Amper 21 was ik toen ik besloot naar het klooster te gaan. Ik wou dat eens uitproberen, want ik had een paar nonnen bezig gezien en hun leven sprak me aan. Eerlijk gezegd dacht ik niet dat ik het zou volhouden. Ik had dan wel nooit gedroomd van huisje-boompje-beestje, maar ik had wel een vriendje dat overal mee naartoe ging. Pas op, dat was allemaal heel braaf en platonisch. Een echt lief heb ik nooit gehad, en ik verlangde er ook niet naar.

Ik kom uit een goed, warm gezin in Gentbrugge, waar ik met plezier en dankbaarheid aan terugdenk. Vader was onderwijzer en moeder deed het huishouden. Mijn twee jongere zussen waren nog niet schoolplichtig toen ik al met papa te voet naar school ging. Elke dag 'n stevige wandeling die onze band nog nauwer maakte. Maar mijn vader, nochtans een gelovige man, was er radicaal tegen dat ik naar het klooster ging. Hij vroeg zich af wat zijn dochter in 's hemelsnaam kon gaan doen bij de Zusters van Liefde. Hij begreep niet wat nonnen bezielde en wat ze aan de gemeenschap konden bijdragen. Maar hij verzette zich niet toen ik vertrok en hem vroeg of ik een auto mocht huren. Waarschijnlijk dacht hij dat ik een paar weken later met hangende pootjes wel weer thuis zou staan.

Die eerste periode in het klooster mocht ik niet buiten, en toen er eindelijk bezoek mocht komen, was alleen mijn moeder op de afspraak. Papa weigerde haar te vergezellen, hij wou dat ik daar een tijd alleen zat om goed te beseffen waaraan ik begon. Hij ging er nog altijd van uit dat het een gril was. Pas toen hij besefte dat ik er echt wou blijven en dat ik gelukkig was met mijn keuze, is hij helemaal bijgedraaid. Dat zie je op de foto van mijn intrede in vol ornaat: hoe fier mijn vader daar is...

Ik zat dan wel in een klooster, ik ben altijd een vrije vogel geweest die binnen de vastgestelde grenzen haar eigen weg zocht. Toen ik verplicht een andere naam moest kiezen, noemde ik mezelf ‘zuster Francisca Van Assisi'. Je begrijpt, dat heeft niet lang geduurd. (schatert) Zes maanden later mocht ik mijn eigen voornaam weer gebruiken en werd ik ‘zuster Monica'.

Bij de Zusters van Liefde in de Molenaarsstraat in Gent kwam ik terecht in een groep met een dertigtal zusters van alle leeftijden. De sfeer was uitstekend, ik heb me daar als jonge zuster goed geamuseerd. Wreed gelachen met van die dwaze stoten. Toen ik er nog maar pas woonde, moest ik samen met een andere zuster poetsen. Geen van beiden kenden we daar iets van, thuis deed moeder dat immers. We kregen de opdracht om buiten het gras met een borstel te poetsen. En we déden dat!

Het was natuurlijk soms ook hard werken, en dan verging het lachen ons al eens. Ik werd bijna meteen gevraagd om 's morgens vroeg te helpen in het bejaardenhuis. Mijn eerste opdracht: een man wassen die in een zaal lag. Ik stroopte mijn mouwen op, stapte naar dat bed en trok zonder aarzelen de dekens van hem af. Een oudere medezuster kwam in paniek aangelopen met een scherm om die man wat privacy te geven. Geopenbaard worden in zijnen bloten, dat kon natuurlijk niet en ik had daar niet bij stilgestaan. Raar maar waar: hoewel ik uit een beschermd milieu kwam en geen enkele ervaring had, kon ik de confrontatie met die naakte man toch aan. Ik ben zo'n type, ik maakte daar allemaal geen spel van. Terwijl een vriendin van mijn jaar zo beschaamd werd, dat ze moest afhaken en een andere taak vroeg.

 

 
Ik ben 80 jaar, zo heel lang kan ik niet meer leven, maar ik hoop natuurlijk dat het nog een tijdje duurt. Wat er na de dood komt, kan ik me moeilijk voorstellen, maar ik denk wel dat er iets is. Ik ga ervan uit dat ik ergens terechtkom waar het goed is. Maar ik moet bekennen: ik kijk er niet naar uit. Laat me hier nog maar wat blijven.”

Ik heb nooit getwijfeld aan m'n geloof, het beeld van God dat ik koester is hetzelfde gebleven als toen ik jong was. Ik zeg altijd: de Heer is mijn herder, maar ieder gelooft op zijn manier.