11.17.2025

Dekolonisatie van de verbeelding: durven dromen als daad van verzet

Stamp Media brengt deze week een stuk over Afrofuturisme, dekolonisatie van dromen. Een leuk essay van Patricia da Costa. 

 


Kolonisatie rooft niet alleen land, maar ook de mogelijkheid tot dromen. Generaties groeiden op zonder zichzelf ooit als held of toekomstdrager te zien. In dit essay onderzoekt Patricia da Costa de impact van de (de)kolonisatie van verbeelding. “Wat blijft er van je verbeelding over, wanneer je dromen als onmogelijk worden verklaard?”

De Franse psychoanalyticus en denker Frantz Fanon schreef al in zijn boek ‘Black skin, white masks’ dat kolonisatie niet stopt bij het koloniseren van land en grondstoffen, maar dat het verder gaat. “De gekoloniseerde heeft geleerd zichzelf te bekijken door de ogen van de kolonisator”, schreef hij.

Je hoeft daar niet eens lessen over te krijgen. Vaak begint het op schoolbanken, in films, maar ook in de gesprekken om ons heen, in wat wel of niet wordt verteld. Op mijn eigen school ging het over Afrika enkel in termen van slavernij, armoede en honger. Over alle acties die moeten worden gevoerd om daar te kunnen helpen.

Nooit ging het over wat er eigenlijk was vóór de slavernij en de Europese schepen. En daardoor leerden wij onbewust dat vóórdat Europa kwam, Afrika een leeg blad was dat pas ontstond wanneer iemand hen ‘ontdekte’.

De eenzijdigheid blijft daar. In veel westerse onderwijssystemen blijft het narratief over Afrika beperkt tot slavernij, armoede en conflict. Er wordt nauwelijks gesproken over de architectuur, tradities, politieke structuren of de geschiedenis vóór de slavernij. Dit voedt het idee van wat sommige denkers ‘historische amnesie’ noemen: een collectief geheugenverlies over wie de mensen waren voor de slavernij.

De gevolgen zijn zichtbaar. Negatieve percepties en representatie hebben gezorgd voor een vertekend beeld van Afrika. Oorlog, hongersnood, corruptie, ziektes en armoede lijken bijna ‘kenmerken’ van Afrika geworden. Zoals Japhace Poncian schrijft in ‘The persistence of Western negative perceptions about Africa: Factoring in the role of Africans’: de mainstream media versterkt dit narratief, maar doet er weinig aan om het te ontkrachten.

Afro-pessisme

Misschien is het niet genoeg om te zeggen dat zwarte mensen hun geschiedenis vergeten zijn. Volgens denkers uit de stroming van het Afro-pessimisme zoals Frank B Wilderson III, Saidiya Hartman en Jared Sexton, ligt het probleem veel dieper.  Zwart-zijn is volgens hen niet enkel een culture en raciale identiteit, maar een structurele positie buiten het mens-zijn. In dit beeld is het ‘noodzakelijk’ dat zwarte mensen lijden en ze niet worden gezien als mensen. Wilderson schrijft in Afropessimism’: “Zwarte mensen hebben geen analogie in de menselijke wereld. Geen droom, geen toekomst, geen verlossing is de slaaf gegund.”

De samenleving is gebouwd op de uitsluiting en instrumentalisering van zwarte lichamen. Het is niet dat zwarte mensen geen toekomst mogen hebben, maar dat het systeem zelf niet toelaat dat zij als toekomstdragers worden erkend. Het ontbreken van verbeelding is geen gevolg van een gebrek van te weinig representatie, maar wat Wilderson een ‘social death’ noemt: een toestand waarin je leeft, maar niet volledig wordt gezien als mens. Het is de diepgewortelde onmogelijkheid van zwarte toekomstverbeelding binnen een wit denkkader.

Afro-pessimisme is geen hoopvol kader, maar het maakt zichtbaar wat vaak onbenoemd blijft: dat dekolonisatie niet stopt bij taal of cultuur, maar bij het recht op jezelf in de toekomst te kunnen heroveren. En precies daar begint de radicaliteit van de volgende beweging: afrofuturisme.

En daar komt afrofuturisme om de hoek kijken, een artistieke en politieke beweging die zwarte mensen een plek geeft in denkbare toekomsten: technologisch, magisch, utopisch of dystopisch, maar steeds bevrijd van witte suprematie. Van Marvel’s Black Panther, waarin Wakanda een ongekoloniseerde Afrikaanse moderne staat is, tot in het sciencefictionboek ‘De Zaaier’ van Octavia E. Butler over een zwarte vrouw met een buitengewone gevoeligheid in een dystopische toekomst in de Verenigde Staten.

Afrofuturisme plaatst zwarte mensen als centrale figuren waarin alles mogelijk is en dat is wat het zo krachtig maakt. Het weigert om zwart-zijn enkel te koppelen aan trauma. Het is niet om het verleden te vergeten of als onbelangrijk te zien, maar als een weigering om het verleden als enige referentiepunt te hebben.

Voor mij persoonlijk betekent dit iets fundamenteels. Ik herinner me hoe ik als kind keek naar films en boeken zonder helden die op mij leken. Vandaag zie ik verandering: in Limbaverse van Will-Limba Moleka, met een Angolees hoofdpersonage, of in Spiderman: into the Spider-Verse waar een zwarte jongen de held is. Maar het gevoel dat je nergens echt thuishoort, blijft hangen.

Afrofuturisme doorbreekt dat. Het laat zien dat we in elke mogelijke tijd en ruimte kunnen bestaan. Het is een manier van heling, maar ook tegelijk een daad van verzet. Want dromen in vrijheid is een manier om koloniale erfenissen letterlijk te herschrijven.

Het recht tot dromen

En ja, het voelt soms onmogelijk. Hoe begin je met dromen wanneer het systeem je steeds opnieuw vertelt dat het niet voor jou is weggelegd? Misschien begint het klein: een verhaal, een film, een strip met hoofdpersonages die op jou lijken.

Dekolonisatie van de verbeelding is geen gek theoretisch idee. Het gaat over wie we durven te zien als toekomstdragers, wie we toestaan te dromen, en welke verhalen we vertellen over onszelf. Afrofuturisme gaat niet enkel over mooie fantasieën, maar het is een vorm van verzet. Het laat zien dat wij bestaan en onze verbeelding niet stopt bij de grenzen die ooit voor ons werden getrokken.

Misschien begint de heling net hier: niet door het verleden te vergeten, maar door het recht op dromen op te eisen. Zoals kunstenaar en denker Rasheedah Philips zegt: “Afrofuturisme is niet alleen een esthetiek, het is een strijd om tijd – om het recht om jezelf te zien in het verleden, heden én de toekomst.”

 

 

Stampmedia 

11.16.2025

"Voka is nu gansch het volk"

"De ware subsidieslurpers zijn niet die professoren en schrijvers die maandelijks in een academiezaal samenkomen, maar de arrogante bovenklasse die privévluchten vanuit Deurne naar Nice of Dubai door de belastingbetaler laat meefinancieren, maar dan met “werkingsmiddelen” in plaats van subsidies."  

 

 Op deze grijze zondag een lezenswaardige tekst van Jan Dumolyn over het besparingsbeleid van onze neoliberale Vlaamse regering. 

 


De N-VA luistert alleen nog naar de ondernemersclub Voka en heeft het traditionele culturele nationalisme definitief losgelaten, schrijft Jan Dumolyn.

 

Er is al wat inkt over gevloeid, maar het blijft schokkend: de Vlaamse regering heeft drastisch gesnoeid in de subsidies voor kerninstellingen van het Nederlandstalige culturele en intellectuele leven. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde (Kantl) verliest tegen 2027 bijna de helft van haar werkingsmiddelen, zonder inhoudelijke evaluatie. Ons Erfdeel, dat decennialang de culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen bevorderde, ziet zijn steun gehalveerd en in een volgende fase nog verder teruggeschroefd. Ook de Ultimas verdwijnen – een schrijnend afscheid van wat ooit de Belgische Staatsprijzen voor Vlaamse Letterkunde waren, de eerste officiële erkenning voor auteurs als Guido Gezelle, Cyriel Buysse, Louis Paul Boon, Hugo Claus, Patricia De Martelaere en Kristien Hemmerechts. Eenzelfde besparingslogica treft de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB).

 

Met die kortzichtigheid ondergraaft Vlaanderen niet alleen zijn taal-, cultuur- en wetenschapsbeleid, maar ook een deel van de intellectuele infrastructuur waarop dat beleid generaties lang steunde. Voor het grote publiek zijn ze misschien onbekend of stoffig, maar academies voor taal, kunst en wetenschap gaat terug tot de 17de eeuw, toen Europa kennis en cultuur begon te organiseren in instellingen als de Académie française en de Royal Society.

 

Het waren aanvankelijk natuurlijk elitaire genootschappen die de natievorming moesten ondersteunen, maar ze groeiden uit tot symbolen van de bijdrage van wetenschap, kunsten, geschiedenis, taal en cultuur aan de maatschappelijke ontwikkeling. In de oorspronkelijk uitsluitend Franstalige Belgische context kregen de Vlaamse academies bovendien een emancipatorische functie. Kantl en KVAB zijn nog altijd maatschappelijk relevant: ze stimuleren onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en versterken taal en cultuur. En dat alles voor een overheidssubsidie die binnen de Vlaamse begroting bijna niets voorstelt.

 

De Vlaamse culturele wereld trok fel van leer tegen bevoegd minister Caroline Gennez (Vooruit). Filosofe Tineke Beeckman (DS 22 oktober) hekelde naar aanleiding van deze bezuinigingen het typische beoordelen van cultuur op ofwel economisch nut (door de rechterzijde) ofwel moreel activisme (door links). Zij pleitte voor de intrinsieke waarde ervan. Schrijver Christophe Vekeman (DS Weekblad 25 oktober) verweet Gennez een dedain voor het culturele verleden zelf. Niet dat er zonder zulke academies of Groot-Nederlandse initiatieven nu plots geen waarde aan de schone kunsten en letteren meer gehecht zou worden uiteraard. Impulsen tot creativiteit en vernieuwing komen van onderuit. Maar vanuit historisch standpunt is die cultuuraverse kleinburgerlijkheid van de Vlaamse regering wel een symbolisch breukmoment.

 


Hefboom voor emancipatie

 


Zowel de Vlaamse beweging, de socialisten en de christendemocraten beschouwden traditioneel taal en cultuur als een fundamentele hefboom voor emancipatie. Het Nederlands moest toegang bieden tot onderwijs, maatschappelijke participatie, zelfontplooiing en economische ontwikkeling. De flamingante socialist August Vermeylen benadrukte dat de taalstrijd een middel daartoe was, geen doel op zich. Hij stond aan de wieg van de vernederlandsing van de Gentse universiteit.

 

In dat streven naar geestelijke ontvoogding werd ook aan de letterkunde veel belang gehecht. De Vlaamse beweging had trouwens zelf ooit avant-gardistische schrijvers zoals Paul van Ostaijen en Wies Moens. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de Vlaamse literatuur zich echter kosmopolitischer en progressiever, met Claus en Boon als vrijgevochten boegbeelden. Priester-dichters moesten nu plaats maken voor maatschappijkritiek. Maar ook toen zou geen enkele politicus erover gedacht hebben de grote Vlaamse schrijvers niet meer op een voetstuk te plaatsen.

 

Vandaag breekt de Vlaamse regering dus nog wat meer met zijn emancipatorische tradities: taal en cultuur lijken geen hefboom meer. Maar die koerswijziging heeft diepere sociologische wortels. De Vlaamse kapitalistische elite die zich na de oorlog ontwikkelde, heeft nooit veel interesse betoond in cultuur of mecenaat, het bleef in hoofdzaak beperkt tot statusvertoon en lidmaatschap van societyclubs. Cultuur was voor veel hardwerkende ondernemers altijd een luxe en geen maatschappelijke noodzaak. Het huidige beleid is daar een logisch vervolg op: cultuur wordt gemeten aan economisch nut, niet aan intrinsieke waarde of identiteit. Vandaag zijn de kunstenaars en schrijvers die zichzelf Vlaamsgezind noemen bovendien op de vingers van een hand te tellen, maar de liefde komt ook niet van de andere kant.

 

De N-VA luistert nu blijkbaar alleen nog naar de ondernemersclub Voka en lijkt het traditionele culturele nationalisme definitief te hebben losgelaten – waarmee ik zeker niet wil suggereren dat alle Voka-leden cultuurbarbaren zijn. Zelfs de eigen Vlaamse Volksbeweging en de IJzertoren zetten ze op droog zaad. Vooruit en CD&V volgen slaafs dat beleid. Wat overblijft, is een soort centennationalisme en veel getoeter over technologische ontwikkeling en Vlaamse veerkracht. Jozef Deleu, de oprichter van Ons Erfdeel, waarschuwde al in de jaren 80 voor dat soort tamme middelmatigheid. Het is dan ook ironisch dat ook zijn erfenis nu wordt wegbezuinigd.

 

Maar ook links verzaakt dus aan zijn plicht. Het ideaal van volksverheffing – cultuur voor iedereen, ongeacht inkomen – werd eigenlijk al in de jaren 70 overboord gegooid.

 


Zogenoemde expats

 


Waar het Vlaams-nationalisme ooit taal zag als instrument van emancipatie, gebruikt de N-VA die taal nu eerder om te disciplineren. Migranten en anderstalige jongeren worden geconfronteerd met een hiërarchie van talen: alleen het Nederlands telt, hun moedertaal wordt bestraft of gemarginaliseerd. Die energie zouden we misschien beter gebruiken om onze anderstaligen intensief met de Nederlandse letterkunde te confronteren. Maar de zogenoemde expats – een woord dat ik nooit echt heb gesnapt, maar waarvan ik denk dat het ‘rijke migrant’ betekent – mogen natuurlijk wél overal ongehinderd Engels gebruiken. Ook aan de universiteiten, waar het Nederlands langzaam maar zeker doodgeknepen wordt.

 

Het idee dat echte levensvervulling voortkomt uit wetenschappelijke ontwikkeling of kunstzinnige ervaring, los van economische toepassing, klinkt hopeloos ouderwets. Maar literatuur, muziek, natuurobservatie of zuivere wiskunde zijn niet elitair – die misvatting bestaat jammer genoeg ook bij progressieven. Elitair zijn rijke mannen die met helikopters hun bedrijfsfeesten aandoen en er de werknemers gratis worsten en schlagermuziek voorschotelen. Of voetbalploegen kopen en daarom in de pers als ‘grote meneer’ betiteld worden. De ware subsidieslurpers zijn niet die professoren en schrijvers die maandelijks in een academiezaal samenkomen, maar de arrogante bovenklasse die privévluchten vanuit Deurne naar Nice of Dubai door de belastingbetaler laat meefinancieren, maar dan met “werkingsmiddelen” in plaats van subsidies.

 

Misschien moeten onze Vlaamse ministers Hendrik Consciences roman Baas Gansendonck nog eens lezen. Die rijke, maar ongeletterde herbergier uit de Kempen ging ten onder aan inhaligheid, hoogmoed en een gebrek aan zelfkritiek. Steeds meer lijkt hij het spiegelbeeld van onze zelfgenoegzame Vlaamse bovenklasse te worden.

 

 

11.15.2025

"Soedan heeft vrede nodig"

Het immens interessante Tricontinental heeft zeer lezenswaardige update over Soedan.

 

 

Sudan Needs Peace Now

With more than a quarter of the population displaced, numerous documented war crimes, and widespread hunger, Sudan faces unthinkable violence and deprivation as much of the world falls silent.


What is the reality on the ground in Sudan?

On 15 April 2023, war broke out between the Sudanese Armed Forces (SAF) – led by the head of the Transitional Military Council, General Abdel Fattah al-Burhan – and the Rapid Support Forces (RSF) – led by Lieutenant General Mohamed ‘Hemedti’ Hamdan Dagalo. Since then, backed by various governments from outside of Sudan, the two sides have fought a terrible war of attrition in which civilians are the main victims. It is impossible to say how many people have died, but clearly the death toll is significant. One estimate found that between April 2023 and June 2024 alone the number of casualties was as high as 150,000, and several crimes against humanity committed by both sides have already been documented by various human rights organisations. At least 14.5 million Sudanese of the population of 51 million have been displaced. The people who live in the belt between El Fasher, North Darfur, and Kadugli, South Kordofan, are struggling from acute hunger and famine. A recent analysis by the UN’s Integrated Food Security Phase Classification found that around 21.2 million Sudanese – 45% of the population – face high levels of acute food insecurity, with 375,000 people across the country facing ‘catastrophic’ levels of hunger (i.e., on the brink of starvation).

Since the war began, hundreds of thousands of internally displaced people sought refuge in El Fasher, then held largely by the SAF. Roughly 260,000 civilians were still there in October 2025 when the RSF broke the resistance, entered the city, and carried out a number of documented massacres. Among those killed were 460 patients and their companions at the Saudi Maternity Hospital. The city’s fall has meant that the RSF is now largely in control of the vast province of Darfur, while the SAF holds much of eastern Sudan – including Port Sudan, the country’s access to the sea and international trade – as well as the capital city of Khartoum.

There is no sign of de-escalation at present.

Why are the SAF and the RSF fighting?

No war of this scale has one simple cause. The political reason is straightforward: this is a counter-revolution against the 2019 popular uprising that succeeded in ousting President Omar al-Bashir, who governed from 1993 and whose last years in power were marked by rising inflation and social crisis.

The left and popular forces behind the 2019 uprising – which included the Sudanese Communist Party, the National Consensus Forces, the Sudanese Professional Association, the Sudan Revolutionary Front, the Women of Sudanese Civic and Political Groups, and many local resistance and neighbourhood committees – forced the military to agree to oversee the transition to a civilian government. With the assistance of the African Union, the Transitional Sovereignty Council was established, composed of five military and six civilian members. Abdalla Hamdok was appointed prime minister and judge Nemat Abdullah Khair chief justice, with al-Burhan and Hemedti on the council as well. The military-civilian government wrecked the economy further by floating the currency and privatising the state, thereby making gold smuggling more lucrative and strengthening the RSF (this government also signed the Abraham Accords, which normalised relations with Israel). The policies of the military-civilian government exacerbated the conditions toward the showdown over power (control over the security state) and wealth (control over the gold trade).

Despite their roles on the council, al-Burhan and Hemedti attempted coups until succeeding in 2021. Having set aside the civilians, the two military leaders went after each other. The SAF officers sought to preserve their command over the state apparatus, which in 2019 absorbed 82% of the state’s budgetary resources (as confirmed by Prime Minister Abdalla Hamdok in 2020). They also moved to retain control of its enterprises, running more than 200 companies through entities such as the SAF-controlled Defence Industries System (estimated $2 billion in annual revenue) and capturing a significant share of Sudan’s formal economy across mining, telecommunications, and import-export commodity trade. The RSF – rooted in the Janja’wid (devils on horseback) militia – tried to leverage the autonomous war economy centralised around the Al Junaid Multi-Activities Corporation, which controls major gold-producing areas in Darfur and about half a dozen mining sites, including Jebel Amer. Since 50–80% of Sudan’s overall gold production is smuggled (as of 2022) – mainly to the UAE – rather than officially exported, and since the RSF dominates production in western Sudan’s artisanal mining zones (which account for 80–85% of total production), the RSF captures huge sums from gold revenue every year (estimated at $860 million from Darfur mines alone in 2024).

Beneath these political and material contests lie ecological pressures that compound the crisis. Part of the reason for the long conflict in Darfur has been the desiccation of the Sahel. For decades, erratic rainfall and heatwaves due to the climate catastrophe have expanded the Sahara Desert southward, making water resources a cause of conflict and sparking clashes between nomads and settled farmers. Half of Sudan’s population now lives with acute food insecurity. The failure to create an economic plan for a population wracked by rapid changes in weather patterns – alongside the theft of resources by a small elite – leaves Sudan vulnerable to long-term conflict. This is not just a war between two strong personalities, but a struggle over the transformation of resources and their plunder by outside powers. A ceasefire agreement is once more on the table, but the likelihood that it will be accepted or upheld is very low as long as resources remain the shining prize for the various armed groups.

What are the possibilities of peace in Sudan?

A path toward peace in Sudan would require six elements:

  1. An immediate, monitored ceasefire that includes the creation of humanitarian corridors for the transit of food and medicines. These corridors would be under the leadership of the Resistance Committees, which have the democratic credibility and networks to deliver aid directly to those in need.
  2. An end to the war economy, specifically shutting down the gold and weapons pipelines. This would include imposing strict sanctions on the sale of weapons to and the purchase of gold from the UAE until it severs all relations with the RSF. Export controls at Port Sudan must be implemented as well.
  3. The safe return of political exiles and the start of a process to rebuild political institutions under a civilian government elected or supported by the popular forces – mainly the Resistance Committees. The SAF must be stripped of its political power and economic assets and subjugated to the government. The RSF must be disarmed and demobilised.
  4. The immediate reconstruction of Sudan’s higher judiciary to investigate and prosecute those responsible for atrocities.
  5. The immediate creation of a process of accountability that includes the prosecution of warlords through a properly constituted court in Sudan.
  6. The immediate reconstruction of Sudan’s planning commission and its ministry of finance to shift surplus from export enclaves toward public goods and social protections.

These six points elaborate upon the three pillars of the African Union and the Intergovernmental Authority on Development’s AU-IGAD Joint Roadmap for the Resolution of the Conflict in Sudan (2023). The difficulty with this roadmap – as with similar proposals – is that it is dependent on donors, including actors that are implicated in the violence. For these six points to become a reality, outside powers must be pressured to end their backing of the SAF and the RSF. These include Egypt, the European Union, Qatar, Russia, Saudi Arabia, the UAE, and the United States. Neither this roadmap nor the Jeddah channel – a Saudi-US mediation track launched in 2023 that focuses on short truces and humanitarian access – includes Sudanese civilian groups, least of all the Resistance Committees.

 

Tricontinental 

11.14.2025

Beweging.net: "Politieke inmenging subsidies middenveld kwalijk precedent"

 


 

Gisteren maakte de Vlaamse regering haar beslissing over de subsidies voor de middenveldorganisaties bekend. Het resultaat: boven op de twaalf organisaties die een negatief advies van de beoordelingscommissie ontvingen, worden ook de subsidies voor zes positief beoordeelde organisaties stopgezet of sterk teruggeschroefd. ‘Organisaties verliezen het gevoel dat ze kritisch mogen zijn.’

Na wekenlange discussies werd gisteren dan toch eindelijk de knoop doorgehakt over de subsidies van de 136 erkende socio-culturele organisaties. De werkingssubsidies voor de Vlaamse middenveldorganisaties worden om de vijf jaar toegekend. Voorafgaand ondergaan alle organisaties een grondige evaluatie van hun werking. Een onafhankelijke beoordelingscommissie geeft op basis van die doorlichting een advies aan de Vlaamse regering.

Die objectieve beoordelingscommissie gaf twaalf organisaties – waarvan enkele met Vlaams-nationalistische achtergrond zoals het Vlaams-Kruis en de Vlaamse Volksbeweging – een negatief advies. Dat viel in slechte aarde bij N-VA. De partij reageerde door de onafhankelijkheid van de beoordelingscommissie in twijfel te trekken. Door de politieke koehandel die volgde op het negatief advies voor de Vlaamsgezinde organisaties, verliezen nu ook twee linksgeoriënteerde organisaties hun subsidies. Vier organisaties krijgen ‘een tweede kans’. In de praktijk betekent dat zij financieel worden afgestraft door amper het wettelijk minimum te ontvangen.

Gewelddadig extremisme

Onder die organisaties bevindt zich ook GetBasic, de vzw achter nieuwssite De Wereld Morgen. Reden voor de beslissing om de linkse organisaties ondanks hun positieve beoordeling op droog zaad te zetten, zou volgens de regering steun aan organisaties met gewelddadig extremisme zijn. Daarmee doelt de regering op Code Rood, een organisatie die klimaatacties en pro-Palestijnse protesten organiseert. In de marge van die protesten kwam al eens materiele schade voor.

De Wereld Morgen laat in een open brief weten dat noch zij, noch een van de andere getroffen organisaties ooit hun steun uitspraken voor de acties van Code Rood: ‘Voor de duidelijkheid: geen enkele van de geviseerde organisaties was betrokken bij de vernielingen die door Code Rood zijn aangericht en geen ervan steunt die. Maar als je wil dat activisten leren hoe ze zich binnen de democratische ruimte kunnen verzetten, is het laatste wat je moet doen de organisaties die hen dat willen leren subsidies afnemen.’

N-VA neemt revanche

De nieuwssite is echter al langer een doorn in het oog van N-VA. Zo liet toenmalig minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) De Wereld Morgen twee jaar geleden doorlichten toen het na de vernieling van een Palestijns ziekenhuis de kant van de Palestijnen kozen. Niet toevallig op een moment waarop Bart De Wever (N-VA) zei ‘resoluut de kant van het licht en dus Israël’ te kiezen. ‘Wij konden ons niet van de indruk ontdoen dat het probleem van de N-VA niet zozeer was dat we een kant kozen, maar dat we niet aan hun kant gingen staan’, aldus De Wereld Morgen.

Het afnemen van de subsidies lijkt dus vooral politiek gemotiveerde revanche, eerder dan een eerlijk en gemotiveerd beleid. Dat vreest ook Hanne Geukens, directeur van De Federatie, de sectorvereniging van socio-culturele organisaties. ‘Organisaties verliezen het gevoel dat ze kritisch mogen zijn, dat ze mogen experimenteren, dat ze mogen vallen en opstaan. Het is bovendien een onverantwoorde beslissing en een alarmerend precedent dat rechtszekerheid van groepen burgers en organisaties tot nul herleidt.’

Experts door regering aangesteld

Geukens vindt het bijzonder kwalijk dat het oordeel van de beslissingscommissie niet alleen in de wind wordt geslagen, maar ook in twijfel getrokken wordt. ‘De commissie werkt met een grote groep experten met diverse achtergronden. Bovendien werden ze allemaal door de regering goedgekeurd. Het trieste politieke schouwspel dat zich de afgelopen weken voltrok, staat mijlenver af van het werk van de commissie. Voor haar advies gaat ze zeker niet over een nacht ijs. Elke beslissing wordt gemotiveerd en volgens neutrale parameters genomen. Dat hen nu wordt verweten linkse organisaties te bevoordelen, klopt gewoon niet. Er zijn ook vandaag nog organisaties met een rechtse insteek die subsidies ontvangen.’

‘Deze beslissingen zijn niet te motiveren binnen de eigen beleidskaders. Hiermee overschrijdt de Vlaamse regering een cruciale grens. Dit zijn intentieprocessen die geen enkele juridische grond hebben. En dus volslagen willekeur, om te raken wie men wil raken’, zegt Geukens strijdvaardig. ‘We gaan dan ook in gesprek met de getroffen organisaties om te zien wat de volgende stappen zijn.’

Mond snoeren

Ook algemeen directeur van beweging.net Liesbeth De Winter spreekt van een ongekend en gevaarlijk precedent. ‘Het feit dat de politiek kan ingrijpen in een procedure bij echte fouten, is op zich positief. Ook in deze beslissing zijn onderliggend enkele fouten rechtgezet. Maar tegelijk merk je dat op een voorheen ongekende basis, zonder duidelijke motivering of bewijs, enkele organisaties worden gestraft.’

‘De beslissing geeft de indruk een afrekening te zijn voor een kritische houding en andere mening. Dat is hoogst problematisch’, stelt De Winter. ‘Het is een niet mis te verstaan signaal naar anderen, zwijg of we zullen u financieel het zwijgen opleggen. Dat soort praktijken mogen we in een democratie niet tolereren.’

 

 

 

Artikel in Visie 

 

 

Leo from Chicago

Op deze vrijdag een interessante documentaire.

Het Vaticaan heeft een documentaire gedropt over de jeugdjaren van Paus Leo XIV. 


The Vatican media documentary about the roots of Robert Francis Prevost in his native United States. It follows an itinerary that begins with his childhood in Dolton, through the memories of his brothers Louis and John, and continues among schools and universities, communities and parishes, featuring the voices of confreres, teachers, classmates, and longtime friends. A production of the Vatican Dicastery for Communication, in collaboration with the Archdiocese of Chicago and the Apostolate El Sembrador Nueva Evangelización (ESNE), broadcast on the official channels of Vatican Radio – Vatican News.

 

Veel kijkplezier

 

 

 

 

 

11.13.2025

Vlaamse besparingsregering valt middenveld aan (nog maar eens)

"De Vlaamse regering trekt de stekker uit kritische verenigingen en noemt dat “evenwichtige besparingen”. In werkelijkheid is het een frontale aanval op het middenveld en daarmee op onze democratie." 

 


 

 

Marc Vandepitte schreef een zeer lezenswaardig stuk: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2025/11/13/schrappen-van-subsidies-waarom-rechts-het-gemunt-heeft-op-het-maatschappelijk-middenveld

 

 

podcast Tupac Amaru II

 Op deze fraaie donderdag een historische podcast. The Real News Network brengt een special over Tupac Amaru II en de grote opstand tegen Spaans koloniaal bewind op het einde van de 18de eeuw.

 

 

 

11.12.2025

Reginald Moreels over Gaza

Reginald Moreels gaf in DeWereldMorgen zijn ongezouten mening over de verschrikkelijke genocide in Gaza. 

 

“In dertig jaar als oorlogschirurg heb ik dit zelden gezien. Deze oorlog wordt gevoerd door mensen die elke vorm van menselijkheid hebben verloren. Elke vorm van rationaliteit, emotionaliteit en spiritualiteit zijn ze kwijtgeraakt. Er wordt nog beter omgegaan met slachtvee dan met de bevolking van Gaza."

 

 

 

Les het volledige artikel op DeWereldMorgen 

11.10.2025

arizona werkt aan een begroting, maar niet aan rechtvaardigheid


 

 

 Bart De Wever heeft nog maar eens uitstel gekregen voor de begroting. Onze voorzitter Ann Vermorgen reageert scherp en stelt dat er dringend meer rechtvaardigheid moet komen: "Dat vraagt vooral introspectie aan alle partijen aan tafel. Gewone mensen hebben geen boodschap aan politieke spelletjes, maar aan verantwoordelijke leiders. Daarom is een rechtvaardige begroting nodig. Een correcte bijdrage van vermogen, waarbij allé vermogensinkomsten, op een gelijke manier bijdragen als inkomsten uit arbeid."

Ook moet deze regering meer moed hebben om het geld daar te halen waar écht het zit. Onze voorzitter ziet alvast waar er gigantische efficiëntiewinsten te boeken vallen: "Er zijn correcte sociale bijdragen voor alle statuten nodig. En een afbouw van bewezen nutteloze loonsubsidies. Ook een correcte inning van belastingen, onder meer van de BTW. Deze BTW-kloof, – het verschil tussen de verwachte btw-inkomsten en het geïnde bedrag, is in ons land 4 procentpunt hoger dan het EU-gemiddelde. Die kloof terugbrengen van 11% naar 7% door striktere controles en procedures zou een meerinkomst van 1.6 miljard euro betekenen."

 

 

Meer op de campagnepagina van ACV 

Soedan

Maandag, brugdag, documentaire-tijd.
Focus op de verschrikkelijk burgeroorlog in Soedan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.09.2025

mystici als tegengif voor toxische mannelijkheid

Op deze fraaie zondag een tekst over katholiek zijn, over man zijn en over de mystici als tegengif voor toxiciteit.

 

 

"Are you a Catholic man who's fat and ugly?," the man on my screen asks. "Well, now you can just be ugly!" 

I'm watching a Catholic fitness coach advertise his business of getting Catholic men to "practice what you preach by taking care of your body." In another video, a different influencer who describes themselves as an "Unchivalrous Catholic" has a video in which he responds to Trump granting refugee status to South African immigrants by saying: "Funny how once we started taking in attractive immigrants liberal white women are fighting for borders."

In the "manosphere," a word that refers to a pocket of podcasts, social media accounts and influencers whose primary audience is young men, content varies: There are hangout podcasts focused on hookups and drunken nights out, fitness influencers who post motivational gym videos and hustler coaches with businesses to help men make money (sometimes in the form of pyramid schemes). Put simply, it's a digital space reflecting the modern ideal of what it means to be a man. And it has an interesting subsection in Catholicism.



You know you've found the Catholic manosphere if the influencers are working out, drinking beer, smoking cigars or eating a steak on a wooden cutting board while talking about the Latin Mass or the Crusades. Or commentators might be giving religious reactions to things like Chappell Roan publicly stating that she doesn't want kids or the controversial Olympic opening ceremonies last summer. Other influencers focus their content on dating tips, ostensibly helping Catholic men get a girlfriend who is "traditionally-minded."

The internet, like everything, should be used in moderation. And the kind of short form content common in this circle of influence only creates an echo chamber online that emphasizes harmful and, frankly, unchristlike ideals. If it must exist, the Catholic manosphere should push Catholic men away from the noise and division of the internet and toward the silence and meekness of Christ. If we make content on the internet, especially if we're stamping "Catholic" on it, our goal shouldn't be to get more views, but to create something that glorifies Christ and makes saints.



That's where the Catholic manosphere misses the mark. Here, so-called "virtues" center a masculinity in which being the loudest, fittest and edgiest means more than a strong interior life and actual spiritual fruit. Authentic masculinity always produces corporal acts of mercy. Any crafted ideal of manhood that doesn't include sheltering the homeless and feeding the hungry is warped.

Our historical mystics understood this. Catholic mysticism emphasizes the growing personal union one has with Christ; its end is oneness with Christ. Everyone is called to this encounter, and there are many male teachers, saints and church doctors who can serve as guides for modern men.





St. John of the Cross (Archdiocesan Museum in Katowice, Public domain, via Wikimedia Commons)

St. John of the Cross (Archdiocesan Museum in Katowice/Wikimedia Commons)



Take St. John of the Cross. A Spanish Carmelite during the height of the Reformation, his poetry "Dark Night of the Soul" and "Spiritual Canticle" focus on his longing for Christ. Alongside St. Teresa of Avila, another saint whom men can learn from, he reformed the Carmelite way of life. John's holiness led to his canonization, as well as his title of doctor of the church. Here is a true man, a man after God's heart, and yet he is all but omitted from the discussions in the Catholic manosphere. After all, being a poet doesn't fit into the manosphere's idea of masculinity. (Men are supposed to lift weights, not write poetry longing for Christ!) 



More threateningly to these Catholic influencers, the mysticism of the church focuses not on how to better oneself, but on how to share one heart with Christ. Mysticism requires that we focus on our own soul and on Christ, not on getting in shape or getting a girlfriend. Taking care of one's body and desiring to have a life partner are good things, but our desires need to be first ordered towards Christ; and so too should we encourage others to first seek Christ.



The Catholic manosphere can be motivational or incendiary, but it isn't often helping men become more meek. So, men: don't look to the manosphere to learn masculinity — look to the mystics. If you like podcasts, try "St. Anthony's Tongue," which focuses on a different mystic every episode. Grab a book by a Catholic mystic, like The Interior Castle, written by Teresa of Avila, or Seven Storey Mountain, by Thomas Merton. Do a novena to St. John of the Cross. Let the mystics guide you to the truest representation of what it means to be a man: the one who became Man.

 

 

 

Een artikel van de National Catholic Reporter

 

11.08.2025

Vrijheid, Gelijkheid, Zusterschap

Op deze fraaie zaterdag een lied.

 

In Nederland heeft extreem-rechts een propaganda-stunt uitgehaald. Een ia-gemaakt 'lied', openlijk xenofoob, een haatlied tegen vluchtelingen, wordt momenteel gepusht als 'hit', het wordt zodanig veel gestreamd dat het in de hitlijsten terecht komt (en dus nog mee gepusht wordt). Gelukkig is er ook een tegenbeweging op gang gekomen rond dit fantastische lied. Sophie Straat maakte een lied over dromen van een betere wereld, over verdraagzaamheid en liefde. Beluister het lied, lees de tekst, stream en deel.

 

 

 

 

Ik val in slaap op mijn troon van koninklijk fluweel
Ik doe alles waar ik zin in heb
In mijn roze luchtkasteel
Ik mag eten, ik mag drinken, 'k mag vrijen met wie ik wil
In mijn dromen ben ik Marie Antoinette
In de eenentwintigste eeuw
Hey Hey


De AZC's zijn allang verleden tijd
De dealer heeft alleen maar biologisch kwaliteit
In Rusland kan je zijn wie je eigenlijk wil zijn
En in de Champions League finale mag hij zoenen met een hij
De jungle in Brazilië daar komt niemand ooit meer aan
De koeien en de varkens hebben ook recht van bestaan
De VVD zal nooit meer op een voetstuk staan
En Prins Bernhard heeft alleen nog maar
Een heel klein huisje op de maan
En als ik wakker wordt dan lijkt het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de ander veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
Vrijheid gelijkheid en zusterschap


In Afghanistan gaan vrouwen naar de universiteit
Heel Texas kent abortus met een buddy aan je zij
Op de westelijke oevers is de oorlog reeds voorbij
En de Sionkerk in Urk sluit haar deuren voor altijd
Niemand heeft hier ooit gehoord van kinderbijslag
De ijsbeer op de noordpol loopt rond met een grote lach
Alle kInderen in Pakistan hebben vakantie elke dag
En dat allemaal in mijn wereld zonder bijbels gezag
En als ik wakker wordt dan lijkt het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de anders veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
Vrijheid gelijkheid en zusterschap


En als ik wakker wordt lijkt dan het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de anders veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
En als ik wakker wordt dan lijkt het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de anders veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt

11.07.2025

Pedagogen als zondebok?

 Er gaat veel mis in het onderwijs. In de publieke opinie en bij heel wat collega's is dat dan de schuld van 'de pedagogen', zij die niet voor de klas staan, die die weer iets uitgedacht hebben. 

De neoliberale besparingsregering levert een bijdrage aan dat dedain voor expertise. Het buikgevoel en het parler vrais van minister Demir lokte bij onderwijskundigen Jan Masschelein en Maarten Simons een zeer lezenswaardig opiniestuk uit. We nemen het hier integraal over.

 

 

‘Pedagogen als zondebok? Wij vrezen dat de geschiedenis zich herhaalt’

‘Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir lijkt met haar woorden het eeuwenoude misprijzen voor ‘de pedagoog’ nieuw leven in te blazen’, schrijven Jan Masschelein en Maarten Simons na de gastles die de minister deze week gaf aan 800 studenten psychologie en pedagogie van KU Leuven.

In haar ‘les’ voor psychologen en pedagogen eerder deze week aan de KU Leuven zegt onderwijsminister Zuhal Demir dat een ‘aantal pedagogen’ zich in het verleden te veel met het onderwijs hebben beziggehouden in de plaats van onderwijsspecialisten. En dat dat zou moeten veranderen. De invloed van pedagogen zou geleid hebben tot verpampering en het  vergeten van het belang van kennis.

Over de indruk die ze heeft nagelaten bij de studenten psychologie en pedagogiek in de zaal moeten we niet al te zeer twijfelen: dat we in het onderwijs eigenlijk geen pedagogen hoeven. Die indruk blijkt ook uit het commentaar op ROB, de regionale zender die van het gebeuren verslag uitbrengt,  waar het niet gaat over een ‘aantal’ pedagogen, maar over ‘de’ pedagogen.

Maar los van het nalaten van die indruk zijn haar uitspraken verontrustend. De minister lijkt met haar woorden het eeuwenoude misprijzen voor ‘de pedagoog’ nieuw leven in te blazen.

Of iemand heeft ingefluisterd wat ze heeft gezegd, weten we niet, maar de minister beschikt duidelijk niet over volledige of correcte informatie. Studenten pedagogiek verdienen erkenning voor hun engagement en potentieel — ze verdienen vertrouwen en ondersteuning, niet wantrouwen nog voor hun opleiding goed en wel begonnen is.

Verlichte onderwijsexperten

We vinden het onze verantwoordelijkheid naar de studenten toe om de uitspraken van de minister over pedagogen te corrigeren. Vooreerst waren de ‘pedagogen in het verleden’ waar de minister naar verwijst eigenlijk altijd al zogenaamde onderwijsspecialisten. Daaronder ook prominente beleidsbepalers onder verschillende Vlaamse onderwijsministers in de afgelopen decennia, naast tal van onderwijsspecialisten in onder meer de lerarenopleidingen.

Ook toen al wilden die onderwijsdeskundigen zich maar al te graag onderscheiden van ‘de pedagogen’ omdat die volgens hen te normatief of belerend zouden zijn. Het zou die pedagogen aan deskundigheid ontbreken en als er iets mis loopt in het onderwijs dan is de zondebok snel gevonden.

Dat neerkijken op pedagogen was er toen, en dat is er nu nog steeds in hoofde van tal van beleidsmakers en zogenaamde ‘echte’ wetenschappers. Wat op zich natuurlijk heel paradoxaal is: aan de ene kant worden pedagogen vaak verguisd en buiten het beleid gehouden, maar tegelijkertijd zijn ze de grote schuldigen als het fout loopt ook al stonden ze de facto buitenspel. Zondebokken dus.  

We moeten ook in herinnering brengen dat een aantal van die invloedrijke onderwijsspecialisten niet zozeer didactisch of onderwijskundig naar onderwijs keken. Ze wilden in zeer grote mate gewicht aan hun expertise geven door zich te beroepen op de psychologie. Niet enkel de psychotherapeutische stromingen wanneer het om de ontdekking van ‘welbevinden’ gaat, maar ook de cognitieve psychologie en de verschillende visies op kennisconstructie. In handen van die onderwijsspecialisten werd het pedagogisch-didactische of het onderwijskundige louter een vorm van toegepaste psychologie (daarbij fundamenteel onrecht doend aan de eigenheid van zowel de psychologie als bijvoorbeeld de didactiek).

Vanuit deze experten werd bovendien in belangrijke mate de focus op ‘welbevinden’, maar ook het zogenaamde ‘competentiegericht’  en ‘competentie-gebaseerd’ onderwijs mee gepromoot. Vanuit deze hoek was er een uitgesproken voorkeur voor datgene wat men ‘leerling-gecentreerd’ onderwijs noemt (onderwijs op maat, en meer en meer ook gepersonaliseerd onderwijs), waarbij de leerkracht in eerste instantie een coachende rol heeft en waar de inhouden louter informatie(f) en dus functioneel zijn.

En hier is er trouwens weinig nieuws onder de zon: een aantal onderwijsspecialisten zal vandaag opnieuw de cognitieve psychologie inroepen om bijvoorbeeld het belang van (voor)kennis in onderwijsdoelen te onderlijnen (iets dat trouwens al decennialang door (vak)didactici wordt bepleit), en om nu komaf te maken met die focus op competenties, welzijn en coaching die een aantal van die specialisten voorheen zelf sterk hebben bepleit. Uiteraard, voor die verlichte onderwijsexperten die vandaag het hoge woord voeren zijn de pedagogen opnieuw kop van jut.

In tegenstelling tot wat de onderwijsminister beweert, heeft het beleid en de onderwijspraktijk de laatste vijfentwintig jaar dus niet zozeer naar een aantal pedagogen geluisterd, maar naar een aantal onderwijsspecialisten die zich uitdrukkelijk geen pedagoog wilden noemen. Misschien hadden beleidsmakers precies wat meer kunnen luisteren naar een aantal pedagogen. Zo waren er pedagogen die al aan het begin van het vorige decennium de school verdedigden tegen al de pogingen om de inhoud (of de rijke werelden van de taal, de getallen, de dieren, natuurkrachten, ….) te verwaarlozen ten voordele van generieke en af te vinken competenties.

Ook toen al waren er vanuit pedagogische hoek vragen bij de expliciete focus op psychisch welbevinden waarvan men blijkbaar ‘wist dat’ men dan sneller of beter leert. Het moet bijna twintig jaar geleden zijn dat die pedagogen bij leerkrachten het belang van de ‘liefde voor het vak’ onderlijnden om te vermijden dat alles verdampt in generieke competenties en toen ook durfden spreken van zoiets als de noodzaak van ‘pedagogische discipline’.

Misschien had men ook kunnen luisteren naar een aantal pedagogen die al halverwege het vorige decennium signaleerden dat het centraal stellen van de leerling en de obsessie met onderwijs op maat, de emanciperende kracht van de school uitholt. 

Bedachtzaamheid en terughoudendheid

Het punt is niet dat deze pedagogen het bij het rechte eind hadden, en de opgevoerde onderwijsspecialisten niet. We vragen alleen om enige vorm van bedachtzaamheid en terughoudendheid wanneer het gaat om onderwijsbeleid en het volgen van experten, zeker wanneer die onderwijsexperten zich uitdrukkelijk boven anderen plaatsen.

Maar we vrezen dat de geschiedenis zich herhaalt. Ook nu is er een kleine krans van onderwijsspecialisten dat de waarheid in pacht heeft en samen met de minister het beleid uitstippelt.

Misschien nog meer dan vijfentwintig jaar geleden sabelen deze specialisten alle afwijkende inzichten, ideeën of voorstellen haast a priori neer als ‘onwetenschappelijk’ en onderscheiden ze zich weer uitdrukkelijk van ‘de pedagogen’. Net zoals toen vragen we dus om enige voorzichtigheid wanneer pedagogen zonder meer opzij worden geschoven.

We hopen dat de heftigheid waarmee dat gebeurt toch enige argwaan oproept ten aanzien van de geclaimde wetenschappelijkheid van die experten (alsof anderen opzij duwen de enige manier is om zichzelf in de kijker te plaatsen).

Een aantal van die opzij geschoven pedagogen zegt trouwens dat net zoals de uitgesproken focus op het welbevinden van de leerling en op competenties destijds, de exclusieve focus op gedragsmanagement en kennis vandaag de kracht van de school compleet uitholt. Die pedagogen voeren aan dat we op de korte termijn misschien wel beter zullen scoren op de Vlaamse en internationale toetsen, maar dat dit hoegenaamd niet bijdraagt tot een grondige, brede basisvorming en jonge mensen met maturiteit.

Een aantal van die pedagogen voeren bovendien aan dat precies daardoor de school nog meer aantrekkingskracht verliest voor jongeren én voor leerkrachten (met nog meer lerarentekorten en nog meer leerlingenuitval tot gevolg). Het zijn pedagogen die vandaag pleiten om de school meer school te laten zijn, meer in te zetten op een avontuurlijke, spannende, geëngageerde en ja ook gedisciplineerde kennismaking met (nieuwe) werelden. En dit in de plaats van enkel op het najagen van goed gedrag en leerwinst (een heel ‘volwassen’ maar erg lege passie).

Een aantal van die pedagogen denkt dat we over twintig jaar gaan zeggen: hoe kan het toch dat het onderwijsbeleid zich twee keer na elkaar heeft laten vangen door haast blindelings achter de vlag te lopen van een kleine groep specialisten? En we maken ons geen illusies. Over vijfentwintig jaar zal men uiteraard weer kunnen zeggen: het was de schuld van de pedagogen.

We hebben ze al eerder geformuleerd, maar we herhalen graag onze voorzichtige hypothese, dat de sterkte van het Vlaamse onderwijs lag in de rijkdom van het pedagogische landschap, met een enorme diversiteit aan vormen van school-maken en pedagogisch leven. Sommige onderwijsspecialisten zien hierin een nostalgisch verlangen van ons, als pedagogen, naar lang vervlogen (katholieke) tijden. Daar gaat het niet om.

Waar het om gaat is om opnieuw te durven inzetten op nieuwe vormen van school-maken. Het gaat vandaag misschien toch echt wel om meer dan effectiever doen wat we al doen. Dus niet louter het effectiever maken van het leren, maar andere dingen doen, dingen die jongeren terug aandachtig en nieuwsgierig maken, om de school voor zowel kinderen als leerkrachten interessant te maken. De school terug als een uitdagend vormingsmilieu dat meer en iets anders belooft en biedt dan (leer)winst.

Zoals voor alle leven geldt wellicht ook voor het school-leven dat de diversiteit van haar vormen (bio-diversiteit) tegelijk de levenskracht en de levengevende kracht van afzonderlijke vormen versterkt. En dat is misschien ook een reden om een grote diversiteit aan onderzoek en deskundigheid te erkennen, die precies een rijk schoolleven kan ondersteunen en mee vorm geven– rijk en boeiend, vormend.

Een school die op het moment dat kinderen er vertoeven interessant en leven-gevend is, en niet enkel omwille van de beloofde opbrengsten later.

Dit is trouwens iets dat we onze toekomstige pedagogen aan de universiteit willen bijbrengen. Deze studenten volgen de opleiding ‘pedagogische wetenschappen’ – dus in het meervoud. En degene die zich in onderwijsmaterie willen specialiseren in de master kiezen voor ‘onderwijs- en vormingswetenschappen’ – onderwijs én vorming dus op dezelfde hoogte.

We denken dat deze pedagogen wel degelijk kunnen bijdragen aan een zorgzame én effectieve organisatie van het lesgeven en het schoolleven. Niet door anderen – waaronder ook leerkrachten of directies – te kleineren of weg te zetten als ‘niet-wetenschappelijk’, maar door pedagogische (jawel) bedachtzaamheid die vertrekt van de daadwerkelijke erkenning van vele expertises en vele betrokkenheden. Een erkenning ook van het brede engagement voor deze specifieke vorm van leren én leven die we ‘school’ noemen en waar onze kinderen een groot deel van hun tijd doorbrengen.

Dat lijkt ons een gedeelde verantwoordelijkheid die weet dat het erg risicovol is om een groep specialisten te volgen die een dominant discours vertolkt.

Jan Masschelein en Maarten Simons zijn pedagogen aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven.

 

 

 

link naar knack 

 

 

 

 

 

11.04.2025

"Dialoog begint bij weten waar je zelf voor staat"

Levensbeschouwelijke vorming op school blijft een discussiepunt (in sommige kringen). Bruno Vanobbergen, directeur-generaal van het katholiek onderwijs, schreef een interessant opiniestuk.

 

Het vak rooms-katholieke godsdienst afschaffen leidt tot een verschraling van het onderwijs.

Het debat over de lestijden van de levensbeschouwelijke vakken in het Vlaamse onderwijs laait opnieuw op. Het Vlaamse regeerakkoord laat weinig aan de verbeelding over: de opsplitsing van leerlingen in het officiële onderwijs wordt gezien als een organisatorische hindernis, en daarom kiest men “voor een model met twee uur interlevensbeschouwelijke dialoog per week”.

Vorige week donderdag bleek uit een hoorzitting in het Vlaams Parlement dat de Vlaamse regering de knoop weldra wil doorhakken. Het model van de Franse Gemeenschap wordt daarbij als inspiratiebron genoemd: het levensbeschouwelijke onderwijs zoals we dat vandaag kennen wordt vervangen door ethiek, kritisch denken en actieve burgerschapsvorming.

Op het eerste gezicht klinkt dat als een frisse uitnodiging tot ontmoeting en uitwisseling. Maar wie verder kijkt, voelt een andere beweging sluimeren: de geleidelijke verschraling van de ruimte waarbinnen jonge mensen mogen stilstaan bij de grote vragen van het leven. Doen we er goed aan om levensbeschouwelijk onderwijs in te perken?

We pleiten uitdrukkelijk voor het behoud van levensbeschouwing in het onderwijs. Niet uit traditie, maar uit overtuiging. Onderwijs is meer dan kennisoverdracht, het is vorming, een oefening in menswording. De vrijheid van onderwijs garandeert juist die ruimte om vorming breed te zien, inclusief haar levensbeschouwelijke dimensie.

Wie jongeren serieus neemt, weet dat zij niet alleen kennis vergaren, maar ook zoeken naar betekenis. Hun vragen over goed en kwaad, over liefde en verlies, over hoop en toekomst verdienen een plek in de klas, net zoals de levensbeschouwelijke tradities en hun bril om naar die thema's en vragen te kijken, als inspiratiebron en uitdaging om er als leerling zelf mee aan de slag te gaan.

Geen indoctrinatie

Het vak rooms-katholieke godsdienst is geen indoctrinatie. Het is een uitnodiging tot dialoog, verwondering en zoeken. Het biedt een kader waarin leerlingen leren omgaan met onzekerheid en verschil, begeleid door een bewogen leraar die nabij blijft, zonder het laatste woord te claimen. Twee uur levensbeschouwelijk onderwijs per week zijn geen luxe, maar een ankerpunt in een samenleving die tegelijk superdivers is en onzeker over wat ons verbindt.

Dialoog tussen levensbeschouwingen is belangrijk, maar dialoog begint bij weten waar je zelf voor staat. Identiteit is een kompas, en levensbeschouwelijk onderwijs helpt jongeren dat kompas te gebruiken. Het biedt een houvast in een wereld die hectisch en complex aanvoelt.

Wij zijn geen neutrale organisatie. Onze diversiteit aan pedagogische projecten is geworteld in een traditie van meer dan tweeduizend jaar, maar zoekt voortdurend nieuwe betekenis. Het Bijbelse verhaal blijft een bron van inspiratie: niet als slogan, maar als houding tegenover de wereld. Het helpt ons onderwijs te zien als een oefening in verbondenheid en rechtvaardigheid. We bouwen scholen waar ieder kind, iedere jongere zich gezien en gedragen weet. Onderwijs is niet louter een instrument, het is een belofte: dat elke jongere een toekomst mag vinden.

Misschien is dat uiteindelijk de ware opdracht van onderwijs: geen kant-en-klare antwoorden aanreiken, maar ruimte scheppen voor de vragen die ertoe doen. In die ruimte kunnen kinderen en jongeren groeien tot mensen die verschil niet vrezen, maar erin leren te wonen. Het levensbeschouwelijke onderwijs herinnert ons eraan dat vorming begint waar verwondering nog mag bestaan.

 

11.02.2025

Allerzielen

 


 

 

 

Allerzielen: Grief van James Stedman

 Op deze Allerzielen een gedicht.

 

James Stedman brengt een eigen gedicht over de dood van zijn vader en het rouwproces.

 

11.01.2025

Leo XIV over heiligheid

Allerheiligen. 

 

Bij heiligen denken we vaak aan uitzonderlijke mensen die uitzonderlijke daden verrichtten. Paus Leo XIV wijst ons erop dat heiligheid in de eerste plaats dienstbaarheid inhoudt.

 

 


 

 

 Een treffend citaat uit de Apostolische Exhortatie Dilexi Te. 

 Lees de volledige tekst