In Mo* magazine staat deze editie een uiterst interessante en zeer actuele tekst van Els Hertogen. Zij is de kersverse algemeen directeur van 11.11.11.
Op 4 september bracht zij deze tekst als lezing in deBuren, in het kader van Mo*talks.
Je kunt de lezing integraal herbeluisteren:
Wat is hét middenveld eigenlijk? Velen beschouwen het middenveld als “de wereld van het verenigingsleven” die zich bevindt in de driehoek tussen burger, de markt en de politiek. Dat gaat in Vlaanderen van sport- en kaartclubs, over lokale Femma- en KWB-groepen, burgerplatformen, tot vakbonden en ngo’s als 11.11.11. Niet al die organisaties nemen een politieke rol op, vele richten zich vooral op het bijeenbrengen van mensen en op dienstverlening.
Maar… er is nog een andere manier om “het middenveld” te beschrijven. Die mensen die al grappend de voetbalallegorie bovenhalen als je hen vraagt wat “middenveld” betekent, komen eigenlijk verrassend dicht in de buurt. Het gaat dan uiteraard niet over voetbal spelen, maar wel over een arena. Waar het spel gespeeld wordt dat dé kern vormt van een gezonde democratische samenleving: het debat over hoe we onze samenleving willen vormgeven.
In dát middenveld, in die publieke ruimte, ontmoeten ideeën elkaar, inspireren elkaar, botsen met elkaar, bouwen voort op elkaar. Daar vindt een ideeënstrijd plaats. Daar hoor je stemmen die moeilijk doorklinken in andere arena’s zoals het bedrijfsleven, het parlement, of binnen organisaties zelf. Daar worden machthebbers ter verantwoording geroepen. Wij spreken dan over een “civic space” of civiele ruimte.
In die civiele ruimte bewegen niet enkel ngo’s en vakbonden zich, maar ook mensenrechtenactivisten, opiniemakers, journalisten, burgerinitiatieven, bewegingen zoals YouthforClimate. De actievormen om zich te manifesteren, worden er voortdurend (her)uitgevonden. Die civiele ruimte is nodig zodat middenveldorganisaties hun rol van maatschappelijke verandering, hun politieke rol kúnnen opnemen.
Over dát middenveld heb ik het vanavond. Dat amalgaam van mensen en groepen die zich dag in dag uit begeven in die arena. Die hun recht op de civiele ruimte elke dag bevechten en die ruimte innemen, met hun stem en met hun gedrag, met als doel om de maatschappij te veranderen richting meer sociale en ecologische rechtvaardigheid. Je engageren in dát middenveld is geen vrijetijdsbesteding, maar uiterst politiek. En net dát is wat we vandaag meer nodig hebben. Niet enkel in Vlaanderen, maar wereldwijd.
Al te vaak wordt “aan politiek doen” beschouwd als “aan partijpolitiek doen”. Het primaat van de politiek wordt steeds vaker bovengehaald om te stellen dat middenveldorganisaties enkel dienen om mensen op een warme manier bijeen te brengen. Ze mogen zich niet bezig houden met formuleren van alternatieve beleidsvoorstellen en praktijken, want dat is het privilege van degenen die bij verkiezingen verkozen werden. Voor beleid, zegt men, hebben we sterke leiders nodig, die weten wat ze moeten doen. Terwijl complexe uitdagingen net baat hebben bij een veelheid aan stemmen. Uiteraard moeten er knopen doorgehakt worden, en in onze representatieve democratie gebeurt dat idealiter in het parlement. Maar liefst met een goed zicht op behoeften en uitdagingen en een brede waaier aan mogelijke antwoorden. Dat een gezond en levendig middenveld in het verleden al heeft aangetoond dat het die bufferfunctie kan opnemen, staat buiten kijf.
Beeld je in dat er geen vrouwenbeweging was geweest die zich had ingezet voor vrouwenstemrecht? Geen vakbonden die zich hadden ingezet voor een vijfdagenwerkweek of jaarlijks verlof? Geen bewegingen voor de afschaffing van de slavernij? Geen Rosa Parks die vooraan in de bus was blijven zitten? Er zijn voorbeelden genoeg van organisaties en bewegingen die zogezegd utopische eisen stelden die nu realiteit en voor ons de logica zelve zijn. Dit is allemaal het gevolg van collectieve actie.
Ook vandaag zien we veel positieve en krachtige voorbeelden. In Cambodja hebben vakbonden een sleutelrol gespeeld in het verhogen van het minimumloon van textielarbeiders. In Congo zorgt Radio Maendeleo ervoor dat burgers in Zuid-Kivu over illegale checkpoints geïnformeerd worden. Greta Thunberg zette het klimaat hoog op de politieke en publieke agenda. Voor 11.11.11 zijn dit allemaal changemakers. Mensen en groepen die strijden voor sociale en ecologische rechtvaardigheid.
Volgens de Verenigde Naties draagt een open civiele ruimte bij tot de realisatie van alle mensenrechten en is het een onmisbaar element van vreedzame, welvarende en democratische samenlevingen. Die civiele ruimte is niet alleen nodig, het is ook een recht. Het recht op meningsuiting, vereniging, vergadering en op deelname aan openbare aangelegenheden vormen de basis voor civiele ruimte. Beperking van civiele ruimte heeft volgens de VN daarentegen een negatieve impact op armoedevermindering, ongelijkheid, menselijke veiligheid, discriminatie en conflict.
En hoewel we al grote stappen vooruit hebben gezet, kampen we vandaag nog met onnoemelijke uitdagingen op het vlak van ongelijkheid en armoede, klimaatverandering, discriminatie. Nog steeds lijdt 11 procent van de mensen elke dag honger. Nog steeds leeft 9 procent in extreme armoede. De planeet wordt leeggeroofd en daarmee wordt het levensonderhoud van vele mensen ondermijnd. Een toenemend aantal populistische leiders profiteren van sociale polarisatie tussen groepen om hun machtspositie te vergroten. Dit is onaanvaardbaar in een globale samenleving met zoveel welvaart en kapitaal. De nood aan een dynamische civiele ruimte, waar groepen mensen hun claims voor sociale en ecologische rechtvaardigheid kunnen maken, blijft dus – jammer genoeg – gigantisch groot!
Echter, op een moment dat er een krachtig, machtig en mondig middenveld nodig is, net op dat moment zien we dat de ruimte voor middenveldactoren verkleint. Althans volgens CIVICUS, de internationale alliantie van middenveldorganisaties en activisten die de civiele ruimte analyseert. Zij schreef in haar jaarrapport van 2019 dat slechts 280 miljoen mensen in een vrije samenleving leven, dat is 4 procent van de wereldbevolking. In 111 landen wereldwijd (6 op de 10) is er sprake van druk op het middenveld. De sociale groepen die het vaakst geviseerd worden zijn vrouwen (20 procent), werknemers (14 procent), LGBTI (9 procent) en milieugroeperingen (8 procent).
Na het einde van de Koude Oorlog, in de jaren negentig en tweeduizend, won de human rights based approach aan belang en werd er veel geïnvesteerd in middenveld en mensenrechtenactivisten. Sinds 2005 is er blijkbaar een terugval. Die inkrimpende ruimte uit zich op drie manieren. Zo hebben meer dan 50 landen de voorbije jaren wetten aangenomen die het moeilijk maken voor middenveldorganisaties om zich te registeren, activiteiten uit te voeren of financiering te krijgen. Zoals in Hongarije waar de werking van ngo’s die zich inzetten voor vluchtelingen enorm bemoeilijkt werd door de stringentere wetgeving.
Ten tweede worden middenveldorganisaties verbaal aangevallen of gestigmatiseerd. Kijk hoe de ngo’s die reddingsschepen hebben in de Middellandse Zee beschimpt werden en intussen ook gecriminaliseerd. Of hoe Duterte in de Filipijnen mensenrechten-ngo’s verbaal viseert. Daar heeft dat harde discours zich ook vertaald in echte gevolgen voor mensenrechtenactivisten, in geweld en bedreigingen door zowel overheids- als niet-overheidsactoren.
Soms is er dus ook fysiek geweld, een derde manier waaraan we zien dat de ruimte verkleint. Tussen 1997 en vandaag zijn volgens Amnesty International meer dan 3500 mensenrechtenactivisten vermoord. Er is ook toenemend cybergeweld. De laatste jaren nemen restricties op de digitale ruimte in snel tempo toe.
We bevinden ons op een kantelmoment. Het is niet duidelijk naar welke kant de macht zal overhellen. Richting een daadkrachtig aanpakken van sociaal-economische ongelijkheid en ecologische achteruitgang? Richting democratisch bestuur, met participatie van verschillende belangengroepen en respect voor de universele mensenrechten? Of in de richting van autoritair en dictatoriaal leiderschap, aangestuurd vanuit een nationalistische reflex, weg van het internationalisme dat dominant werd na de Tweede Wereldoorlog? Naar welke kant het overhelt, is voer voor strijd.
Het is aan politiek en bedrijfsleven om wereldwijd ervoor te zorgen dat die civiele ruimte beschermd wordt, zodat het middenveld tenvolle zijn politieke rol kan opnemen. Het is aan het middenveld om te blijven knokken voor die civiele ruimte. Het moet zijn verhaal krachtig en machtig maken en blijven vertellen, en zoeken naar nieuwe vormen om een tegenwicht te bieden aan de overmacht van het autoritaire en rechtse discours op sociale media. Om samen te werken en krachten te bundelen. Elkaar te steunen vanaf het ogenblik dat de civiele ruimte verkleind wordt.
Hierin volg ik Lysa John van CIVICUS in haar interview met Gie Goris in MO*magazine: ‘Vanaf het ogenblik dat we merken dat een overheid erin slaagt om een groot deel van de bevolking te overtuigen dat alle problemen opgelost kunnen worden als een bepaalde mening of gemeenschap maar voldoende onderdrukt wordt, dan moeten al onze signalen op rood staan. Het is uitgerekend in dat soort situaties dat je een middenveld nodig hebt dat pal staat voor de rechten van elke mens, elk individu, elke gemeenschap.’ Hoe die politieke strijd gevoerd moet worden, is afhankelijk van de context, het doel en het DNA van de organisatie/beweging. Maar dat we voor turbulente tijden staan op dat vlak, is wel duidelijk.
Omdat die civiele ruimte zo cruciaal is, voeren wij als 11.11.11 hier dit najaar campagne rond. We brengen changemakers in beeld die dag in dag uit vechten voor een sociaal en ecologisch rechtvaardige wereld. Dit is een erg hoopvol verhaal. Want CIVICUS geeft ook aan dat één vierde van de posts in de CIVICUS monitor verwijst naar positieve evoluties. Hoewel we wereldwijd met een te beperkte civiele ruimte zitten, is die ruimte ook wel voortdurend in beweging.
Op sommige plaatsen wordt het slechter, maar op andere beter. Vooruitgang is er waar mensenrechtenactivisten vrijgelaten worden, waar de rechtbank positieve uitspraken doet, waar wetgeving en akkoorden die activisme wel beschermen (zoals het Escazu akkoord in Latijns-Amerika) tot stand komen. In Ethiopië heeft verandering in politiek leiderschap ertoe geleid dat er een verbeterde context is voor civiel activisme.
Net zoals Lysa John stelt: ‘Mensen zitten niet te wachten tot ze het recht krijgen om zich te organiseren, ze nemen dat recht, ongeacht de houding van de overheid.’ En dat leidt soms tot onverhoopte successen. Dat moeten we steunen. Niet uit het belang van ons voorbestaan als organisaties, maar vanuit onze missie en visie om een meer sociaal en ecologisch rechtvaardige wereld te krijgen. De toekomst is aan de wereldverbeteraars, de changemakers. Zij die aan politiek doen in de brede zin van het woord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten