6.07.2012

Werken om arm te blijven

Het tijdschrift Weliswaar interviewde Peter Heirman en Samira Castermans van het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen over armoede, generatiearmoede en de nieuwe armen. We brengen hier enkele zeer rake uittreksels:

Het beleid slaagt er niet in het fenomeen van werkende armen in te dijken, al staat Vlaanderen er met 4 % wel beter voor dan de rest van Europa. In Europa ligt het gemiddelde twee keer hoger dan in Vlaanderen. Vooral Duitsland kent door zijn activeringsbeleid een hoge toename van werkende armen.
Maar als je mij vraagt waar de inkomensgrens ligt om buiten schot te blijven, moet ik het antwoord schuldig blijven. De Europese armoedegrens is vastgelegd op 1.013 euro voor een alleenstaande. Ik vind het moeilijk om er een cijfer op te plakken, omdat meestal nog andere factoren meespelen, zoals oude schulden, alimentatie, energiekosten, kinderopvang. En mensen die een buffer hebben opgebouwd, zijn uiteraard minder kwetsbaar dan de anderen.

Onze ervaring met generatiearmen leert dat mensen eerst besparen op cultuur- en vrijetijdsbesteding en op gezondheidszorg. Ze stellen doktersbezoek uit, nemen geen medicatie of wachten met een medische ingreep. Maar als je je gezondheid verwaarloost, kun je natuurlijk ook niet goed presteren op het werk.
Armoede is vooral een stedelijk probleem, met Antwerpen en Gent op kop. Maar een deel van de nieuwe armen gaat op het platteland wonen, omdat de woningen daar minder duur zijn, zo blijkt uit een recente studie van Cera. Een nadeel is dat ze daardoor ook minder mobiel worden, want het aanbod van openbaar vervoer is er kleiner. Op het platteland blijft de nieuwe armoede ook meer verborgen en is het sociale isolement groter.



Werkende armen

Het beleid focust volop op activering, zonder zich vragen te stellen bij het soort banen dat men de mensen aanbiedt. Het zijn overwegend precaire jobs, vooral knelpuntberoepen en uitzendarbeid met dagcontracten. Het is begrijpelijk dat eerst de knelpuntberoepen aan de beurt komen, maar we zouden tegelijk iets moeten doen aan de kwaliteit van die banen.

Federaal minister van Werk Monica De Coninck heeft het over de stok en de wortel, maar de stok weegt zwaarder dan de wortel. Nu lijkt het er alleen om te doen zo veel mogelijk mensen uit de statistieken te halen. Maar het is naïef te denken dat alle problemen opgelost zijn als je iemand aan het werk zet. Zeker bij generatiearmen is het een complexer verhaal.

Natuurlijk zijn we niet tegen een activeringspolitiek, maar het moet een inclusief
verhaal zijn. Dat wil zeggen dat je mensen niet alleen laat werken voor hun inkomen, maar tegelijk de kwaliteit van de banen en de randvoorwaarden verbetert. Anders is een baan een vergiftigd geschenk dat armen nog dieper in de armoede duwt. Zeker bij deeltijds werk is dat het geval. Werken brengt immers extra kosten mee voor verplaatsing en kinderopvang, terwijl je een aantal voordelen verliest. Vooral voor generatiearmen zijn voldoende inkomensgerelateerde kinderopvang en huisvesting belangrijk. Er moeten ook nog andere hindernissen worden weggenomen. Als iemand een overlevingsschuld heeft opgebouwd en hij begint te werken, dan krijgt hij te maken met loonbeslag en deurwaardersbezoeken. Schuldbemiddeling zou moeten voorkomen dat de deurwaarder zich aandient zodra je werk hebt. Ook betaalbaar openbaar vervoer buiten de piekuren is belangrijk, want lageropgeleiden komen vaak in een ploegenstelsel terecht. Terwijl het aanbod van het openbaar vervoer buiten de normale werkuren en in het weekend wordt teruggeschroefd. Mensen die beginnen te werken zouden ook nog een tijdlang bepaalde voordelen moeten kunnen genieten, zoals de voordelige tarieven van openbaar vervoer, de sociale kruidenier, het sociale restaurant.

Een activeringsbeleid mét een integrale begeleiding

Niet de snelle weg naar werk, maar een goed begeleid traject waarbij er tijd is om randvoorwaarden zoals kinderopvang en vervoer te bekijken.

Ook de minimumlonen moeten omhoog om te voorkomen dat de groep werkende armen toeneemt. Een op de tien mensen loopt vandaag het risico in de armoede terecht te komen in Vlaanderen. De Vlaamse Regering heeft van de armoedebestrijding een topprioriteit gemaakt, maar van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (Vapa) is nog niet veel uitgevoerd. Tegenover de meeste actiepunten staat nog geen budget en geen timing. We kijken daarbij vanzelfsprekend naar Vlaams minister van Armoedebestrijding Ingrid Lieten. Maar armoedebestrijding is eigenlijk de verantwoordelijkheid van de voltallige Vlaamse Regering. Daar merken we voorlopig weinig van.

Geen opmerkingen: