5.09.2012

Waarom ik meer dan ooit voor de vakbond kies

Beste kameraden en vrienden, in de meeste bedrijven en diensten zul je er niet naast kunnen kijken, de sociale verkiezingen zijn van start gegaan.
Naar aanleiding van deze verkiezingen schreef Marijke Persoone, adjunct-algemeen secretaris van LBC-NVK, een ongelofelijk lezenswaardig essay.
Omdat het zo helder en duidelijk geschreven is en inhoudelijk zeer sterk neem ik gewoon integraal over.

Even voor alle duidelijkheid, dit is geenszins een stemadvies, ACV is mijn vakbond, maar dat weten jullie wel maar ABVV en ACLVB zijn evengoed bewonderenswaardige organisaties. Stem zeker voor de verkiezingen zou ik zo zeggen en stem op wie volgens jou de beste délégé zal zijn.

Waarom ik meer dan ooit voor de vakbond kies

'Ouderwets', 'maatschappelijk onverantwoord', 'enkel begaan met oudere werknemers', dezelfde verwijten doken op in alle media. Commentaarschrijvers van kranten en tijdschriften kopieerden elkaars giftige antivakbondcitaten. Radio en tv voerden dezelfde 'onafhankelijke' denkers op, die in prime time hun gal mochten spuwen op de vakbonden. Ministers twitterden mee met 'de stem van het volk'. Opiniepeilingen bewezen het: de vakbond is niet meer van deze tijd. En staken al helemaal niet. Toeval of niet? Waarom moeten vakbonden overal in Europa in het verdomhoekje? Wie heeft daar belang bij?



'Dit is de muur. Tot hier reikt het denken', zo begint het gedicht 'De muur' van Charles Ducal. Dit gedicht en de kwaadheid van vele vakbondsmilitanten die zich door al die negatieve kritiek gekwetst voelden, deden mij naar de pen grijpen. Ik hoop dat deze tekst leest als een uitnodiging om verder te denken, voorbij de onzichtbare muur van 'zo is het en zo zal het blijven'. Het is een persoonlijke reflectie, maar de ideeën zijn de vrucht van het collectieve weten dat zich elke dag opnieuw in de vakbond ontwikkelt. Met dank aan de vele militanten en collega's met wie ik droom en daad mag delen.

Vakbonden ongewenst in tijden van crisis

Het anticrisisplan van Europa kent maar één remedie: keihard besparen. Om die politiek op te leggen moeten democratie en vakbonden wijken.

Vakbond-bashen gebeurt niet in het luchtledige. Laten we even kort de film van de crisis terugspoelen. De zeepbel van het-kan-niet-op barstte in september 2008 in de Verenigde Staten. De overproductiecrisis die al lang in de Amerikaanse economie verweven zat, werd uitgesteld door een kunstmatig opgepepte consumptie. De kredietverlening ging door tot in het absurde. Schuld werd verpakt als nieuw krediet. Kredietwaardigheid werd niet meer gecheckt. De sky was de limiet, totdat Lehman Brothers failliet ging. De huizenmarkt stortte in en de paniek golfde als een tsunami door heel de financiële wereld. Wereldwijd zagen de banken zich verplicht om voor vele miljarden rommelpapier af te schrijven en zware verliezen te boeken. Het kapitalisme botste op zijn grenzen.
De banken moesten worden gered met overheidsgeld. De belastingbetaler staat garant wanneer speculatie slecht afloopt. 'Hoe durven ze?', vraagt Peter Mertens zich terecht af. Landen werden eigenaars van 'bad banks' of stonden er borg voor. Na de redding van de banken moesten de winsten van de grote aandeelhouders veilig gesteld. De bedrijven huurden allerlei lobbyisten en experts in om nog meer lastenverlaging en fiscale voordelen binnen te rijven. En plots stonden de landen zelf in het oog van de storm. Ze hadden banken gered met bij de banken geleend geld. Het surrealisme stopt niet aan onze landsgrenzen. Strenge besparingen moeten nu het overheidstekort wegwerken. Wie dat niet doet, wordt door de ratingbureaus afgestraft en moet op nieuwe leningen een hogere interest betalen. Griekenland staat aan de rand van de afgrond. Ierland en Portugal volgen op neuslengte. Spanje, Italië, en ja, ook België krijgen het benauwd. De Europese leiders houden crisisberaad.
Om de toekomst van onze kinderen te verzekeren, moeten we met z'n allen zware offers brengen op het altaar van de euro, zo luidt de boodschap. Bij nader inzien blijkt dat we 'met z’n allen' niet al te letterlijk moeten nemen. Het zijn de werkende mensen die de factuur voorgeschoteld krijgen. Eén op de zes Europeanen leeft in armoede, maar het aantal miljonairs neemt jaar na jaar toe. In plaats van welvaart voor iedereen creëert het Europese project almaar meer ongelijkheid. Misschien is vakbond-bashen in deze context niet zo toevallig. In Spanje, dat zijn arbeidsmarkt versoepelde op aandringen van Europa, vindt meer dan de helft van de jongeren geen baan. In Nederland krijgen honderdduizenden werknemers te horen dat de pensioenfondsen met hun spaarcenten hebben gegokt en dat ze hun oude dag zuiniger zullen moeten doorbrengen.

Ons land wordt na een besparingsronde van elf miljard euro door eurocommissaris Olly Rehn streng aangemaand om nog twee miljard extra te besparen. Doet België dat niet, dan dreigt het zware boetes te moeten betalen. Nauwelijks is die operatie achter de rug of het nieuwe huiswerk komt eraan: vijf miljard euro snoeien in 2013, drie miljard in 2014 en nog eens drie miljard in 2015. Ook de index, de pensioenen en de arbeidsmarkt worden over de hekel gehaald.
België heeft kennelijk nog te veel sociale bescherming. In Duitsland, het veel geprezen modelland dat de voorbije jaren nieuwe werkgelegenheid creëerde, zijn er 1,4 miljoen werknemers die een baantje hebben, maar te weinig verdienen om menswaardig te leven. Veel werknemers met een mini-job die met elkaar concurreren op de arbeidsmarkt, dat houdt de lonen laag. En in Italië duikt kinderarbeid opnieuw op. In de regio rond Napels alleen al hebben ruim 50.000 kinderen de school ingeruild voor een baantje in het zwart om het gezinsbudget leefbaar te maken.
'Economic governance' is nu het motto van Europa. Vrij vertaald: alles in dienst van het kapitaal. Overdreven? De democratische façade brokkelt snel af. De regeringen van de Europese landen gooien hun soevereiniteit te grabbel. De Goldman Sachs-boys, Mario Monti, Loukas Papadimos en Mario Draghi, nemen respectievelijk Italië, Griekenland en de Europese Centrale Bank in handen. Europese regeringsleiders gedragen zich als butlers van de beurzen, de hefboomfondsen en de ratingbureaus. Discreet en loyaal. Ghostwriters van de haute finance schrijven de Europese richtlijnen.
De ordewoorden klinken unisono: openbare dienstverlening privatiseren, flexibele arbeidsmarkt, langer werken en besparen, besparen, besparen, op kap van de werkende bevolking weliswaar. Het echoot als een orakel dat vertrekt van op de Griekse Acropolis en nazindert tot in Charleroi en Zwevegem. De wreedste pythia is Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis. Hem hebben de onheilsgoden het volgende orakel in de mond gelegd: "De enige manier waarop de eurolanden hun geloofwaardigheid op de financiële markten kunnen terugwinnen, is door hard te bezuinigen en beleggers te laten zien dat de bevolking lijdt onder de genomen maatregelen". We mogen De Keyzer dankbaar zijn. Hij beschrijft precies wat het Europese besparingsbeleid beoogt. Het is de patiënt aan een infuus leggen terwijl je hem langzaam de keel dicht nijpt. Dan heb je liefst geen kritische pottenkijkers in de buurt.

Nerveus

Wie veel kapitaal bezit, wordt nerveus wanneer vakbonden en sociale organisaties de vraag naar rechtvaardigheid en herverdeling hoog op de agenda plaatsen. Voorstellen voor een eerlijke fiscaliteit moeten als onrealistisch worden afgevoerd.

Aandeelhouders, bedrijfsleiders en politici reageren zenuwachtig, bang dat er een eind komt aan de race naar almaar meer winst. Op zoek naar remedies om uit het crisisdal te klimmen, raken ze in hun eigen tegenstellingen verstrikt. Ze prediken de vrije markt en bedelen om staatssteun. Ze houden van concurrentie, maar China mag niet meedoen. Ze kampen met overproductie, maar ze breken de koopkracht van de bevolking af. De slang bijt zichzelf in de staart. Maar er is nog iets anders dat de heren uit het gedicht van Charles Ducal erg nerveus maakt. De asociale crisisremedies zetten de vraag naar rechtvaardigheid en herverdeling hoog op de agenda. Waarom wordt speculatie niet resoluut aan banden gelegd? Waarom blijft de één procent superrijken buiten schot? Waarom betalen alleen gewone mensen belastingen? Waarom krijgen bedrijfsleiders riante bonussen terwijl ze honderden werknemers ontslaan? Waarom betalen grote multinationals geen eurocent belastingen? Lastige vragen. De heren treken een muur op: 'tot hier reikt het denken'.

Woordvoerders van het grote vermogen verzinnen, met het angstzweet in de handen, antwoorden die de lastige vragenstellers moeten sussen. Siegfried Bracke (N-VA) wringt zich in bochten om uit te leggen welke ramp het zou zijn voor de armen als er geen rijken zouden zijn. "Wij zijn een linkse partij in die zin dat ons programma het best is voor wie er het slechtst aan toe is in Vlaanderen". De N-VA een linkse partij, dat leest u goed. Bracke vervolgt: "Het ergste dat arme mensen kan overkomen, is dat er geen rijke mensen meer zijn. Als je de motor van de welvaart aanvalt met allerlei belastingen, gaat dat eerst ten koste van die mensen". Let op de oorlogstaal. Rijke mensen belasten is een aanval.
Een tweede voorbeeld speelt zich af bij staaldraadproducent Bekaert waar 600 ontslagen in de lucht hangen. Baron Buysse moet even slikken – of beeld ik me dat maar in? - wanneer hij aan de verzamelde pers uitlegt dat de 434.000 euro loonsverhoging voor topman Bert De Graeve al lang geleden was afgesproken en dat De Graeve zijn doelstellingen heeft gehaald.
Dat brengt zijn totale verloning voor vorig jaar op 1,78 miljoen euro. Vakbondsdélégués protesteren. Vervelend, toch? Met het vingertje in de lucht waarschuwen bedrijfsleiders voor een afgunstmaatschappij. Ze schreeuwen moord en brand over de automatische index voor hun werknemers, maar bedenken zichzelf met een loonsverhoging van 32 procent.
Of ze vinden, zoals de grote baas van uitzendkantoor Adecco, dat het vakantiegeld en de dertiende maand maar beter worden afgeschaft, terwijl ze zelf jaarlijks een slordige 3,2 miljoen euro opstrijken. Hoe durven ze? Vakbonden en andere sociale organisaties stellen niet alleen lastige vragen. Ze komen ook aanzetten met hoogst vervelende voorstellen: de notionele interest afschaffen, een vermogensbelasting invoeren, komaf maken met de fiscale fraude. Voor Johan Van Overtveldt, hoofdredacteur van Knack en Trends, is het onmiddellijk alarmfase rood. De potentiële opbrengsten van dat soort voorstellen worden volgens hem "op een potsierlijke manier overschat". "De vakbonden goochelen hier met bedragen die oplopen tot 8 miljard euro. Dat is echt van de pot gerukt". Wanneer bij de regeringsvorming de eerste ontwerpnota van Di Rupo een bescheiden aanzet geeft tot een vermogenswinstbelasting schrijft de krant De Tijd: "Vermogende Belgen maken zich zorgen over de belastingaanvallen die formateur Elio Di Rupo (PS) plant en bestuderen denksporen om daaraan te ontsnappen". Merk ook hier weer de term 'aanvallen' als het gaat over de rijken belasten.

Wanneer in een debat met UNIZO-voorman Karel Van Eetvelt wordt vermeld dat de bedrijven in ons land gemiddeld slechts 11,8 procent vennootschapsbelasting betalen, antwoordt hij: "Je liegt". Pech voor hem, het cijfer komt van minister Reynders (MR). De toenmalige minister van Financiën gaf toe dat de reële vennootschapsbelasting op minder dan 10 jaar tijd van net geen 20 procent daalde naar 11,8 procent. De waarheid stoort kennelijk. Als er geen argumenten zijn, dan maar beschuldigen of verdacht maken. Een leestip voor al wie denkt dat bedrijven in ons land te veel belastingen betalen, is een mooie brochure, bedoeld om Japanse investeerders naar ons land te lokken. Daarin schrijft voormalig VBO-voorzitter Thomas Leysen: "Het reële tarief van de vennootschapsbelasting in België is een van de laagste ter wereld". Niet echt een vakbondsjongen die het zegt.

Geen samenleving, geen vakbond

Vakbonden onschadelijk maken, is geen nieuw fenomeen. Ook in de crisis van de jaren zeventig en tachtig waren ze ongewenst, zeker wanneer ze zich strijdbaar opstelden. Bewegingen die solidariteit organiseren, zijn altijd een doorn in het oog voor wie enkel winst nastreeft.

Het onbarmhartige neoliberale antwoord op de crisis duldt geen tegenspraak. "Er is geen alternatief", daar moet iedereen van overtuigd worden. Wie nog maar suggereert dat er andere politieke keuzes mogelijk zijn, wordt naar de vorige eeuw gekatapulteerd, toen er nog ruimte was voor mededogen. Belangen collectief verdedigen, zou niet meer van deze tijd zijn. Iedereen is nu individueel verantwoordelijk voor het eigen leven, de eigen studie, de eigen loopbaan, de eigen gezondheid, de eigen oude dag. Lees er Vacature maar eens op na. Je moet de kunst verstaan om jezelf als een sterk merk in de markt te zetten en van jezelf een succes te maken. Kamp je met stress of een burn-out of ben je werkloos? Dan heb je jezelf niet goed gemanaged. Weg met de vakbond en weg met de verzorgingsstaat die de mensen pampert van de wieg tot het graf, luidt het. Die kritiek is niet nieuw. In crisisjaren duikt hij telkens opnieuw op. Als ik de recente kritieken op de vakbonden beluister, heb ik een heel sterk déjà vu-gevoel.

Op het einde van de jaren zeventig werd ik actief bij de vakbond. Ook toen was het crisis. Is die trouwens sindsdien al ooit weggeweest? Met de regelmaat van een klok kondigden politici het einde van de tunnel aan. Ondertussen regende het ontslagen, herstructureringen, bedrijfssluitingen en besparingsplannen. In 1981 moest de staat een rente betalen van 13 procent om nog geld te kunnen lenen. De Belgische frank stond onder grote druk. Dat leidde tot een devaluatie in 1982. Sinds het midden van de jaren zeventig was er een hardnekkige campagne tegen de index. Ja, ook toen. Patronale woordvoerders en regeringsleiders maanden de vakbonden aan afstand te nemen van 'heilige koeien'. De 'indexsprongen' waar we nu nog altijd het gecumuleerde verlies van ondergaan, dateren uit die periode.
Het waren jaren van verzet. Stakingen volgden elkaar op. Vaak begonnen ze spontaan en ongeorganiseerd. Tijdens bedrijfsbezettingen werd gediscussieerd over zelfbeheer en de maatschappelijke rol van de bedrijven. En ook toen waren de aanvallen op vakbonden en actievoerders niet uit de lucht. Stakers werden in bepaalde kranten afgeschilderd als 'onverantwoorde avonturiers'. Vakbondsleiders die niet meewerkten met de operatie matiging kregen het verwijt dogmatisch en passé te zijn. Soms waren de aanvallen agressief, met brutaal rijkswachtoptreden tegen stakers en fichering van délégués. Soms waren ze subtieler. In 1984 stelde de toenmalige VBO-voorzitter André Leysen dat er 'sterke vakbonden' nodig waren en hij riep ze op om samen de anarchie te bestrijden. 'Sterke vakbonden' betekende voor Leysen dat ze hun achterban in bedwang moesten houden en dat ze moesten functioneren naar Duits model. Leysen zat in de raad van bestuur van grote Duitse ondernemingen zoals Bayer, Deutsche Telekom en BMW. Hij was grote fan van het Duitse systeem van Mitbestimmung.
Leysen stelde voor om een nieuw sociaal pact te sluiten, met de competitiviteit als uitgangsbasis. En de 'verspillende verzorgingsstaat' riep hij uit tot de gemeenschappelijke vijand van werkgevers en werknemers.
Heel het stelsel van sociale zekerheid en sociale voorzieningen vond hij te duur en niet efficiënt. Aanvallen tegen strijdbare vakbonden en aanvallen tegen de sociale zekerheid en de openbare diensten kwamen vaak uit dezelfde mond. Dat is nu niet anders. En was het niet de Britse premier Margaret Thatcher die in 1987 de stelling verkondigde: "There is no such thing as society. There are individual men and women and there are families ..."?
Het was haar overtuiging dat ieder individu verantwoordelijk was voor zichzelf en op eigen houtje de ongefortuneerde medemens moest helpen. Zij vond het niet de rol van de staat om sociale zekerheid te organiseren. De samenleving stond in de weg van de economie. Dezelfde Iron Lady verklaarde de oorlog aan de vakbonden. Ze noemde ze de 'Britse ziekte' en 'de binnenlandse vijand' en ze liet de Britse mijnwerkersvakbond infiltreren door de inlichtingendiensten. Haar opvolgers hebben die antisociale erfenis niet ongedaan gemaakt. Tot vandaag heeft het Verenigd Koninkrijk erg repressieve antivakbondswetten. De huidige ideoloog van dienst is de Britse psychiater Theodore Dalrymple, graag geziene gast op N-VA-congressen. Tegenover daklozen, drugverslaafden, mishandelde vrouwen, werklozen en armen huldigt hij het principe van 'eigen schuld, dikke bult'. De staat moet zijn handen afhouden van die mensen en ze voor hun persoonlijke verantwoordelijkheid plaatsen. Geen samenleving, geen vakbond, dat was het programma van de neoliberale politiek van Reagan en Thatcher in de jaren tachtig.
Het huidige rondje vakbond-bashen is niks nieuws onder de zon. Organisaties die werknemers verenigen om een samenleving uit te bouwen op solidaire basis zijn altijd een doorn in het oog voor wie rendement en winst als hoogste goed nastreeft.

Een 'moderne vakbond' zwijgt en knikt

Een zogenaamde moderne vakbond moet afstand doen van verworven sociale rechten en moet plooien voor de jacht naar steeds meer winst.

Op 27 februari 2012 huurde de Duitse directie van Meister Benelux in Sprimont een gewapende privémilitie in om de stakers daar te intimideren. Toen vakbondsdelegaties uit andere bedrijven in de omgeving hun solidariteit kwamen betuigen, werden de Duitse privébewakers door de politie weggeleid. Ze werden niet ontwapend en hun identiteit werd niet gecontroleerd. Zijn privémilities dan niet bij wet verboden in ons land? Ik heb daarover in de media niet dezelfde verontwaardiging gehoord als over het stakende treinpersoneel.
Zulke brutale aanvallen met fysiek geweld tegen vakbondsmilitanten komen in ons land gelukkig niet veel voor. Het verbale geweld was de laatste tijd wel manifest aanwezig. Even grasduinen in de antivakbondsliteratuur van de voorbije maanden levert een duidelijk plaatje op.
Vakbonden krijgen het verwijt conservatief en ouderwets te zijn. Ouderwets is: vasthouden aan verworven rechten, lange opzegtermijnen bij ontslag, de sociale zekerheid en de automatische indexaanpassing verdedigen. Strijden voor het behoud van kwaliteitsvolle en betaalbare openbare diensten en zorg is niet meer bij de tijd. En ijveren voor een interprofessioneel akkoord en goede sectorale CAO's is conservatief. Campagnes voor een eerlijke fiscaliteit jagen investeerders weg en schaden de economie.
De hoofdredacteur van Knack en Trends waarschuwt: "Bij de inschatting van mogelijke opbrengst van de bestrijding van fiscale fraude vergeet men constant dat heel veel van de activiteiten achterliggend aan die fraude simpelweg verdwijnen als men erin slaagt ze in het fiscale daglicht te brengen". En last but not least, actie voeren en staken tasten onze ranking en onze geloofwaardigheid aan. Vakbonden moeten dringend moderniseren, zo luidt het. Meegaan in het adagio van de competitiviteit en plooien voor de dictaten van de financiële markten heet redelijk zijn.

Verantwoordelijke vakbonden aanvaarden dat Europa ingrijpt in onze lonen en pensioenen, anders wacht ons een slecht rapport. We moeten het normaal vinden dat de sociale zekerheid jaarlijks negen miljard euro minder in kas krijgt doordat de bedrijven jaar na jaar hun sociale bijdragen mogen verminderen. 'Lastenverlaging' gaat voor de werkgevers nooit ver genoeg, maar kritiek erop is ongepast. Moderne vakbonden zouden moeten beseffen dat een flexibele arbeidsmarkt, waar patroons goedkoop kunnen ontslaan, een zegen is voor de werkgelegenheid. De huidige generatie 'hardwerkende Vlamingen' heeft geen vakbond meer nodig. Ze geven de voorkeur aan geïndividualiseerde arbeidsverhoudingen en à la carte loon. Openbare diensten moeten 'afslanken' en een groot deel van de non-profit moet aan de commercie worden overgelaten. Enkel vakbonden die in dit plaatje passen, zullen overleven, zeggen de critici. Kortom, een moderne vakbond zwijgt en knikt. De roep naar gemuilkorfde vakbonden, niet verkozen bankiers als regeringsleiders en een help yourself-maatschappij toont aan dat de economische crisis een crisis van de samenleving is geworden. We staan voor fundamentele keuzes.

Voor een solidaire toekomst

Gelijkheid is goed voor iedereen. Om dat te realiseren heb je vakbonden nodig.

Mijn centrale, LBC-NVK, koos op haar laatste congres in 2010 resoluut voor een economie op mensenmaat en voor een solidaire toekomst. We zien rondom ons een krimpende overheid, groeiende ongelijkheid, versnippering op de arbeidsmarkt, stijgende voedsel- en energieprijzen, vergrijzing en klimaatproblemen. Dat zijn ernstige uitdagingen voor vakbonden en sociale bewegingen.
Een andere economie, gericht op reële maatschappelijke noden vraagt creativiteit in ons denken en handelen.
We moeten samen nadenken over nieuwe vormen van actie en nieuwe vormen van solidariteit. Maar in de traditie van de arbeidersbeweging betekent solidariteit wel degelijk een structurele herverdeling en niet de zogenaamde moderne goodwill- of liefdadigheidsversie. En al zeker niet - god betere het - de solidariteit van "we moeten nu even met z’n allen door de zure appel bijten".
Ik kies niet voor een maatschappij waar iedereen met iedereen in concurrentie gaat en winstmaximalisatie het hoogste goed is. Ik verzet me tegen een systeem waarin alles te koop is en de mens tot consument of productieve arbeidskracht verschrompelt. Ik huiver voor een samenleving waar relaties verzuren onder de druk van stress en flexibiliteit. Ik houd niet van sociale apartheid met speedy boarding en gated communities voor de rijken.
Daarom voel ik me thuis in de vakbond, waar ik samen met duizenden geëngageerde mensen kan opkomen voor een positief project, voor een solidaire toekomst. Om dat te realiseren, moeten we op onze strepen staan en bondgenoten zoeken. Geef mij maar Wilkinson en Pickett in plaats van Dalrymple. Richard Wilkinson en Kate Pickett verzamelden cijfers over allerlei sociale problemen zoals tienerzwangerschappen, drugverslaving en geweld. Ze gingen op zoek naar maatschappelijke verbanden. En wat bleek? Landen en regio's met een grote kloof tussen arm en rijk, ook al zijn het rijke landen, scoren slecht op levensverwachting, gezondheid, veiligheid en levenskwaliteit. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië hebben te kampen met ernstige sociale kwalen, niet door de schuld van de armen zoals Dalrymple beweert, maar omdat de inkomensongelijkheid in die landen erg groot is.
In een interview licht Wilkinson zijn stelling toe dat gelijkheid beter is voor iedereen: "Je rijkdom beschermen en bonussen najagen, kan erg stresserend zijn (lacht). Gelijkheid bevordert het vertrouwen en de sociale cohesie en schept een klimaat van veiligheid. In landen waar de welvaart eerlijker is verdeeld, is de kwaliteit van de sociale relaties beter en bloeit het verenigingsleven. De mensen kampen er minder met angststoornissen en depressies, er is minder alcohol- en drugverslaving, en minder criminaliteit. Dat hebben we niet verzonnen. Onderzoeksmateriaal van gerenommeerde instellingen bewijst dat met grote stelligheid. Ongelijkheid schept afstand en wantrouwen. Er is meer 'wij' en 'zij'".
Gelijkheid is voor iedereen een goede zaak. Daarom wil ik mijn vakbondswerk in de praktijk toetsen aan de vraag: wat leidt tot meer of minder gelijkheid? Met mij zijn er velen die dat doen. Ontelbare vakbondsafgevaardigden heb ik al horen zeggen: "Ik kan geen onrecht verdragen". Dat concretiseren ze in hun vakbondswerk van elke dag. "In mijn bedrijf wil ik de loonkloof zien verkleinen die vrouwen in de 21ste eeuw nog altijd discrimineert", of "Ik wil nagaan wie recht heeft op opleiding. Elke werknemer of enkel de happy few?", of nog "Ik eis dezelfde preventiemaatregelen voor collega's van een onderaannemer". En ga zo maar door. Stel dat er geen vakbonden waren, wie zou daar voor opkomen?
Officiële cijfers en gegevens tonen zwart op wit aan dat werknemers het beter hebben waar er een vakbond actief is. In ondernemingen waar er sociale verkiezingen worden gehouden, ligt het gemiddelde loon hoger en wordt er meer geïnvesteerd in vorming en opleiding van het personeel. Bedrijven met sociale verkiezingen zijn doorgaans veiliger.
Uit cijfers van het Fonds voor Arbeidsongevallen blijkt dat het risico op ongevallen kleiner is en de ongevallen minder ernstig zijn in bedrijven en instellingen met een preventiecomité. Werknemers in een bedrijf met minder dan vijftig werknemers, doorgaans zonder preventiecomité, hebben bijna dubbel zo veel kans op een dodelijk arbeidsongeval. Terwijl die kleine ondernemingen maar een derde van de werkgelegenheid voor hun rekening nemen. Ook de kwaliteit van de arbeid en de werkzekerheid scoren beter in bedrijven met een vakbond. Er is minder tijdelijke arbeid en er zijn minder ontslagen. En waar er toch ontslagen vallen, zijn de opzegvergoedingen hoger en is er een betere begeleiding om een nieuwe job te zoeken.

Dat leren ons onderzoeksgegevens van de Nationale Bank en dat merken onze onderhandelaars en juridische dienstverleners elke dag. Die positieve resultaten zijn er dank zij de dagelijkse inzet van duizenden délégués. Als ze geen autobanden in brand steken, halen ze zelden het nieuws. Nogal wat lezersbrieven naar aanleiding van de staking op 30 januari 2012 verwoorden de idee dat de bonden vroeger nodig waren om de werknemers te beschermen. Maar tegenwoordig zijn daar wetten voor, denken de briefschrijvers. Al wie daarvan overtuigd is, nodig ik uit om eens een dagje mee te maken op een juridische dienst van de vakbond. Elk jaar behandelen de juridische medewerkers van LBC-NVK om en bij de 7.000 gerechtelijke dossiers van leden om hun rechten te vrijwaren. Door tussenkomst in de arbeidsrechtbank recupereert LBC-NVK jaarlijks tussen zes en zeven miljoen euro voor gedupeerde leden. In werkelijkheid is het een veelvoud van dat bedrag.
Meer dan de helft van alle rechtszaken die we voeren, gaan over conflicten in bedrijven zonder vakbondsvertegenwoordiging. Waar de vakbond wel aanwezig is, wordt een geschil meestal door délégués en vakbondssecretarissen opgelost in discussie met de werkgever, zodat het niet voor de rechtbank moet worden beslecht. Wat op die manier voor vakbondsleden wordt gerecupereerd, komt niet in de statistieken. Eén ding is zeker, zonder vakbonden zou de gerechtelijke achterstand nog veel groter zijn. Daar heb ik nog geen artikel over in de krant gelezen.

Staken is een grondrecht

Werknemersrechten krijg je niet in de schoot geworpen. Ze zijn het resultaat van strijd. Staken is voor werknemers het laatste redmiddel om hun rechten te laten gelden. Daarom is het een internationaal grondrecht. Europese regelgeving dreigt dat recht nu te beperken.

Werknemersrechten krijg je nooit in de schoot geworpen. Alle sociale rechten zijn het resultaat van krachtsverhoudingen. Kijk maar naar de sociale geschiedenis. Zonder de algemene stakingen van 1886 en 1887 werkten onze kinderen nog in de mijn of de fabriek. Zonder de algemene staking van 1936 was betaalde vakantie een verre droom. Zonder de strijd voor sociale zekerheid zouden vier op de tien van onze landgenoten in armoede leven. De ervaring leert ons dat sociale rechten vaak opnieuw moeten worden bevochten, ook al zijn ze in wetten gegoten.
Arbeidsverhoudingen zijn nu eenmaal geen relatie tussen partijen die even machtig zijn. Wie de productiemiddelen bezit, is de machtigste partij. Als die niet geïnteresseerd is in sociaal overleg hebben de werknemers enkel de macht van het getal om de balans in evenwicht te krijgen.
Daarom is vakbondswerk ook altijd actiewerk. Actie voeren is niet altijd staken of betogen. Het actiehandboek van LBC-NVK beschrijft een grote variatie van actievormen die in de praktijk worden gebruikt om eisen kracht bij te zetten. Vaak spelen ze zich af binnen ondernemingen en instellingen of via digitale weg, zonder dat iemand, behalve de bedrijfsleiding, er hinder van ondervindt. Het gaat van citroenen voor de directie, cartoons op de prikborden, pamfletten- of mailacties over personeelsvergaderingen of flashmobs tot korte werkonderbrekingen of boycotten van de overlegorganen. Vaak volstaan die zachtere actievormen om de onderhandelingen weer vlot te krijgen. Veel stakingen worden op die manier vermeden. Heeft iemand daar al eens aan gedacht? Staken is de sterkste vorm van collectieve actie, het laatste redmiddel als het overleg faalt. Het stakingswapen moeten we niet lichtzinnig inzetten. Dat moeten we gericht gebruiken, met zo weinig mogelijk hinder voor wie niet betrokken is in het conflict. Bondgenoten moeten we niet tegen ons in het harnas jagen. Dat is wel iets makkelijker in een koekjesfabriek, dan in een bejaardentehuis of bij het openbaar vervoer. Maar als er groot ongenoegen leeft in de gevangenissen of bij het spoor, dan is een beetje onderzoeksjournalistiek meer op zijn plaats dan goedkoop afgeven of stakende cipiers of protesterende spoorwerknemers. Dan verwacht ik van mijn krant een ernstige analyse over de wijze waarop de NMBS wordt geleid – of is dat een eufemisme? – en dan verwacht ik een kritisch interview met de minister van Justitie. Is dat te veel gevraagd?
Een andere kreet die recent weer opdook, is dat staken kan, maar enkel zonder economische schade aan te richten. Wat een onzin. De mogelijke economische schade die met een staking gepaard gaat, is net de druk die werknemers kunnen uitoefenen om de bedrijfsleiding of de politici tot andere gedachten te brengen. Een vraag voor de politici die fulmineren over de tanende geloofwaardigheid en de economische schade van één dag staking: al eens uitgerekend hoeveel de 500 dagen langzaam aan acties tijdens de regeringsvorming aan ons land hebben gekost?
Wie betaalt die rekening?
Niet-stakers zwaaien graag met het o zo individuele recht op arbeid wanneer er bijvoorbeeld gestaakt wordt voor een sectorakkoord. Maar ik heb nog nooit één niet-staker de vruchten van een goede CAO, bereikt na een staking, weten weigeren. Collectief bedongen voordelen worden door de grootste individualist zonder gêne en zonder dankuwel op zak gestoken. Staken is een grondrecht dat door internationale verdragen wordt erkend.
De Belgische vakbonden hebben recent gelijk gekregen bij het Europees Comité voor de Sociale Rechten. De Belgische bonden dienden samen een klacht in tegen de praktijk van werkgevers om via eenzijdig verzoekschrift stakingen, zelfs preventief, door de rechtbank te laten verbieden. Een schending van het recht op collectieve actie, gewaarborgd door het Europees Sociaal Handvest, oordeelde het Comité voor de Sociale Rechten. So far, so good. Maar ondertussen is de Europese Commissie volop bezig met het stakingsrecht te ondermijnen. De Commissie beschouwt het stakingsrecht als een belemmering van de interne markt. Alles moet wijken voor het economisch beginsel van vrij verkeer, ook fundamentele grondrechten. Als een staking met grensoverschrijdend karakter het vrije verkeer belemmert, moet de rechter voortaan oordelen of die staking wel proportioneel is. Het laatste redmiddel van werknemers om op te komen voor hun belangen dreigt zo te worden uitgehold. Dat zet de deur open voor sociale dumping binnen Europa. Net op het ogenblik dat duizenden werklozen uit Griekenland, Spanje, Portugal en Oost-Europa op zoek gaan naar werk in andere Europese landen die er economisch beter voorstaan worden stakingen met een grensoverschrijdend karakter beperkt. Toeval?
Wij vragen de Belgische regering om dit niet te laten gebeuren. Kunnen staken is een democratisch recht.

Al wie zo hard fulmineert tegen vakbondsacties zou zich beter eens afvragen wat de situatie zou zijn in de verschillende Europese landen indien er geen vakbondsprotest zou zijn tegen de onmenselijke besparingen. Nog meer zelfmoorden in Griekenland? Nog meer stemmen voor Marine Le Pen (FN) in Frankrijk? Het einde van de democratie in Spanje? Zonder georganiseerde tegenmacht, zonder links alternatief worden angst en boosheid van de bevolking volledig door nationalistische en rechtspopulistische partijen gerecupereerd.

Draagvlak verbreden

In de sociale verkiezingen nemen duizenden werknemers een vakbondsengagement op. Ze kiezen voor 'samen'. Ook jonge mensen steken hun nek uit. Dat is voor de vakbeweging erg belangrijk. Maar dan moet ze hen ook de ruimte geven om mee de 'vakbond voor morgen' vorm te geven.

Als je wordt aangevallen, kan je vluchten of je stekels opzetten en je opsluiten in je eigen grote gelijk. Vakbonden moeten geen van beide doen. We moeten ons versterken door ons draagvlak te verbreden en te verdiepen, inhoudelijk en strategisch. Heel wat délégués voelden zich door de recente aanvallen persoonlijk gekrenkt en aangevallen in hun engagement voor hun collega’s. Maar ze hebben niet afgehaakt.
Integendeel, het heeft hen gesterkt in hun overtuiging dat vakbond meer dan ooit nodig is. Ze hebben niet stilletjes in een hoekje zitten wachten tot de storm was overgewaaid. Ze hebben erover gediscussieerd op het werk, op café, onder vrienden. En het resultaat is hartverwarmend. Duizenden nieuwe kandidaten hebben zich gemeld voor de sociale verkiezingen. Het ACV alleen telt al zo'n 63.000 kandidaten. Dat zijn er meer dan alle grote politieke partijen samen voor de gemeenteverkiezingen. Geëngageerde vrouwen en mannen, Walen, Brusselaars, Vlamingen, arbeiders, bedienden en kaderleden. Onder hen heel wat werknemers van vreemde origine. Zij kiezen allemaal voor 'samen', tegen de tendens van rivaliteit en eigenbelang. Ook jonge mensen steken hun nek uit. En dat is heel erg nodig, want vakbonden moeten dringend verjongen. Ruim één op de drie van de LBC-NVK-leden is jonger dan 35 jaar. Dat zit goed. Maar bij de militanten is nog niet één op de vijf jonger dan 35 jaar. Dat moet veranderen.
Er zijn objectieve obstakels. Jongeren studeren langer en de eerste jaren van hun loopbaan hoppen ze vaak van de ene tijdelijke baan naar de andere. De hoop op een vaste job is niet echt een goede uitvalsbasis voor een vakbondsmandaat. Maar er zitten ook hinderpalen binnen de vakbondswerking zelf.
Jongeren houden niet van 'vroeger was het beter'. Velen delen onze droom van gelijkheid en solidariteit, maar ze willen die op de toekomst geprojecteerd zien. De baseline van LBC-NVK is niet voor niets 'vakbond voor morgen'. Dat betekent onder meer dat we de zorg voor het klimaat en een gezonde werk- en leefomgeving met meer overtuiging in onze vakbondsagenda moeten opnemen. Maar toekomstgericht denken, betekent niet dat er iets mis is met het verdedigen van sociale rechten.
Als ik bepaalde politici hoor beweren dat systemen van arbeidsduurvermindering of landingsbanen voor oudere werknemers in de gezondheidssectoren ten koste gaan van de jongeren, dan word ik echt boos. Kijk maar eens naar de Europese landen waar nu in sneltempo sociale rechten uit het verleden in de prullenmand gaan. Mooie toekomst hebben de jongeren daar.
Eerlijke herverdeling zal niet worden waar gemaakt door de index af te schaffen, de werkloosheidsuitkeringen te beperken in de tijd of de pensioenopbouw over te laten aan beleggers. 'Verandering' is nu de slogan van de rechterzijde. Laten we niet naïef zijn.
Jongeren, en gelukkig ook heel wat ouderen, vragen duidelijkheid, consequent gedrag en geloofwaardigheid. Be what you say. Vakbonden die gelijkheid en solidariteit hoog in het vaandel dragen, kunnen in eigen rangen geen pestgedrag dulden, geen nationalisme of racisme dat de werknemers verdeelt. Daar moeten we resoluut in zijn. Vakbonden die opkomen voor herverdeling en voor een rechtvaardige fiscaliteit moeten in hun eigen praktijk zuiver op de graat zijn. Dubbelzinnigheid op dat vlak is schadelijk voor het moreel gezag. In een klimaat van vakbond-bashen worden een aantal zaken uitvergroot of verkeerd voorgesteld, maar dat ontslaat ons niet van een ernstig gewetensonderzoek. Hoe ver zijn wij als christelijke arbeidersbeweging meegegaan in de kapitalistische logica van Arco in Dexia? Kunnen we er ons van af maken met een verwijzing naar de toenmalige tijdgeest? Vele militanten worstelen met die vragen .

Visie verdiepen


De vakbond is een boeiende leerschool in democratie. Maar, alles kan beter. In tijden van individualisme en versnippering op de arbeidsmarkt is er meer creativiteit nodig om samen te werken aan visie en perspectief. Consequent gedrag en geloofwaardigheid zijn daarbij van groot belang.

Ik had het eerder al over de krachtlijnen van het LBC-NVK-congres 'Aan zet voor een solidaire toekomst'. Dat zijn niet zo maar wat woorden op papier. Ruim duizend militanten uit alle sectoren hebben gestudeerd en met elkaar gediscussieerd om tot die standpunten te komen. Visie en perspectief komen tot stand via inzicht. Dat inzicht groeit vanuit de praktijk op de werkvloer en wordt gevoed op vergaderingen en in de militantenvorming. Een vaccin tegen populisme. Betrokkenheid en democratie op zijn best. Maar, alles kan beter. De vergadercultuur is niet altijd afgestemd op het tijdgebruik van jonge mensen, laat staan van jonge ouders. In de vakbondstaal zitten te veel zekerheden, te veel gesloten luiken. Het is alsof op de vakbondsdeur een bordje hangt 'Geen toegang voor onbevoegden'. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Wellicht verwachten we te veel dat jonge mensen naar de vakbond komen. Laten we beginnen met hun plekken te bezoeken: scholen, jobbeurzen, Occupy-acties, Facebook, online startersloonadvies, werkplaatsen met veel uitzendarbeid, jobstudenten aan de kust, een festivalweide. En laten we vooral luisteren. Telkens we dat doen zijn het hartverwarmende ontmoetingen. Met een syndicalisatiegraad van 55 procent kunnen de Belgische vakbonden zich terecht beroemen op een grote representativiteit. Dat geeft ons recht van spreken. Maar onze ambitie reikt verder.
Alle werknemersgroepen moeten mee de vakbond kunnen maken. Een goede vakbond haalt zijn slagkracht uit een ruime interne democratie. Het is fascinerend om telkens weer na de sociale verkiezingen duizenden nieuwe militanten mee te nemen in dat proces van vorming en zeggenschap.
We willen heel graag in dialoog met jonge mensen, ruimte maken voor hun sociaal engagement. Dat kan op de werkplek, maar ook in workshops of in een internationaal project. We willen hen laten zien dat de mediakarikatuur van oude-witte-mannen-vakbond niet klopt. Bekijk maar eens een fotoreportage van witte woede-acties. Veel jong en vrouwelijk geweld. Daar zit beweging in. Maar we moeten niet flauw doen. Jongeren en vrouwen moeten op hun strepen staan om hun plek te vinden in de besluitvorming van de vakbond. Ik wil me graag aansluiten bij de oproep die twee jonge vakbondsverantwoordelijken een tijdje geleden in de media lanceerden: "Steek mee uw nek uit en heb de moed tegen de stroom in te roeien en uw steentje bij te dragen, los van uw eigen hoogstpersoonlijke carrièrepad" .
Sociale democratie speelt zich niet enkel af binnen de muren van vakbondslokalen. Nauwe contacten tussen de vakbondsafgevaardigden en hun collega's op de werkvloer zijn van levensbelang voor een levende organisatie. Flexibele en versnipperde werkorganisatie maken het de délégués niet makkelijk. Het is niet enkel een organisatorisch probleem van flexibele arbeidstijden en verspreide werkplekken. Het is ook een cultureel probleem. De nieuwe arbeidsmarktideologie zet elke werknemer apart op een eiland met de boodschap: "Je bent je eigen onderneming binnen de onderneming". 'Samen' is uit de woordenschat gebannen. Het mag niet meer gedacht worden. Ook op dit vlak moeten we als vakbond creatiever worden om nieuwe communicatiekanalen te ontwikkelen en nieuwe strategieën om versnipperd ongenoegen een stem te geven en werknemers niet in individualisme te laten verkillen.

Solidariteit over de grenzen

Internationale solidariteit zit in de genen van de vakbond. Nu de arbeidsmarkt de hele wereld omvat, is dat maar goed ook. Maar soms spelen nationalistische of regionalistische reflexen werknemersgroepen uit elkaar. Dat is zonde. Solidariteit uitbouwen over de grenzen is hard werken, maar het plaatst ons engagement in het juiste perspectief.

Solidariteit stopt niet aan de grens van mijn beroepsgroep, van mijn bedrijf, mijn taalgebied, mijn land. Dat is voor mij één van de meest verleidelijke facetten van de vakbond. De rijkdom ervan is moeilijk in enkele zinnen te vatten. Het meest gekende deel is de samenwerking binnen de Europese en mondiale vakbondsstructuren. Via die weg verwerven vakbonden invloed om overal ter wereld het lot van werkende mensen en armen te verbeteren. Het ACV kiest ervoor om daar zwaar in te investeren met mensen en middelen. Dat is de juiste keuze, ook in ons eigen belang. De beste manier om het aantal vluchtelingen te verminderen, is ervoor te zorgen dat er overal ter wereld waardig werk en inkomen is. Het kapitaal gaat al lang internationaal. De concurrentie speelt op wereldvlak. De crisis ook.
De arbeidsmarkt omvat de hele planeet. Poolse bouwvakkers, Filipijnse verpleegsters, Bulgaarse vrachtwagenchauffeurs, Indiase informatici drukken ons met de neus op de feiten. Vakbondswerk zal internationaal zijn of zal niet zijn.
Soms halen we eens een grote slag thuis. Dankzij de jarenlange samenwerking met de Domestic Workers Movement van Jeanne Devos in India kon Luc Cortebeeck zijn positie in de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) gebruiken om een IAO-conventie af te dwingen over rechten voor huisarbeid(st)ers. Nu werken we verder aan een minimale sociale zekerheidsvloer in alle landen. "Internationaal vakbondswerk is niet alleen gaan praten met VN-secretaris generaal Ban-Ki moon en aanwezig zijn op de topconferenties van de G20. We moeten wereldwijd inzetten op sterke vakbewegingen", zegt Luc Cortebeeck in zijn afscheidinterview op de ACV-Raad .
Toegegeven, er is nog een lange weg te gaan. Kijk maar naar de Europese realiteit. "Het Europees Vakverbond (EVV) gedraagt zich als een lammetje tegenover de wolventanden van de financiële markten en hun politieke waterdragers", mailde een boze délégué mij onlangs. Dat is een hard oordeel, want de Europese bonden kunnen samen wel al mooie verwezenlijkingen voorleggen, op vlak van moederschapsbescherming en ouderschapsverlof bijvoorbeeld. Maar, het is waar, tegenover het harde beleid zullen we straffer uit de hoek moeten komen, met offensieve eisen. Waarom zouden we op Europees vlak niet een systeem kunnen uitwerken dat landen bestraft waar de ongelijkheid toeneemt? Dat zou al heel wat menselijker zijn dan landen bestraffen die hun bevolking niet genoeg doen bloeden.
De Belgische bonden pleiten al lang voor een Europees minimumloon, maar ze hebben er nog niet alle andere bonden even warm voor kunnen maken. We moeten het niet verhelen, nationalistische of regionalistische reflexen spelen ons soms uit elkaar. Dat is zonde, want het komt enkel ten goede aan wie die verdeeldheid wil uitbuiten. Dat ervaren de délégués op de werkvloer. En dat merken we in de Belgische politiek. Hoe moeilijker de tijden hoe hoger de nood aan solidariteit. Dat is altijd de overtuiging van de arbeidersbeweging geweest. Rechtvaardigheid steunt op solidariteit, niet op uitsluiting van bepaalde groepen. Daarom zullen de vakbonden een sterke federale sociale zekerheid met hand en tand blijven verdedigen. Daarom waarschuwen ze tegen partijen die schotten optrekken tussen werknemers, met de boodschap dat de belangen van de ene groep maar kunnen worden gerealiseerd als de andere groep van de solidariteit wordt afgesneden. Ik voel mij nog altijd veel meer verwant met een Waalse of Griekse arbeider of bediende dan met een Vlaamse werkgever. Internationale solidariteit uitbouwen is geen pure romantiek. Het is hard werken, maar als het lukt, genereert het positieve energie. Het is een bundeling van grote en kleine verhalen van verzet en solidariteit. Een aantal daarvan vinden elke maand hun weg naar de veel gelezen rubriek 'Over de grenzen' in het ledenblad van LBC-NVK.
Andere verhalen doen hun ronde op de werkvloer via de afgevaardigden in Europese ondernemingsraden van transnationale bedrijven. Ze verhinderen dat werknemers worden meegetrokken in de concurrentielogica van eigen bedrijf eerst. Nog andere getuigenissen vinden een antwoord in concrete steun. Zo bijvoorbeeld wanneer een groep jonge vakbondsmensen na een solidariteitsreis in de Filipijnen het actieplatform 'Stop the Killings' opzet, tegen de repressie die vakbondsactivisten treft in de Filipijnen, Colombia en Guatemala.
Acties voor ambassades in ons land maken voor vakbondscollega's ginder soms het verschil tussen leven en dood. Ik denk aan de woorden van een Filipijns lied dat ze in de Cordillera zingen voor de vermoorde activisten. "Jullie zijn als een korrel rijst, vertrappeld en verschraald, gevallen, maar stevig verankerd in het land dat jullie hebben bewerkt. Vast en zeker zullen ze duizenden vruchtbare rijstkorrels voortbrengen". De moed te zien en de consequente levenshouding van activisten in het Zuiden, vaak heel jonge mensen, daar word ik stil van. Dat plaatst ons engagement hier in het juiste perspectief.

Vakbond en poëzie

Vakbond en poëzie, ze kunnen van elkaar leren.

"Het ontbreekt vakbonden aan poëzie", schrijft Hugo Camps in een column. Misschien heeft hij een punt. Wanneer we, van onze oorsprong vervreemd, terugvallen op afgeleefde metaforen of kleurloze frases, geërodeerd door weer en wind en 'zo is het nu eenmaal'. Maar, vaak ook niet, wanneer we aarzelend zoeken naar taal die dromen vangt. Al eens tegenstroom langs een betoging gelopen? Poëzie vecht tegen de tijd. Dat doen betogers ook, soms even. Dreamcatchers, niet ontbeend in statistieken van werkzaamheidsgraden, te behalen doelstellingen en schuldratio's. Op zelf geschilderde borden is te lezen: "Niet mijn moeder, maar mijn bank leeft van een uitkering" en "Door besparingen is het licht aan het eind van de tunnel gedoofd". Geen poëzie? Liederen en kreten waarin actievoerders bestaan, kwetsbaar, maar met rechte rug. U hebt gelijk, mijnheer Camps, een vakbond kan wel wat meer cultuur verdragen, maar misschien heeft poëzie ook wel iets te winnen door eens een shift mee te draaien aan de lopende band van een autofabriek of eens een dagje mee demente bejaarden te verzorgen. Even de jacht naar schoonheid staken en zien wie dan het gedicht binnenloopt. Poëzie die de essentie raakt weet: helemaal lukt het nooit. De eerste versregel weet niet of het goed komt op het einde van de rit. Dat weet ook de staker in de regen niet. Maar versregels en stakers blijven er niet voor thuis. Gelukkig maar. Nergens heb ik dat sterker ervaren dan bij internationale ontmoetingen van vakbondsmilitanten. Taal en hoop in veelvoud. Medicijn tegen cynisme. Het is in de Filipijnen, in Zuid-Afrika, in Tunesië dat ik heb geleerd: de grenzen liggen niet waar ze zeggen dat ze liggen. En muren houden niet eeuwig stand. "Misschien dient alleen maar een gat gekapt". Daarover geef ik graag het laatste woord aan Charles Ducal. Ik geef toe, niet geheel zonder afgunst voor zijn kunst van weinig woorden. De eerste bres in de muur van de heren, het is de dichter gegeven. Daarna kunnen wij verder kappen. We zijn met velen.

bron: de LBC-blog

Geen opmerkingen: