Marc Vandepitte schreef voor DeWereldMorgen een excellent stuk. Met een zeer rake, veelzeggende titel.
Terwijl lerarentekort escaleert jaagt Zuhal Demir op vrije schooldagen
Terwijl leerkrachten zich uit de naad werken, portretteert Zuhal Demir hen als plantrekkers. Haar kruistocht tegen vrije schooldagen maskeert het echte probleem: een onderwijs dat bloedt door een chronisch lerarentekort.Het moet gezegd, de minister heeft gevoel voor timing. Net op het moment dat leerkrachten zich uit de naad werken om alles op tijd verbeterd te krijgen en overuren kloppen voor de deliberaties en het oudercontact, schildert ze leerkrachten af als plantrekkers die te weinig voor de klas staan en uit zijn op zoveel mogelijk vakantie.De minister vindt namelijk dat er teveel ‘verloren onderwijstijd’ is. Daarom wil ze pedagogische studiedagen in het basisonderwijs beperken tot drie halve dagen en wil ze die in het secundair onderwijs helemaal afschaffen.Ook de facultatieve vakantiedagen gaan op de schop. Dat zijn dagen die scholen zelf mogen vastleggen, vaak als brugdag of rond lokale activiteiten. Daarnaast wil de minister de deliberatietijd inperken en wil ze dat de eerste en laatste schooldag opnieuw volwaardige lesdagen worden. Volgens Demir moet dit alles helpen om de achterstand op andere OESO-landen in te halen.Vakbonden woedend
Bij de vakbonden valt het plan bijzonder slecht. Volgens ACOD-topvrouw Nancy Libert kijkt de minister met haar cijfers “enkel naar lesdagen, niet naar het aantal effectieve lesuren per week". Zowel op het vlak van het aantal verplichte uren per jaar op de schoolbank, als op de effectieve instructietijd scoren de Vlaamse leerkrachten boven het OESO-gemiddelde.
Het probleem van ons onderwijs vandaag is dus niet dat leerlingen te weinig op school zijn. Het meeste prangende probleem is het lerarentekort. Libert noemt de maatregelen dan ook “pure symboolpolitiek”. Haar beeld is duidelijk: “Wie zijn huis verbouwt, begint ook niet met nieuwe gordijnen te hangen. De eerste stap naar meer onderwijskwaliteit is een goede, gekwalificeerde leraar voor de klas.”
Ook het Christelijk Onderwijzersverbond (COV) spreekt van een “motie van wantrouwen” richting leraren. De minister komt opnieuw met ingrepen die diep ingrijpen in hun werk, zonder hun realiteit ernstig te nemen. De onderwijsbonden vragen zich af wat het oplevert om studiedagen, brugdagen en evaluatiemomenten af te bouwen in een sector die nu al kraakt onder de werkdruk.
Studiedagen
De pedagogische studiedag is een van de heetste hangijzers. Volgens Marianne Coopman (COV) zijn die dagen “broodnodig” voor professionalisering. Scholen moeten nieuwe minimumdoelen invoeren, taalbeleid aanscherpen en omgaan met steeds meer gedragsproblemen in de klas. Dat vraagt tijd, opleiding en overleg.
Directeur Sabine Verheyden van het Lutgardiscollege in Oudergem legt uit dat zo’n studiedag vaak het enige moment is waarop het hele team samen kan nadenken over schoolbrede keuzes. In haar school plannen ze al een studiedag eind augustus om tijdens het jaar zo weinig mogelijk lestijd weg te nemen.
Door die momenten te beperken of te schrappen, duwt de overheid scholen richting oppervlakkige bijsturingen in plaats van diepgaande vorming. Drie halve dagen, zeggen directies, volstaan niet om nieuwe competenties aan te leren.
Deliberatietijd en werkdruk
Volgens de krant De Morgen toont Demirs voorstel om de deliberatietijd na de examens in te korten, weinig kennis van de huidige schoolrealiteit. Deliberaties duren langer omdat scholen rekening moeten houden met complexe leerlingendossiers, zorgnoden en strikte regels die ze niet zelf hebben uitgevonden.
Evaluaties en commentaren moeten zeer nauwkeurig worden genoteerd, want bij de kleinste discussie staan advocaten klaar - vaak namens dezelfde ouders die nu klagen over ‘tijdverlies’. Zo zijn deliberaties uitgegroeid tot een zware administratieve last. Net daar zou een minister iets aan kunnen doen, maar dat levert politiek weinig op.
Haar plannen raken vooral aan de manier waarop de werkdruk wordt ervaren. De minister doet alsof de periode na de examens een soort luilekkerland is. Maar leerkrachten beschrijven die weken als een storm: verbeterwerk, rapporten, klassenraden, feedbackgesprekken met leerlingen.
Verheyden vertelt hoe leerkrachten een heel weekend verbeteren en daarna dagenlang van ’s ochtends tot ’s avonds in klassenraad zitten. En dan nog krijgen ze het beeld voorgeschoteld dat ze niet veel doen. "Dat komt binnen”, zegt ze.
Pedagoog Pedro De Bruyckere verwacht dat scholen zullen schuiven in hun organisatie: meer permanente evaluatie, sportdagen verschuiven naar de periode na de examens om elders lestijd te winnen. Maar dat soort puzzelwerk verandert niets aan de grote werkdruk op het einde van elk trimester.
Facultatieve dagen
Een apart onderdeel van het plan is het afschaffen van de facultatieve vakantiedagen. Die dagen werden begin jaren 90 ingevoerd, bij de overheveling van Onderwijs naar de Vlaamse Gemeenschap. Scholen zouden zo lokale festiviteiten kunnen volgen, zoals een jaarmarkt of kermis. Basisscholen kregen twee dagen, secundaire scholen één.
Vandaag zetten sommige (basis)scholen die dagen nog altijd in voor lokale activiteiten. Veel secundaire scholen gebruiken ze als brugdag, bijvoorbeeld rond 11 november, na een schoolfeest of in combinatie met pinkstermaandag.
Voor vakbonden en directies zijn die dagen een klein stukje autonomie. Ze laten toe het schooljaar menselijker te organiseren. Dat Demir ze nu voorstelt als een soort luxeprobleem, botst met hoe die dagen op het terrein worden ervaren.
Carrièrekansen
In plaats van zich bezig te houden met symbooldossiers die goed scoren bij haar politieke achterban, zou de minister beter het kernprobleem van het onderwijs ten gronde aanpakken: het lerarentekort. Geen enkele kalenderwijziging verandert daar iets aan, integendeel.
In De Morgen werpt Bart Eeckhout de minister de volgende vraag voor: “Wat duwt de kwaliteit in de klas het meest naar beneden? Het lerarentekort of een pedagogische studiedag?” Volgens hem "vereist het antwoord geen diploma kernfysica”.
Nieuw onderzoek van KU Leuven toont dat één op de vijf afgestudeerde leerkrachten secundair nooit voor de klas komt te staan. Vooral de beperkte carrièremogelijkheden schrikken af. Voor toekomstige leerkrachten voelt die beperkte doorgroei als een daling van het nettoloon met ruim 8 procent. Daarnaast speelt ook de hoge werkdruk een rol. Opvallend is dat het net de sterkste profielen zijn die het meest afhaken, terwijl zij cruciaal zijn voor de kwaliteit van het onderwijs.
Daarnaast overweegt een op vijf van de huidige leerkrachten het onderwijs te verlaten. Idealisme is een sterke factor bij leerkrachten, maar die volstaat blijkbaar niet meer om mensen in het onderwijs te houden als loon, werkdruk en toekomstperspectief tegenvallen. Dat de minister de leerkrachten andermaal wegzet als plantrekkers is in deze allerminst bevorderlijk.
Weinig kans op slagen
CD&V, toch coalitiepartner, wijst openlijk op de verkeerde prioriteiten van de minister. Vlaams Parlementslid Loes Vandromme zegt dat Zuhal Demir eerst moet zorgen dat elke klas een leraar heeft. Zij verdedigt ook de tijd voor klassenraden. Dat is volgens haar geen vrijblijvend “hobbyclubje”, maar het enige moment waarop alle leerkrachten samen beslissen over de toekomst en schoolloopbaan van leerlingen. Minder tijd daarvoor betekent risico op minder doordachte beslissingen.
De kritiek van CD&V sluit aan bij die van de vakbonden: wie echt werk wil maken van onderwijs, moet eerst zorgen voor voldoende menskracht, een sterke omkadering en vertrouwen, niet bij het afvinken van ‘extra lesdagen’. Het voorstel van Demir moet nog voor overleg naar de onderwijskoepels en de vakbonden. De kans is zeer gering dat haar plannen werkelijkheid zullen worden.
Lees het volledige stuk op DeWereldMorgen.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten