We kunnen niet op café, maar we kunnen gelukkig wel lezen hoe het er aan toe ging in eind de jaren ’50 in café Het Witte Paard. Ghendtsche Tydinghen bracht een boeiend getuigenis van Franklin Tombeur, destijds buurjongen en kind aan huis.
De gehele week was er in dat café niks te doen en er kwam nauwelijks een klant. De bazin liet geen licht branden en als er toch iemand zich binnen waagde, keek ze die buiten. Maar de zaterdagavond, dan was het vollen bak. Elke week was er dan wat te doen, een revue, een crochet-wedstrijd, dans en plezier. Het was vooral een ouder publiek, Gentenaars tot op het bot. De zaal was rechthoekig met de smalste zijde naar de straatkant. Op het einde had je de toog en een podium van vier op vier. Daarop was er plaats voor een drummer (batterist) en een accordeonist. Voor het podium stond tegen de muur ook nog een zwarte buffetpiano op een klein verhoog. Die piano werd bespeeld door een vrouw, bekend als d’Hollandse. De avond werd aangekondigd met een zwart bord waarop met wit krijt het programma stond geschreven. Dat bord stond dan als blikvanger buiten op straat.
Wie kwam daar allemaal optreden? Vaak waren dat mensen uit het koor van de ‘Gentschen opera’, de ‘Franschen theoater’ voor de Gentenaars. De koorleden van de opera hadden geen voltijdse betrekking en probeerden hier en daar iets bij te verdienen. Af en toe mochten ook klanten al eens het podium op. Ik herinner mij een oud baasje die liedjes bracht over het Patershol.
Je moet je dat inbeelden. De zaal vol volk aan tafeltjes en op stoelen en op banken aan de kant tegen de muur: warm, sigarettenrook, de kledij van die tijd, Gentse klanken, … Die duo’s vulden het avondprogramma en brachten dan stukjes meestal uit een operette, een repertoire dat hen op het lijf was geschreven. Die Fledermaus, de Bedelstudent, de Vogelhandelaar, Die Csardasfürstin, de Lustige Weduwe (’t weeuwke’ voor de kenners). Soms ook eens een aria uit Madame Butterfly. Dat een hoge noot al eens in het geroezemoes verloren ging of niet werd gehaald, was geen probleem. Ook niet onbelangrijk, er werd gezongen voor een micro: een model op een statief met een draad. En op applaus konden de zangers zeker rekenen!
Boven de artiesten waren er aan het plafond enkele ‘spots’ gemonteerd – helder wit licht maar afgedekt met groen of rood cellofaan – waarmee men vanachter de toog de nodige effecten op het podium kon brengen. Het wisselen van de effecten gebeurde niet met een schuifknop maar met interrupteurs die je tot achteraan het café hoorde. Voor speciale uitvoeringen beschikte men over ‘black-light’. Dat waren op de podiumvloer vastgemaakte TL-lampen. Die brachten pas het juiste effect als alle andere lampen gedoofd waren. Elk wit kledingstuk in de zaal werd dan groen-fluorescerend. Muisstil was het dan in de zaal.
De zangers/acteurs droegen ook de aangepaste kledij, pruiken en rekwisieten. Vermoedelijk meegebracht uit de kleedkamers van de opera. De twee muzikanten droegen gewone doordeweekse kleren. Zij speelden niet mee als er operette/opera werd gebracht. Daarvan had de pianiste het alleenrecht. Zij speelde de begeleiding zomaar van het blad af, wat toch een prestatie is.
Er was ook steeds een pauze en dan werd er een tombola gehouden. De prijzen werden aangekocht in een winkel die nog bestaat (Bazar Saint-Amand) op de Antwerpsesteenweg. Posturen, serviezen, pronkstukken, asbakken, dat soort goedkope plaasteren en glazen kitsch.
Soms was er een ‘thema-avond’, een woord dat men toen niet kende. Ik herinner mij goed de ‘Tyroleravonden’. De baas van het café en de beide muzikanten droegen een typische leder-Hose, witte kousen, wit hemd en een kartonnen hoedje, genre Robin Hood. Voor de accordeonist een hoogdag, want die tiroler muziek op een accordeon dat slaat aan natuurlijk. Van het publiek kon je moeilijk verwachten dat het in tiroler dracht kwam, maar daar had de uitbater iets op gevonden. Iedereen kreeg gratis een kartonnen hoedje met een elastiekje en een kartonnen pluimpje. Vermoedelijk gesponsord, een woord dat toen ook nog niet bestond. Er waren ook mini-bierpulletjes te krijgen of te kopen, van steen, ik schat een 5 cm hoog. Je kon ze op je kleren bevestigen.
Soms kwam de cafébaas Gust ook op het podium om een melodietje te blazen, want hij bespeelde de klarinet. Ze hadden daar ook twee katten en als Gustje speelde of oefende, moesten die weggestoken worden want ze sprongen, als gek geworden, de gordijnen in. De baas had ook de gewoonte om wat lollen te komen vertellen aan de microfoon. Die lollekes waren al honderd keer gebracht, maar hij kreeg er toch steeds applaus voor. Dankbaar publiek.
Wat een tijden!
Meer over dit alles in Ghendtsche Tydinghen, nr 2, maart - april 2021. http://www.ghendtschetydinghen.be/ Gentse geschiedenis voor 20 euro tweemaandelijks in je brievenbus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten