3.12.2012

de democratie is niét ziek van individualisering.

Je hoort het zo vaak, 'we leven in geïndividualiseerde tijden, mensen zijn egoistisch, er zijn alleen nog maar individuen'. Complete onzin uiteraard, maar wel veelgehoorde onzin.
Het ACW heeft een prachtig opiniestuk geschreven over onze samenleving en de prachtige rol die organisaties en vrijwilligers spelen. We nemen het hier gewoon integraal over:

De democratie is niét ziek van individualisering.
Want de samenleving heeft baat bij de inzet van vele vrijwilligers.

Van Luc Huyse verschenen vorig weekend twee opiniebijdragen in De Morgen (DM 25/2 en 27/2):
‘het diepe gemis van een collectieve vuist’ en ‘de democratie is ziek van individualisering’.



We hebben enkele fundamentele bedenkingen bij zijn overpeinzingen.


Eén. Luc Huyse vertrekt voor zijn analyse van het middenveld vanuit het burgerinitiatief G1000. Wat hij over dit mediatiek initiatief schrijft snijdt hout. Maar zijn analyse is beperkt: hij veronachtzaamt dat er in het sociaal middenveld nog altijd vele comités, organisaties, verenigingen en vrijwilligers actief zijn, dag in dag uit en jarenlang. Tussen ‘massa’ en ‘macht’ is nog altijd een omvangrijk en belangrijk veld werkzaam. Ze staan minder in de nationale spotlights, maar vaker in de regio-pagina’s van populaire bladen.



Twee. Luc Huyse schrijft dat individualisering in de wereld van de politiek een nachtmerrie is. Dat kan in de politieke context zo zijn, maar daarmee negeert hij dat in sociale bewegingen en verenigingen mensen niet louter als individuen persoonlijke keuzes maken maar als bewuste mensen samen kiezen voor collectieve belangen inzake milieu, mobiliteit, wonen, …



Aan de vooravond van de ‘week van de vrijwilliger’ moet dit andere verhaal ook aan bod komen. Niet alleen omdat wij dat belangrijk vinden, maar vooral omdat de vele ervaringen en cijfers ons bevestigen dat wij, onze buren, onze vrienden, onze collega’s, het belangrijk én prettig blijven vinden om zich als vrijwilliger te engageren.



Alleen al in de sector van jeugd, sport en cultuur zijn zo’n 65.000 lokale verenigingen actief. Daarbij komen de talloze buurt-, straat- en schoolcomités . Daarnaast zijn heel veel kleine en grote verenigingen goed bezig in de zorgsector, bijvoorbeeld in de mantelzorg. Dan hebben we het nog niet gehad over de tienduizenden die zich binnen hun vakbond inzetten, dit jaar opnieuw als kandidaat bij de sociale verkiezingen. En dan mogen we niet de velen vergeten die zich voluit inzetten voor milieu en ontwikkelingssamenwerking.



We mogen er van uitgaan dat een vereniging gemiddeld 15 actieve leden telt. Dan hebben we het rap over meer dan één miljoen mensen die zich voor elkaar en voor de samenleving engageren. Gemiddeld spenderen de vrijwilligers vier à vijf uur per week aan hun inzet. Zouden al deze mensen dit niet meer doen, dan zijn meer dan 250.000 professionals nodig om hetzelfde voor mekaar te brengen. Deze vrijwilligers ontlenen daar grote tevredenheid aan, dat weten we. Zij kunnen hun competenties te nutte maken, hebben deugddoende ervaringen, zijn blij om dit met anderen te delen. Natuurlijk is ook hun organisatie of vereniging bijzonder opgetogen over hun inzet. Hun politieke overheden zouden zot zijn om hun inzet, hun expertise, hun contacten, hun gezamenlijk opgebouwde ideeën over lokaal goed samenleven in de wind te slaan. Vrijwilligers zijn mee het cement van een sociale samenleving.



Toch moeten overheden zorgzaam omspringen met vrijwilligers. Er is een broos evenwicht tussen professionals en vrijwilligers dat makkelijk kan worden verstoord: hetzij omdat omwille van besparingen teveel taken naar de vrijwilligers worden doorgeschoven (cf. Groot-Brittannië), hetzij omdat hen taken worden ontnomen die steden en gemeenten liever zelf opnemen.



Vrijwilligerswerk blijft trouwens sterk in Vlaanderen. Dat wordt ook bevestigd door internationaal vergelijkend onderzoek. Het wordt ook geruggensteund door een stevige én goede wettelijke basis.



Niettemin blijven belangrijke nieuwe uitdagingen. In sommige sectoren vergrijzen besturen: wat met de ‘wissel’ van deze wacht? Ook willen veel mensen zich nog altijd engageren maar liefst kortlopend: hoe gaan we daarmee om? Vrijwilligerswerk is geen automatisme meer en loopt minder gestroomlijnd als vroeger. Vrijwilligers kiezen meer à la carte, voor wat, wanneer en met wie ze zich inzetten. Daar heeft Huyse een punt. Jongeren zijn overigens topvrijwilligers, weliswaar in hun jeugdsegment: willen en kunnen we ze enthousiasmeren en binden voor latere inzet? De kloof met laaggeschoolden en met mensen van allochtone origine blijft: hoe gaan wij dit overbruggen?



ACW wil met zijn organisaties gaan voor een warme samenleving die wordt gemaakt door vele actieve mensen, comités, verenigingen.Daarom was het ook goed om lezen dat enkele maanden geleden in Nederland aan 75 gerenommeerde wetenschappers werd gevraagd wat de grootste sociale vraagstukken zijn. Hun reactie: sociale cohesie is hét issue bij uitstek.


Een schrijven door Patrick Develtere, Marc Justaert, Marc Leemans, Eva Brumagne, Koenraad Coppens, Bart Holvoet, Jan Vandecasteele van ACW, CM, ACV, KAV, KWB, KAJ en OKRA.

Geen opmerkingen: