen, olijfboomgaarden en fruitkwekerijen voor de kolonies werd afgewogen tegen de zelfmoordaanslagen tegen bussen en cafés door wanhopige gekoloniseerde mensen die niets anders hebben om zich te verdedigen tegen pantserwagens, gevechtshelikopters en tele-geleide raketten. Lafheid en morele leegte leidden tot stilte, morele dubbelzinnigheid en het laten vallen van de meest elementaire antikoloniale principes. Lafheid geboren uit schrik om voor antisemiet te worden uitgescholden door joodse fanatiekelingen en onvoorwaardelijke supporters van de Israëlische kolonisatie van de bezette gebieden en de verjaging van de gevangengenomen bevolking. Intellectuele lafheid tegenover de dagelijkse moorden en de geïnstitutionaliseerde foltering. Uit schrik voor hun agressieve pro-Israëlische collega's zeggen die westerse linkse intellectuelen dan: "Tja, het conflict in het Midden-Oosten is belangrijk voor hen maar ik hoef daar niet van wakker te liggen." Zo spreken de westerse linkse intellectuelen onder elkaar, zelfs als hun pro-Israëlische collega's er niet bij zijn. `Palestina', daar liggen ze niet van wakker omdat ze bang zijn een politiek etiket opgeplakt te krijgen, bang om uitgesloten te geraken op hun werk of in de media.

Die angst komt ook voort uit de propaganda van de staatsmedia en de vlaggenzwaaiende massa in het geval van Afghanistan. Na 11 september kwam 7 oktober, toen de president, met de steun van de twee partijen, het congres en alle massamedia, de oorlog verklaarde aan Afghanistan en de wereld confronteerde met zijn agressieve "je bent met ons of met de terroristen". En de meeste westerse linkse intellectuelen aarzelden geen moment: ze trokken hun uniform aan, salueerden en begonnen te discussiëren over doelwitten, terrorisme en nationale veiligheid. De `totale oorlog' (waarbij zowel burgerdoelwitten als militaire installaties gebombardeerd werden) werd een aanvaardbaar en zelfs uitgesproken onderdeel van de antiterroristische taal die de westerse linkse intellectuelen doordrong. Veel vroegere linkse critici aanvaardden de grondslagen van de oorlog: Bin Laden en een internationaal complot dat de steun had van Afghanistan, waren verantwoordelijk voor 11 september en Washington had het recht "zijn volk te verdedigen" _ door het Afghaanse volk te bombarderen. Sleutelelement in de ommezwaai van de westerse linkse intellectuelen tijdens de tweede Afghaanse oorlog was het feit dat de terroristische aanvallen tegen het World Trade Center en het Pentagon werden uitvergroot tot historische wereldgebeurtenissen, zonder weerga in de moderne geschiedenis zoals het klonk in de hyperbolische uitspraken in de massamedia van Washington en de VS, wat ruim echo vond in de rest van de wereld. In werkelijkheid was de dood van 2.500 à 3.000 mensen absoluut niet zonder weerga. Bijna evenveel Serviërs werden gedood of verdwenen in de handen van de terroristische UCK in Kosovo tijdens de Navo-bezetting. De Amerikaanse en Britse bombardementen en de blokkade tegen Irak maakten honderdduizenden doden onder de kinderen in minder dan tien jaar, zo'n duizend doden per week. En er zijn nog veel meer voorbeelden van politiek geweld aangevoerd door de VS waar veel meer doden bij gevallen zijn dan op 11 september.

Met andere woorden, het dodental was hoegenaamd geen menselijke tragedie zonder weerga. Toch marcheren de westerse linkse intellectuelen netjes in de pas, heffen ze de mantra van de massamedia aan en verspreiden ze de boodschap dat de VS-Navo-oorlog tegen Afghanistan een `juiste oorlog' is terwijl ze er zedig aan toevoegen dat die oorlog burgerslachtoffers moet vermijden. Oneerlijkheid als gevolg van lafheid: die intellectuelen weten heel goed dat de oorlog totaal zou zijn, dat alle soorten doelwitten er zouden moeten aan geloven, ook hospitalen, woonhuizen, vluchtelingenkampen enz. Hun voorbehoud ging ten onder in de vele stemmen die opkwamen voor "een rechtvaardige oorlog".

Bij een aantal intellectuelen van New York bracht 11 september totalitaire waarden aan de oppervlakte die voortvloeien uit hun onvoorwaardelijke steun aan de terroristische staat Israël. Seymour Hersh en anderen uit de liberaal-linkse literaire elite pleitten voor foltering van familieleden van vermoedelijke terroristen, en haalden de verwerpelijke methoden die de geheime politie van Israël gewoonlijk toepast als voorbeeld aan. De linksen die bekeerd waren tot imperialistische staatsterreur, zwaaiden paranoïde met het spook van nakende terroristische aanslagen om foltering als onderdeel van "nationale verdediging" te bepleiten.

Zelfs minister van Defensie Rumsfeld en minister van Justitie Ashcroft gingen niet zo ver als deze intellectuelen uit New York _ die `beperkten' zich er toe honderden Arabische verdachten op te pakken, ze schortten hun recht op bewijslast af en verdedigden het voorstel van president Bush om geheime militaire rechtbanken op te richten en executie mogelijk te maken voor wie door geheime processen zou worden veroordeeld.

De dubbelzinnigheden waar de intellectuelen van New York al jaren mee geplaagd zaten _ steun aan de Israëlische repressie tegenover de Palestijnen enerzijds, kritiek op militaire interventies van de VS elders anderzijds _ waren opgelost: nu konden ze de Amerikaanse oorlog tegen Afghanistan én de Israëlische slachting onder de Palestijnen steunen. De synergie van al dit ophemelen van geweld veegde de laatste kritische twijfels weg. New York's intellectuelen schaarden zich volop achter de oorlog. Ze propageerden een paranoïde visie op het alomtegenwoordige terrorisme, wat de permanente staat van oorlog onderbouwde. Totalitaire cultuurminnaars, die houden van Bach en hulde brengen aan de B-52'ers, die sjieke magazines uitgeven en grijnzen om Kaboel in puin, die klappen voor het Israëlisch Symphonisch Orkest maar zwijgen over de 6.000 Palestijnse kinderen die verminkt uit een vol jaar van repressie gekomen zijn. Hun visie is er een van cultureel totalitarisme en zal dat altijd blijven.

Als de intellectuelen van New York door toedoen van hun banden met de Israëli's tot de uiterst rechtse kant van de oorlogspartij van de westerse linkse intellectuelen zijn gaan behoren, dan zijn er nog anderen die zo hun eigen redenen vonden om hun capitulatie voor de imperialistische oorlogsmachine te rechtvaardigen. Feministen die eerst kant kozen voor de Carter-Clinton-oorlog tegen een emanciperend progressief lekenregime in Afghanistan (ze waren allemaal tegen de `Sovjetinvasie') steunden nadien de VS-oorlog tegen de taliban. Ze noemden die oorlog een kans om de vrouwen te bevrijden terwijl elke Afghaanse leider van de Noordelijke Alliantie (die de steun kreeg van de VS) in de praktijk de vrouwen onderdrukt. Een constante bij de westerse linkse intellectuelen is niet dat ze voor gelijkheid tussen man en vrouw zijn maar dat ze loyaal staan tegenover de globale VS-macht, in de hoop wat subsidies in de wacht te slepen voor hun ngo's.

Niet alle westerse linkse intellectuelen steunden de oorlog, of toch niet openlijk. Sommigen kwamen op de proppen met het argument van de `twee duivels': de aanslagen van 11 september stond voor hen gelijk met aanhoudende terreurbombardementen op een verarmd land. De dood van zo'n 2.500 Amerikaanse burgers, veroorzaakt door een nog altijd niet bewezen brein, stond gelijk met terreurbombardementen van 27 miljoen mensen, moord en foltering op duizenden burgers en oorlogsgevangenen, het verjagen van 3 tot 5 miljoen vluchtelingen. Theoretici van de `dubbele duivel' vinden dat het `principe' van het terrorisme telt, net het aantal slachtoffers. Voor imperialistische beleidmakers is het criteria niet hoeveel slachtoffers maar welke: één VS-slachtoffer is gelijk aan 100.000 Afghaanse vluchtelingen, 20 aandeelhoudersmaatschappijen gelijk aan 20.000 hospitalen, scholen, winkels en marktpleinen.

De fundamentele perversie van die morele gelijkstelling zit in beide zijden van de gelijkstelling: de staatsterreur van de VS is voor iedereen duidelijk, de andere kant is één groot vraagteken maar in elk geval is er niemand die het Afghaanse regime verantwoordelijk acht voor de aanslagen. Ze worden er hooguit van beschuldigd dat ze een onderkomen bezorgen aan de vermeende terrorist Osama Bin Laden. Het Afghaans regime bood zelfs aan te onderhandelen en de beschuldigde over te leveren aan een onafhankelijk internationaal gerechtshof als er feitelijke bewijzen werden gevonden. Maar zo'n bewijzen die hadden standgehouden voor een rechtbank zijn er nooit geweest, dat moest zelfs Tony Blair toegeven nadat hij een uitvoerige lijst van "bewijzen" had voorgelegd.

Het theoretische en morele punt is hier dat er geen gelijkheidsteken kan worden geplaatst tussen de schuld voor de oorlog en de terreur van "beide zijden". Een zijde, Washington, is schuldig aan massaal terrorisme op zijn weg naar een militaire overwinning; van de andere zijde, het Afghaans regime, is nooit bewezen dat het te maken had met enige terroristische gebeurtenis in de VS, het wilde zelfs een gerechtelijke procedure starten omtrent de verdachte op zijn grondgebied. De regering Bush gebruikt staatsterreur en dat is immoreel. De voorstellen van de taliban voor diplomatieke onderhandelingen over gerechtelijke bewijzen was een beschaafde en menselijke aanpak van een conflict tussen staten.

Als de westerse linkse intellectuelen zich baseren op valse veronderstellingen en daar immorele conclusies uit trekken, wie er dan gediend met die morele gelijkstelling? De westerse linkse intellectuelen zelf voelen zich er politiek door gedekt. Ze kunnen zich nu distantiëren van de verdedigers van de Afghaanse onafhankelijkheid en de imperialistische staat en zijn supporters gerust stellen: de taliban mochten best gebombardeerd worden door de VS. De gelijkstelling geeft hen boven alles politieke bescherming terwijl ze toch de oorlog kunnen bestempelen als de verkeerde methode om komaf te maken met de "misdaad" van de taliban. Ze gaan akkoord met de redenen voor de imperialistische agressie maar ze veroordelen de oorlogszuchtige respons. Dat de westerse linkse intellectuelen het Afghaans regime annex Bin Laden gelijkstelden met de aanslagen van 11 september gaf het publiek nog meer dat gevoel van gewonde natie. Nadat ze eerst meehuilden met terreurwaanzin in de media, klinkt hun kritiek op de oorlog niet erg consequent. Als ze eerst de staatspropaganda versterken, is het logisch dat hun twijfels over de oorlog slechts weinig mensen bereikt en nog minder mensen overtuigt.

Net als in elke vorige imperialistische oorlog vermijden de linkse opportunisten elk fundamenteel debat door zich toe te spitsen op secundaire aspecten om hun politieke hypocrisie te rechtvaardigen. Zij leggen alle nadruk op de slechte kanten van het beleid van het regime dat zich verzette tegen de imperialistische macht. Ze hebben het over de onderdrukking van de vrouw, het analfabetisme, de kindersterfte, het autoritaire karakter en de enge religieuze praktijken van het regime. Ze bekijken de reactionaire politiek van de taliban door een microscoop en bazuinen dan hun boodschap herhaaldelijk uit over heel de wereld. De echte boodschap is dat het regime niet beter verdient dat vernietigd te worden, de bomtapijten hebben een bevrijdend effect. De westerse linkse intellectuelen steunen de B-52'ers niet openlijk maar ze geven een contekst aan het geweld en staan dan handenwringend toe te kijken. De achterlijke krachten die de steun kregen van de VS en de massale vernietiging van het luttele sociaal weefsel dat er in Afghanistan bestond, wordt met de loep en alweer handenwringend bekeken. De westerse linkse intellectuelen ontlopen de fundamentele vraagstukken als zelfbeschikkingsrecht, antikolonialisme, het cliëntelisme dat door het imperialisme is opgelegd en de logica van de vroegere, huidige en toekomstige imperialistische invasies. Ze begraven die kwesties en houden zich bezig met discussies in de massamedia over de vrijheid van de geldwisselaars in Kaboel, de videoverkopers in Kandahar en de bordeelhouders overal.

En terwijl New York's intellectuelen in uniform raad geven aan de politie-ondervragers, in de handen klappen bij de bombardementen en oproepen tot een nieuwe oorlog tegen "de Arabieren", bieden de culturele bazen en acteurs in Hollywood hun diensten aan aan de militaire veroveraars. Op 3 december 2001 hadden meer dan 40 belangrijke film- en tv-bonzen en vakbondsleiders uit die sector een ontmoeting met Karl Rove, politiek adviseur van het Witte Huis en Jack Valenti, baas van de Motion Picture Association of America om te zien hoe de culturele industrie steun voor de oorlog kon ronselen in de VS en bij de troepen en ondertussen ook propaganda kon voeren in de rest van de wereld. Het eerste peloton van Hollywood's kruisvaarders _ inclusief George Clooney, Matt Damon, Andy Garcia en Julia Roberts _ trok naar de militaire basissen om de oorlogsgeest op de vijzelen. De sterren van het witte doek spelen een hoofdrol als propaganda-instrumenten voor de imperialistische oorlog. En hoe brutaal dat kan zijn bewijst David Keith, van de militaire film Beyond Enemy Lines, toen hij de matrozen van een vliegdekschip in de Arabische zee toesprak: "Jullie zijn onze vuisten om hen op hun smoel te slaan, jullie zijn onze tanden om hun keel over te bijten." (Financial Times, 2 december 2001, p.9)

Hollywood werkt aan een aantal films die uitdrukkelijk de oorlogslijn van Washington moeten uitdragen. Doel is de Amerikanen te overtuigen dat ze steun moeten verlenen aan de uitbreiding van de oorlog naar nieuwe gebieden, hen voor te bereiden op (zo nodig) offers door de VS-invasies voor te stellen als rechtvaardige oorlogen met een hoge kans op een overwinning. De propagandafilms zullen vorige oorlogen "opnieuw in zijn context plaatsen", zoals een Hollywood-producer het uitdrukte. Een film over de VS-invasie in Somalië stelt de Afrikanen voor als de aanvallers en de VS-troepen als de bevrijders. Hollywood speelt een belangrijke rol in de veroveringsoorlogen. De politieke boodschap van die films zal de imperialistische retoriek van Washington versterken: de imperialistische roofdieren zijn helden, de veroveraars worden mensen van vlees en bloed, er is zelfs plaats voor romance tussen veroveraars en hun slachtoffers, de verovering wordt iets nobels en niemand krijgt wat te zien van de folteringen en de verwoestingen. De films zullen de slachtoffers voorstellen als de beulen en de veroveraars als bevrijders. De plaatselijke collaborateurs worden patriotten.

Welk profijt haalt Hollywood uit die `vrijwillige' samenwerking met de staat? Als multi-miljardenbedrijven houden zij er natuurlijk dezelfde ideologie op na als de imperialistische beleidsmakers. Ze hopen ook munt te slaan uit de oorlogskoorts, door hoge kijkcijfers te halen. Kortom zij hopen dat het uitdragen van de staatspropaganda hen geen windeieren zal leggen. Radio en tv stappen sinds 11 september mee op met de oorlogsmachine. Een van de belangrijkste nieuwsomroepers, Daniel Rather van CBS, verklaarde openlijk dat hij "bereid is orders te ontvangen van president Bush". Televisie overspoelde de huishoudens en de kantoren met beelden, interviews en commentaren die de bombardementen boven Afghanistan goed praatten. Alle `negatieve nieuws' werd geweerd, alle burgerslachtoffers werden verzwegen of vergoelijkt, elk verzet in Afghanistan of elders werd afgekeurd. Alle bronnen voor het "nieuws" op radio en tv waren zonder uitzondering VS-ambtenaren, pro-oorlogsspecialisten of krijgsheren-cliënten. Hun bevooroordeelde commentaren versterkten de officiële politiek lijn van Washington. De massamedia censureren elke vermelding van medeplichtigheid of verantwoordelijkheid van de VS voor vroegere of huidige wreedheden zoals de foltering en de moord op 600 gevangenen in Mazar I Sharif. Geen van de media vertelt dat VS de fundamentalisten steunden in hun oorlog tegen het lekenregime in Afghanistan in de jaren '80. Geen woord over de samenwerking tussen Washington en de fundamentalisten in Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië en Macedonië in de jaren '90 en in het nieuwe millenium. Geen debatten over de 40 miljoen dollar subsidie voor de taliban in mei 2001, om een eind te stellen aan het kweken en vervoeren van opium. Bovenal vermijden de media een band te leggen tussen de miljoenen Afghaanse vluchtelingen en de bombardementen van dorpen en steden.

Geconfronteerd met die mediastorm, kruipen de meeste westerse intellectuelen in hun schelp van "de verschrikking van 11 september" _ als een excuus voor hun onwil om zich openlijk tegen de totale oorlog te verzetten.

Geconfronteerd met de tragedie van het Afghaanse volk _ veroorzaakt door de massale bombardemten en door de moorddadige raids van de krijgsheren-cliënten die het land aan stukken haalden en drugshandelaars en bandietenbenden loslieten op zelfs gewapende karavanen van rondtrekkende handelaars _ trekken de meeste westerse linkse intellectuelen die niet zijn bezweken voor de totalitaire verleiding zich terug in hun boeken, bibliotheken en kantoren. Cynisme of lafheid? Geconfronteerd met de monsterlijke misdaden tegen de mensheid verdiepen ze zich in hun mondaine wereldje.

Er zijn dissidenten, moedige intellectuelen en journalisten, zoals de Britse reporter Robert Fisk, een moedig boegbeeld van deze minderheid. Hij vraagt of er geen Oorlogsmisdadentribunaal moet komen voor de aanstichters van de Totale Oorlog. We wachten nog altijd op een antwoord van de westerse linkse intellectuelen.

Anti-oorlogsbetogers protesteren mar de massamedia zien het niet, Nieuw Totalitair Rechts maakt hen zwart, Franse intellectuelen zoals Bernard-Henry Levy en Jacques Julliard noemen hen anti-Amerikaans. Die intellectuele "vrienden van Amerika" zien alleen het Amerika van het imperium en niet de revolutionaire anti-imperialistische traditie.

Veel vroegere westerse linkse intellectuelen werken hun frustraties weg met chauvinistische praat over een "rechtvaardige oorlog". Anderen blijven worstelen met die morele gelijkstelling. De meesten trekken zich terug in apolitieke beschouwingen.

De westerse linkse intellectuelen zitten op een dood spoor. Hun huidige capitulatie wortelt in de anticommunistische reflex van begin de jaren '80 en hun zelfbegoocheling omtrent de humanitaire imperialistische oorlogen van de jaren '90. De totale oorlog buigen ze om tot een "rechtvaardige oorlog", hun morele plichten zien ze alleen in dienst van het imperium. Imperialistische oorlogen, zo schreef Sartre ooit, zijn de kanker van de democratie.

Een heropstanding van de westerse linkse intellectuelen zal méér vergen dan wat kritische intelligentie, er zal morele moed voor nodig zijn die het hoofd kan bieden tegen de makkelijke keuze voor de "twee duivels" en de morele gelijkstelling. De nieuwe linkse intellectuelen zullen moeten zeggen wat er gezegd moet worden over de koloniale staten, tegen de etnische gevoeligheden van hun collega's in. En boven al zullen ze moeten inzien dat zij in een imperium leven en dus een specifieke verantwoordelijkheid hebben: ontmaskeren dat imperiums geen humanitaire oorlogen voeren, alleen oorlogen tegen de mensheid.

Geen opmerkingen: