3.30.2016

'het dagelijkse communisme'



Mensen zijn gek op het delen van eten en drinken, pleinen en parken, muziek en verhalen, het strand en het bed.
Misschien wel het beste voorbeeld van deze vrijgevigheid is het huishouden. Miljarden huishoudens, wereldwijd, zijn communistisch georganiseerd. Het woord ‘economie’ komt niet toevallig van het Griekse oikonomíā, dat ‘het beheer van het huishouden’ betekent. Ook op ons werk - de plek in ons leven die bestaat bij de gratie van betaling - hangen we voortdurend de communist uit. Zo heb ik voor dit stuk veel gehad aan het commentaar van een aantal collega’s, terwijl ik hen niet betaald heb voor de tijd die ze erin hebben gestopt. Sterker nog, ik denk dat ze dat als een belediging zouden hebben opgevat. En het zou ook onhandig zijn geweest. Het bedrijfsleven is gek op het communisme omdat het extreem efficiënt is. Het alternatief (alles in geld vatten) levert stapels papierwerk op. Dat is zo, maar aan de andere kant: hoe vaak heb je een toerist laten betalen nadat je hem de weg wees? Of nadat je de deur openhield in de trein, een voorbijganger liet schuilen voor de regen of een drenkeling uit het kanaal viste? Dit zijn geen ‘voor-wat-hoort-wat-transacties' – je doet het gewoon, een kwestie van beschaving. Het is genoeg om te geloven dat de vreemdeling hetzelfde voor jou zou doen. Zo zit ons leven vol met communistisch gedrag. Het woord communisme komt van het Latijnse ‘communis,' dat ‘gemeenschappelijk’ betekent. Je zou het kunnen zien als het fundament waarop al het andere – markt, staat, bureaucratie - is gebouwd. Dat verklaart waarom er na een natuurramp of een aanslag (zoals deze week in Brussel) steevast een explosie van samenwerking en altruïsme op gang komt. We gaan dan weer terug naar de basis.


Op de middelbare school kreeg ik een heel ander mensbeeld ingepeperd. Daar werd Adam Smith geciteerd, de grondlegger van de moderne economie. ‘Het is niet vanwege de goedheid van de slager, de brouwer of de bakker dat wij ons eten verwachten,’ schreef hij, ‘maar vanwege hun eigenbelang.’ Het is een van de meest geciteerde zinnen in de westerse geschiedenis geworden. Toch beschrijft Smith hier eerder de uitzondering dan de regel. Want zeg nu zelf: het is niet vanwege het eigenbelang van de vader, de vriend en de vrijwilliger dat wij genieten van het eten op tafel, het biertje op zijn kosten en het pakket van de Voedselbank. Sterker nog, meer dan de helft van al ons werk is onbetaald. Ik heb het hier over cruciaal werk - zorgen, opvoeden, koken - dat wereldwijd vooral door vrouwen wordt gedaan. Maar het wordt niet meegerekend in het bruto binnenlands product en dus straal genegeerd door de meeste economen. Ik weet ook wel: ‘van ieder naar zijn vermogen, aan ieder naar zijn behoeften’ is geen principe dat we altijd en overal kunnen toepassen, evenals we niet alles (denk weer aan die kaasschaaf) in geld kunnen vatten. Maar één ding is zeker: er zijn veel meer dingen communistisch georganiseerd dan kapitalistisch. In die zin ‘werkt’ het communisme een stuk beter dan het kapitalisme.

Geen opmerkingen: