11.11.2016

11 november - 'Aan een moeder' - Paul van Ostaijen

Haar zoon viel op het slagveld
 
 
 
 
Je hebt me gezegd: ‘Mijn zoon is gevallen, -
 
jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet,
 
of zijn lippen niet
 
of zijn handen; geen van allen
 
die nu naast mij zijn, hebben hem gekend,
 
maar enkel wààr mijn zoon is gevallen, -
 
op het veld van eer.
 
Als ik stappen hoorde op de straat
 
zei ik: zo zal zijn heimkeer
 
zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer.
 
De penningen die ik heb willen besparen
 
om hem een jas te kopen,
 
liggen nog in de kast, naast de oorlogprentjes
 
uit zijn jeugdjaren.
 
Je moest voor mijn zoon een gedicht maken,
 
dat leg ik dan naast de prenten in de kast.’
 
 
 
Ik weet, moedertje, je zou graag lezen:
 
‘Wapengeweld, slagveld, held,’
 
want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld,
 
en van je zoon heb je niets meer dan dat.
 
Woorden die je troosten moeten,
 
omdat je je zoon niet meer zult wekken;
 
je zult zijn koffie niet meer bereiden,
 
steeds als de klok dezelfde uur slaat,
 
hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat
 
en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen
 
die je hem zeggen zou
 
in stervensnood.
 
 
 
Slagveld, veld van eer,
 
vaderland, en de zaak van het recht.
 
 
 
 
Maar ook staat dit geschreven:
 
Je zult niet liegen, niet bedriegen.
 
De laatste kreet van je zoon was: ‘Moedertje,
 
belieg mij niet, belieg mij niet.
 
Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed
 
van mijn moeder die ik derven moet.’ -
 
 
 
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak,
 
maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen,
 
omdat ons de menselike goedheid is ontvallen.
 
Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon
 
en elk woord als eer en held is smaad en hoon.
 
Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen
 
door een sluipmoordenaar.
 
Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
 
 
 
Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg,
 
en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware.
 
Wij hebben gelogen.
 
‘Demokratie’: wij hebben bedrogen.
 
 
 
Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde
 
nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees,
 
dan is er weer niets gebeurd.
 
Om je zoon, om je zoon die viel,
 
werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg.
 
Als je zoon die viel,
 
als mijn broeder die nog in de kiel
 
staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers,
 
als de miljoenen verlossers, - laatste teken van de visfiguur, -
 
die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur,
 
volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen,
 
die zij niet te dragen hadden, dan enkel houten armpjes
 
en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht
 
de nieuwe erfzonde van machtbegeren
 
en van waan,
 
 
 
dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan,
 
weer nutteloos.
 
Alles is schoonheid. - Herinner je nog je zoon
 
toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat, -
 
wij moeten ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden
 
van de waanzonde.
 
 
 
De miljoenen zwarte fatum-kruisen
 
zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde
 
heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde;
 
levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven
 
tot geloof in het levende leven.
 
Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen
 
in ons geweten.




uit: Paul van Ostaijen, Verzamelde gedichten. (Verzameld werk deel 1 + 2) (ed. Gerrit Borgers). Prometheus / Bert Bakker, Amsterdam 1996. Online bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren - link

Geen opmerkingen: