Kerstmis 2024.
Gedempte kerstvieringen in de bezette Westelijke Jordaanoever. In Bethlehem worden de kerstgebeden opgedragen aan de vele slachtoffers van de Israëlische genocide in Gaza.
Een reportage van Al Jazeera.
Hier blogt uw Kameraad Harko, kwestie van iedereen die het ook maar vaag zou kunnen interesseren op de hoogte te houden. Uw kameraad blogt over de zaken die hem interesseren, zoals (religieus) erfgoed, geschiedenis, maar ook de betere muziek!
Kerstmis 2024.
Gedempte kerstvieringen in de bezette Westelijke Jordaanoever. In Bethlehem worden de kerstgebeden opgedragen aan de vele slachtoffers van de Israëlische genocide in Gaza.
Een reportage van Al Jazeera.
Het klopt dat we ‘onze waarden’ moeten verdedigen. Wij, die zo graag waarden uitdragen zonder ze zelf na te leven. Maar over welke waarden hebben we het dan?Voor mij zijn dat er twee: ‘verantwoordelijkheid’ en ‘rechtvaardigheid’, gedragen door wederzijds respect.Politieke leiders en opiniemakers zijn verantwoordelijk voor hun burgers die ze veel bloed en tranen kunnen besparen door met een vijand rond de tafel te gaan zitten. Door elkaars argumenten te beluisteren en de eigen standpunten te milderen om tot een gegronde dialoog te komen.Vrede onderhandelen is een plicht en een recht. De plicht om eenvoudige mensen niet de dood in te jagen of te verwonden. Het recht om geweldloosheid te verkiezen boven geweld, oorlogsrecht om te zetten tot vredesplicht.Laten we opnieuw massaal voor vrede betogen en naar het NAVO-hoofdkwartier trekken. We zouden via sociale media een oproep tot dialoog kunnen lanceren gericht aan Russische en Oekraïense burgers, om druk uit te oefenen op hun leiders zodat ze diplomatiek zouden onderhandelen in plaats van met de wapens te kletteren.
https://www.mo.be/opinie/Reginald-Moreels_Tegen-de-oorlogsretoriek-van-Mark-Rutte-zeg-ik-zonder-mij
Op een donkere winteravond kies je best een goede podcast.
Vandaag een historiografische podcast, een aflevering van een mini-reeks over het werk van de Franse historische grootmeester Marc Bloch. Marc Bloch et les Annales.
Aan het woord Nicolas Offenstadt en Etienne Anheim.
Veel luisterplezier:
"Autoritaire hondsvot klampt zich wanhopig vast aan de macht." Dé samenvatting van politiek in 2024.
Begin december een zeer kortstondige mislukte staatsgreep in Zuid-Korea. Een laatste stuiptrekking van Yoon Suk Yeol, een nipt verkozen, met een platvloers misogyn programma, corrupte, 'klimaatrealist', incompetent & havik.
https://www.nytimes.com/2024/12/03/world/asia/yoon-suk-yeol-south-korea-president.html
Monument voor het verzet tegen een vorige staatsgreep, in 1980, in de Koreaanse stad Gwangju.
Een stevige GUE, bij monde van Manon Aubry, met een ferme interventie tegen Commissie von der Leyen - rechts met een nauwe samenwerking met
extreem-rechts. In haar tussenkomst het krachtige citaat van Lucie
Aubrac: "Résister est un verbe qui se conjugue au présent".
Reactie van opbouwwerker en OCMW-expert Sara Vanhoyland van SAAMO Brussel na de pano over het Anderlechtse OCMW: "Er wordt geschat dat 57-67% van de leefloongerechtigden (in heel België) dit recht niet opneemt. Dit staat in schril contrast met de 4% die onterecht een leefloon gekregen hebben: dit is dus eerder uitzondering dan regel. Je beleid afstemmen op de uitzonderingen is een recept voor slecht beleid."
Haar opiniestuk dat vandaag in De Standaard verscheen:
Pano maakte een spraakmakende reportage over de moeilijke context waarbinnen leefloongerechtigden en maatschappelijk werkers van het OCMW van Anderlecht moeten functioneren.
Enerzijds moeten leefloongerechtigden vaak onterecht te lang wachten op hun uitkering waardoor ze in nog moeilijkere financiële situaties worden geduwd. Anderzijds hebben maatschappelijk werkers te maken met personeelsverloop aangedreven door een te hoge werkdruk.Maar Anderlecht is zeker niet het enige OCMW met moeilijkheden. Ook andere Brusselse OCMW’s kampen met dezelfde uitdagingen. Tegelijkertijd is er veel goodwill aanwezig in de Brusselse OCMW’s om het tij te keren en daarmee het leefloon als een goed werkend laatste vangnet te behouden. Dit vraagt om een structurele en gedeelde oplossing.Wie geen middelen heeft om menswaardig te leven, heeft in België recht op sociale bijstand. Mensen in die situatie kunnen beroep doen op het OCMW om bijvoorbeeld een leefloon te verkrijgen.
Zo’n leefloon is het laatste vangnet dat wij als samenlevingvoorzien om ervoor te zorgen dat mensen niet in nog grotere armoede terechtkomen. Fantastisch toch? Dat wij als maatschappij zo een systeem voorzien. Alleen zien we bij SAAMO vaak de andere kant van het verhaal.
Zo is er Irena (schuilnaam), alleenstaande moeder met 2 kinderen. Ze heeft net een opleiding achter de rug en is momenteel op zoek naar werk. Irena weet dat het bijna tijd is voor de jaarlijkse herziening van het leefloon maar heeft nog geen afspraak met haar maatschappelijk werker.Ze contacteert het OCMW en krijgt te horen dat ze een uitnodiging zal ontvangen. Op het einde van de maand wordt haar leefloon niet gestort en heeft ze nog steeds geen uitnodiging tot gesprek. Drie maanden later lukt het haar eindelijk om een afspraak te krijgen. Dan blijkt dat haar maatschappelijk werker langdurig afwezig is. Het sociaal onderzoek voor de jaarlijkse herziening is niet gebeurd. In tussentijd staat het leefloon van Irena ‘on hold’. Eens het sociaal onderzoek is afgerond en het comité een positieve beslissing heeft genomen, krijgt Irena haar leefloon met terugwerkende kracht.Maar ondertussen kan Irena al twee maanden haar huur niet betalen, koopt ze eten met het kindergeld en worden de energiefacturen niet betaald. Irena krijgt ondertussen boze telefoons van haar huisbaas die ermee dreigt het huurcontract stop te zetten. Het uitblijven van het leefloon zorgt voor financiële onzekerheid, groeiende schulden, druk op de relatie met de huisbaas en stress. Stress die de vertrouwensrelatie met de maatschappelijk werker onder druk zet en kwalitatieve begeleiding in de weg staat.
Het verhaal van Irena is jammer genoeg geen uniek geval. Veel leefloongerechtigden vinden geen toegang tot het leefloon, en dus tot het recht op een menswaardig leven.Er wordt geschat dat 57-67% van de leefloongerechtigden (in heel België) dit recht niet opneemt. Dit staat in schril contrast met de 4% die onterecht een leefloon gekregen hebben: dit is dus eerder uitzondering dan regel. Je beleid afstemmen op de uitzonderingen is een recept voor slecht beleid.Tegelijk zien we dat de voorbije 20 jaar het aantal mensen met een leefloon in het Brussel gewest gestegen is van 26.000 mensen in 2003 tot meer dan 60.000 in 2023. Dat is gigantisch en verdient onze blijvende aandacht!Daarnaast zien we ook een verschuiving in de kijk op armoede, van een structureel naar individueel probleem. Hierdoor komen de OCMW’s, maatschappelijk werkers en leefloongerechtigden steeds meer onder druk te staan.
Het toenemende aantal leefloongerechtigden heeft als gevolg dat maatschappelijk werkers in Brusselse OCMW’s vaak meer dan honderd dossiers op hun bord krijgen.Dit zorgt voor een doldraaiende cirkel aan personeelsuitval, vertraging bij de hulpverlening en het ontbreken van goede begeleiding. Wat dus, zoals bij het verhaal van Irena, leidt tot een gevoel van uitzichtloosheid bij alle partijen. Dweilen met de kraan open.
Door het uitblijven van steun en begeleiding zitten leefloongerechtigden in een constante financiële onzekerheid die ervoor zorgt dat ze op zoek moeten naar creatieve kortetermijnoplossingen.
Ze zitten in overlevingsmodus waardoor er weinig ruimte is voor langetermijnoplossingen, laat staan voor een duurzame integratie in de samenleving.Leefloongerechtigden en maatschappelijk werkers hebben het gevoel dat ze niet altijd gehoord worden. En dat is jammer, want ze verdienen het om serieus genomen te worden. Ze verdienen dat er in hen geïnvesteerd wordt. Beiden hebben baat bij meer tijd en ruimte voor ondersteuning en kwalitatieve begeleiding op maat. Ze hebben de kennis en capaciteiten om te oordelen wat er nodig is. Betrek hen bij de oplossingen. Er is veel goodwill aanwezig in de Brusselse OCMW’s, maar de uitdagingen overstijgen de OCMW’s en ook de gemeentegrenzen.
Misschien moeten de oplossingen dat ook doen? Mensen verhuizen constant van de ene gemeente naar de andere en dus ook de leefloongerechtigden. We hebben een volwaardig laatste vangnet nodig voor alle Brusselaars (maar ook in heel België).Waarom niet samen zoeken naar een manier om de OCMW’s beter op elkaar af te stemmen? Waarom niet over de gemeentegrenzen heen nadenken hoe we iedereen op een gelijkwaardige manier toegang kunnen geven tot hun rechten? Hoog tijd om na te denken over meer harmonisering en waarom zelfs niet nadenken over een ééngemaakt OCMW?
Hoe Arizona het KMI, de federale musea en ontwikkelingssamenwerking wil splitsen. Een verkapte splitsing én besparing bij de federale instellingen van België, specifiek het KMI, de nationale musea en de ontwikkelingssamenwerking.
Vandaag aandacht voor één van de aangekondigde plannen van de nieuwe Vlaamse regering, namelijk de invoering van een eenheidsvak Interlevensbeschouwelijke Dialoog in het officieel onderwijs. Tekst en uitleg van deze plannen van de vrienden van ACOD Onderwijs.
De Vlaamse regeringsverklaring 2024-2029 stelt onder meer dat de levensbeschouwelijke vakken - om organisatorische redenen - in het basis- en secundair onderwijs zullen vervangen worden door het eenheidsvak Interlevensbeschouwelijke Dialoog. Op 5 november organiseerde ACOD Onderwijs een vergadering voor de leden Levensbeschouwelijke Vakken. Algemeen secretaris Nancy Libert, algemeen secretaris, opende de vergadering met een schets van de context.
Een overzicht van de aanwinsten van oktober.
Benoît Standaert, De Jezusruimte. Verkenning, beleving en ontmoeting, Tielt, 2001.
Jozef Lamberts (red.), Volksreligie, liturgie en evangelisatie, Leuven, 1998.
Jozef Lamberts, Hoogtepunt en bron. Inleiding tot de liturgie, Averbode, 1991.
Kolet Janssen (eindred.), misdienaarsgids, Averbode, 2007.
Romano Guardini, De Geest der Liturgie, Turnhout, 1940.
Elie Saegeman, Het verdriet waarop je kan dansen. De Tango als muzikaal & sociaal fenomeen, BRT, 1982.
Heinz Kühnrich, Die KPD im Kampf gegen die faschistische Diktatur. 1933 - 1945, Berlin, 1983.
Witali Wygodski, de ontwikkeling van het ekonomisch denken van Marx. De geschiedenis van een grote ontdekking. Sunschrift 62, Nijmegen, 1974.
Deze week hebben we afscheid moeten nemen van Jean-Baptist Vereeken.
Geboren in 1928, in Gent, de stad waar hij quasi zijn hele leven zal wonen en werken. In 1952 werd hij tot priester gewijd. Een flink deel van zijn carrière staat hij in het onderwijs, vanaf 1966 als godsdienstleraar in het Koninklijk Atheneum aan de Ottogracht. In 1981 komt hij wonen op de Sint-Annaparochie, als directeur van de Zusters Kapucinessen aan de Keizerpoort. Als pastoor Henri Dobbelaere in 1992 met pensioen gaat, wordt Vereeken benoemd in de Sint-Annaparochie. Dertien jaar lang stond pastoor Vereecken in voor de Sint-Annakerk, zondagsmissen, weekdagvieringen, begrafenissen, dopen en plechtige communies.
Bij zijn vijftigjarig priesterjubileum wordt er een nieuwe geluidsinstallatie geplaatst in de kerk, niet dat de pastoor dat nodig had, hij had een stem als een klok. De ontkerkelijking en de vergrijzing had er stevig ingehakt en de parochie telde minder en minder kerkgangers. De schabouwelijke toestand van het gebouw deed daar zeker geen goed aan. "Begrafenissen zijn er veel, huwelijken daarentegen veel minder. Dat laatste is de schuld van de fotografen: die vinden dat je hier geen mooie foto's kan maken'' liet hij optekenen in een interview in De Gentenaar (24-06-2002). Er wordt druk gerestaureerd in verschillende fasen. Maar dat zorgt op korte termijn alleen maar voor nog meer terugloop.
In 2003 neemt pastoor Vereeken afscheid van de Sint-Annakerk. Hij wordt benoemd tot rector van de Zusters van Toevlucht van Maria, de Refuge aan de Coupure. Waar hij de rest van zijn leven zal doorbrengen.
Pastoor Vereeken was de laatste pastoor van Sint-Anna als zelfstandige parochie. Hij was ook de laatste pastoor die woonde in de pastorie van Sint-Anna aan de Nieuwenboschstraat. Korte tijd later werd die door de Stad Gent verkocht.
De aanwinsten van deze maand. Een bijzonder drukke maand, maar toch een serieuze lading boeken naar huis gesleurd.
Een klassieke uit de humane wetenschappen.
Jan Blommaert, Let op je woorden. Politiek, taal en strijd, EPO, 2016.
Dan volgt een hele lading religieus getinte werken.
Demets, J. (red.), Terug naar de Toekomst. 1808 - 1908 - 2008. 100 jaar Psychiatrisch Centrum Caritas. 200 jaar psychiatrische zorg door de Zusters van Liefde van J. M., Melle, 2008.
Roger Burggraeve, Het gelaat van de bevrijding. Een heilsdenken in het spoort van Emmanuel Levinas, lannoo, 1986.
Camillo Torres, Revolutie: christelijke opdracht, Bruna, 1969.
Dorothee Sölle, Wie zich niet weert. gesprekken en toespraken, Baarn, 1981.
Gustavo Gutierrez, Drinken uit de eigen bron. De geestelijke reis van een volk, Averbode, 1988.
Sélis, Cl., Les Syriens orthodoxes et catholiques, Brepols, 1988.
Jack McDonald & Jo Jan Vandenheede, De Anglicaanse Kerk. Een inleiding voor Nederlandstaligen, averbode, 2016.
Emilio Platti, Islam, van nature een vijand?, averbode, 2007.
De Broeders van Liefde in hun werk. Jubileum-album 1807 - 1957, Gent, 1957.
Loontjens, Kan. P., Ontstaan en Spiritualiteit van de religieuze stichtingen van Kanunnik P.J.Triest., Gent, 1957.
Herwig Arts, Waarom geloven in God?, Leuven, 1996.
Herwig Arts, De lang reis naar binnen, Leuven, 1990.
En we eindigen met twee SF-klassiekers.
Greg Bear, De Slangenmagiër, Amsterdam, 1987.
Larry Niven, Steven Barnes en Jerry Pournelle, Heorot, Amsterdam, 1994.
Op een herfstige dinsdagavond, een podcast. Aan het woord prof. Wim Verbaal over de middeleeuwen, vriendschap en de rol van het christendom.
Vandaag aandacht voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. En dan vooral over de extreem-rechtse denktank achter republikeins kandidaat Donald Trump, de Heritage Foundation.
Lees het draaiboek gerust zelf:
In 1986 publiceerde progressieve uitgeverij EPO een excellent boek van twee politicologen van de VUB, Robert Berloznik en Patrick De Boosere, Star Wars.
Daarin werd uitgebreid gekeken naar de toenmalige president van de VS, Ronald Reagan. Achter diens extreem-rechtse beleid zat de toen nog jonge Heritage Foundation.
Een uittreksel:
De Heritage Foundation
Aan de Massachusetts Avenue 214 in Washington D.C. in een statig wit gebouw dat uitkijkt op Capitol Hill huist de Heritage Foundation.
Ondanks haar vrij recente oprichting in 1973 behoort ze vandaag tot de belangrijkste Amerikaanse politieke think tanks. Een ploeg van honderd permanente medewerkers zorgen voor een gestadige stroom aan publicaties in de vorm van rapporten, brochures, tijdschriften en boeken. De hoofdaandacht van het studiewerk van de Heritage is toegespitst op vier grote domeinen: binnenlandse politiek en in het bijzonder de economische politiek; buitenlandse politiek en defensie; de Verenigde Naties; en Azië. Jaarlijks produceert de stichting over die onderwerpen een kleine honderd publicaties en rapporten. De Heritage omschrijft haar opdracht zelf als ‘onderzoeks- en studieprogramma’s die tot doel hebben de stem van het verantwoordelijke conservatisme te laten horen in Washington D.C., doorheen de gehele Verenigde Staten en in de hoofdsteden van de wereld.’
De Heritage is een uitgesproken militant rechtse instelling. Ze komt er openlijk voor uit dat haar studiewerk de zaak van de conservatieve revolutie moet dienen. Heritage gaat prat op haar Resource Bank, een nationale databank van zo’n 1600 onderzoekers en onderzoekscentra zijn aangesloten. Aan de werking van die databank besteedt de stichting meer dan 15% van haar budget. Heritage heeft zichzelf de rol toebedeeld om de beste ideeën van ’s lands conservatieve denkers te concentreren. Willa Ann Johnson, hoofd van de Resource Bank en voormalig plaatsvervangend directeur van de personeelsafdeling op het Witte Huis onder Reagan, ziet de databank als een katalysator. ‘Voor de eerste keer’, stelt ze vast, ‘bestaat er een breed conservatief politiek netwerk dat actief werkt op een nationale basis.
De Heritage Foundation liep vooral in de kijker toen Reagan zijn presidentszetel veroverde. Algauw bleek dat de Heritage meer dan een voet binnen had in het Witte Huis. De stichting had al haar krachten ingezet om Reagan aan zijn zetel te helpen en nu was ze vast van plan om hem ook te vertellen wat hij moest doen. Tijdens het overgangskabinet van Reagan in november 1980 zorgde de Heritage voor de publicatie van wat een ‘blauwdruk voor een conservatieve regering’ werd genoemd. Niet minder dan 250 academici, leden van vroegere republikeinse administraties en andere medewerkers hadden aan dit regeringsontwerp meegewerkt. Het rapport telde meer dan 3.000 pagina’s opgedeeld in twintig boekdelen. Een verkorte vorm van het rapport dat de titel droeg ‘Mandate for Leadership: Policy Management in a Conservative Administration’ werd uitgegeven in paperback en stond gedurende drie weken bij de bestsellers van de Washington Post. Nog nooit had een president die het Witte Huis betrok de beschikking gehad over een zo gedetailleerd politiek platform en nog nooit had een privé-organisatie zo nadrukkelijk gewogen op het tot stand komen van de presidentiële politiek. Het document werd voor de televisiecamera’s officieel in ontvangst genomen door Edwin Meese II, toen directeur van het overgangsteam van Reagan en inmiddels minister van Justitie. In maart 1982 ging Edwin Feulner, voorzitter van de Heritage sinds 1977, er prat op dat de Reagan-administratie al 61% van de 1.270 aanbevelingen van het rapport had uitgevoerd.
De Heritage Foundation bleef trouwens ook na de intrede van Reagan in het Witte Huis nauw samenwerken met de presidentiële staf. Minstens 11 voormalige medewerkers kregen een plaatsje in de nieuwe administratie toegewezen. Feulner weigerde een officiële benoeming die hem tot aftreden zou dwingen als voorzitter van de Heritage en Meese benoemde Feulner tot politiek adviseur en voorzitter van de Advisory Commission on Public Diplomacy die toezicht houdt op het Internationaal Communicatie Agentschap van de Amerikaanse overheid (U.S. International Communication Agency).
Vanzelfsprekend zou Reagan bij zijn herkiezing in 1984 opnieuw kunnen gebruik maken van de trouwe diensten van de Heritage Foundation. Er werd een tweede rapport gepubliceerd met een titel die niets aan duidelijkheid te wensen laat: ‘Mandate for Leadership II: Continuing the Conservative Revolution’ (Mandaat voor een leiderschap II, de verderzetting van de conservatieve revolutie).
Op de achterflap van de paperbackeditie van het tweede rapport wordt Edwin Meese III geciteerd: ‘Ik ben er sterk van overtuigd dat ‘Mandate for Leadership II: Continuing the Conservative Revolution’ een van de meest betekenisvolle en beste dingen zal zijn waarover president Reagan en zijn medewerkers zullen kunnen beschikken om hen in de komende jaren te leiden. Zoals ik Ronald Reagan ken, weet ik dat hij persoonlijk gebruik zal maken van Mandate II en dat het een belangrijke bijdrage zal zijn voor wat er in de komende jaren in dit land zal gebeuren.’
Op het banket ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de oprichting van de Heritage Foundation in 1983 heette de belangrijkste spreker Ronald Reagan. In zijn toespraak zei de president: ‘Het zijn niet de hoeveelheid geld, het aantal mensen of de grootte van de kantoren die de invloed van de Heritage aangeven. Jullie veelvuldige publicaties, actualiteitsgericht onderzoek, politieke nota’s, seminaries en conferenties geven goed jullie enorme invloed aan op Capitol Hill en – geloof me grif, ik weet het – op het Witte Huis.’
De man die het initiatief nam om de Heritage Foundation op te richten was bierbrouwer Joseph Coors uit Colorado. Coors is een van de mannen die aan de wieg stonden van de politieke carriere van Ronald Reagan en behoort tot wat men het ‘keukenkabinet’ van de president noemt: en kleine groep bevriende zeer rijke zakenlui. De invloed van dit keukenkabinet op de vorming van de Reaganadministratie was aanzienlijk en veel sleutelposities worden ingenomen door mensen die zij hebben voorgesteld. Tot voor kort was Joseph Coors vice-president van de Adolph Coors Cie, de vijfde grootste Amerikaanse brouwerij en het allergrootste bedrijf in de U.S. dat in handen is gebleven van één familie. De maatschappij is tevens een van de topondernemingen op wereldvlak voor industriële ceramieken. Coors is een zeer bekend en omstreden figuur in de VS omwille van zijn extreem-rechtse opvattingen. De onderneming was al herhaaldelijk het voorwerp van boycotcampagnes omwille van de politieke standpunten van de familie o.a. inzake rassendiscriminatie. Jef en Pete Coors, die onlangs de leiding van het bedrijf overnamen, zijn eveneens conservatief republikeins maar wensen zich minder in de politiek te mengen dan hun turbulente vader. In 1984 aanvaardde de brouwerij om investeringen te verrichten in woongebieden van minderheidsgroepen om aan de boycotacties een einde te stellen. De totale waarde van de familieaandelen wordt geschat op meer dan 560 miljoen dollar.
Extreem-rechts is nogal geobsedeerd door "onze godsdienst". Vaak gaan ze doen alsof ze 'gelovig' zijn, alsof ze "zeer gelovig" zijn. In België, in Frankrijk, in Nederland, maar zeker ook in de VS heeft extreem-rechts zelfs een onomwonden godsdienst-obsessie.
Een forse tegenstem komt er van de Verklaring Evangelie en extreem-rechts gaan niet samen. Deze Nederlandse verklaring is opgesteld door een groep van predikanten in samenwerking met de stichting Micha Nederland.
In de afgelopen jaren is extreem-rechts gedachtegoed door heel Europa sterker geworden. Politieke partijen met dit gedachtegoed hebben verkiezingen gewonnen en nemen deel aan regeringen. Dat geldt voor zowel Nederland als voor andere Europese landen. In Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk hebben meerdere kerkleiders hier duidelijk stelling tegen genomen. Hun boodschap luidt steeds dat het evangelie niet samengaat met extreem-rechts gedachtegoed en extreem-rechtse politiek. In Nederland overheerst tot nu toe de stilte vanuit kerkelijk leiderschap. In deze verklaring klinkt voluit het geloof dat alle mensen gelijkwaardig zijn, zowel voor Gods aangezicht als in de samenleving. Wij vinden dat de kerk nu stelling moet nemen. Daarom roepen wij christelijk Nederland op deze verklaring te onderschrijven.
Wij, ondergetekenden, spreken ons hierbij uit over het volgende:
Wij geloven dat alle mensen door God gewild, geliefd en gekend zijn. Gods Koninkrijk is een veelkleurig Koninkrijk, bedoeld voor elke stam en elke taal. Alle mensen zijn gelijkwaardig. We kunnen en willen geen onderscheid maken tussen de ene of de andere groep mensen.
Op dit moment wordt er over grote groepen mensen in Nederland gesproken alsof zij minderwaardig zijn. Dit blijkt onder andere uit het reduceren van groepen mensen tot een enkel kenmerk (zoals ‘gelukszoeker’ of ‘hoofddoekje’). We doen mensen geen recht als we ze typeren aan de hand van hun afkomst, religie, huidskleur, omstandigheden of cultuur.
Ook de niet-menselijke metaforen (zoals ‘tsunami aan vluchtelingen’ of ‘roedel’) die regelmatig gebruikt worden zijn dehumaniserend.
Bij ideologieën van extreem-rechtse (politieke) partijen worden witte, westerse ‘volken’ gezien als superieur aan andere ‘volken’, waardoor mensen afkomstig uit andere ‘volken’ niet dezelfde rechten toekomen. Wij/zij-denken en hoger/lager-denken staat haaks op het evangelie van Gods liefde voor álle mensen zonder enig onderscheid.
Politieke partijen als de PVV en FVD stellen dat de superioriteit van westerse landen mede te danken is aan onze christelijke of joods-christelijke erfenis. Verschillende politici zeggen te willen strijden voor het behoud van de joods-christelijke cultuur, waarbij het volgens hen nodig is om (de culturele gedragingen van) niet-westerse migranten te weren. Maar juist het beroep op deze vermeende joods-christelijke erfenis versmalt onze naastenliefde tot slechts het omkijken naar het eigen ‘volk’. Hierdoor worden niet-westerse groepen, en in het bijzonder moslims, neergezet als tweederangs burgers. De naam van Christus wordt hiermee misbruikt.
In een individualistische samenleving en in tijden van bestaansonzekerheid (met reële problemen zoals de woningnood en de groeiende moeite voor veel huishoudens om rond te komen) verleiden sommige politici mensen om als eerste en vooral hun eigen nood te zien. Toch moeten wij niet alleen willen opkomen voor onze eigen belangen. Als christenen zijn we geroepen om God lief te hebben boven alles en onze naasten als onszelf. Alle mensen zijn elkaars naasten, ongeacht afkomst, religie, huidskleur, omstandigheden of cultuur, omdat we allemaal naar Gods beeld zijn geschapen.
Het idee van ‘eigen volk eerst’ gaat ten koste van andere mensen en dat sluit niet aan bij de houding die wij willen aannemen ten opzichte van armoede, onrecht of uitsluiting. De Bijbelse boodschap is radicaal: een leven als volgeling van Jezus is onlosmakelijk verbonden met een bewogen hart voor de mensen die in deze wereld uitgesloten of achtergesteld worden. Wanneer wij nalaten om hiernaar te leven, geven wij met onze houding en ons handelen een vertekend beeld van Gods liefdevolle bedoeling voor alle mensen, en werken wij Gods Koninkrijk tegen.
Sommige politieke partijen creëren de laatste jaren opzettelijk onrust door onwaarheden te vertellen. Hierdoor is er in onze samenleving een voedingsbodem ontstaan voor haat en uitsluiting, vanuit een gevoel van angst of onvrede. Maar zo willen wij niet naar elkaar en naar de wereld kijken.
Sommige politici willen complexe politieke uitdagingen oplossen (zoals het huizentekort en de uitdagingen rondom migratie) door bepaalde groepen mensen als zondebok aan te wijzen. Vervolgens stellen zij aanlokkelijke en opnieuw te simpele oplossingen voor (bijvoorbeeld grenzen sluiten), die de problemen op geen enkele manier daadwerkelijk kunnen oplossen. Natuurlijk zouden we allemaal wel willen dat het inderdaad zo simpel is. Maar het is niet reëel en het gaat voorbij aan het feit dat de uitdagingen van onze tijd complex zijn en de manieren om daarmee om te gaan vragen om meer wijsheid, diepgang en nuance. Politici verergeren zo het lijden van mensen door de complexiteit van de problemen niet serieus te nemen.
In Duitsland, Engeland en Frankrijk spraken leiders van landelijke kerkverbanden zich onlangs uit tegen extreem-rechts gedachtegoed. Dat leiders van Nederlandse kerkverbanden daarentegen zwijgen, draagt bij aan de normalisatie van extreem-rechtse denkbeelden, ook binnen de kerk. Bovendien doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid van het evangelie.
Ook in lokale kerken mogen we niet nalaten om extreem-rechtse denkbeelden tegen te spreken, zeker nu steeds meer christenen deze ondersteunen. Wij geloven dat ongelijkheid, dehumanisering en racisme vormen van onrecht zijn waar de kerk zich in de meest heldere taal tegen moet verzetten.
Bovendien moeten we ook kritisch naar onze geschiedenis kijken. Onlangs in een verklaring heeft de PKN beleden dat ze voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog tekort schoot “in spreken en in zwijgen, in doen en in laten, in houding en in gedachten”. Mogen de lessen van het verleden richtingwijzers zijn voor de toekomst.
Wij geloven dat het essentieel is om stelling te nemen voor gerechtigheid, ook als dat leidt tot moeilijke gesprekken binnen de kerk. Gerechtigheid vraagt om stellingname; zoals we nu weten vanuit het verleden, bij onrecht zoals discriminatie kunnen we niet ontwijkend in het zogenaamd neutrale midden blijven staan.
Ons geloof in Christus dringt ons om stelling te nemen vóór de gelijkheid en gelijkwaardigheid van alle mensen. Daarom kiezen wij ervoor om de profetische stem niet te laten verstommen, maar om onze geloofsgemeenschappen te laten fungeren als oefenplaatsen voor de noodzakelijke gesprekken over racisme en discriminatie. Opdat ons evangelie haar kracht niet verliest en smakeloos wordt!
Het succes van Bart Van Loo en zijn Bourgondiërs: heeft de geschiedenis historici nodig?
Met Stoute Schoenen heeft Bart Van Loo een vervolg klaar op de bestseller De Bourgondiërs, en het succes zal er niet minder op zijn.
De vraag moet gesteld: wat kunnen schrijvers zoals hij dat professionele historici niet kunnen?
Stoute schoenen – In de voetsporen van de Bourgondiërs is een titel met een dubbele laag. Eén: Bart Van Loo vertelt opnieuw de geschiedenis van de Bourgondiërs. Deze keer neemt hij de lezer mee op een tocht naar de lieux de mémoire waar de historische feiten zich voltrokken. Dat traject van een stevige eeuw vol Bourgondische geschiedenis legt Van Loo samen met zijn lezers te voet af. De tocht begint in de Gentse Sint-Baafsabdij, waar aartsvader Filips De Stoute in 1369 in het huwelijk trad met Margaretha van Male, de dochter van de graaf van Vlaanderen. Het einde ligt in het Musée royal de Mariemont in Henegouwen. Daar worden de originele aquarellen bewaard die dienden ter illustratie van de albums van 's Lands Glorie , een populair-historisch prentenboek voor kinderen uit de tijd van la Belgique de papa.
Met het bijna abstracte prentje nummer 182 ontstond de fascinatie van Bart Van Loo voor de Bourgondiërs. Het toont een winterlandschap in 1477, en twee mannen die kijken naar een nauwelijks zichtbare schaduw in de sneeuw: het door wolven aangevreten lijk van Karel De Stoute, de laatste mannelijke hertog. Op het slagveld nabij Nancy was zijn hoofd met een bijl in tweeën gekliefd.
In het diepst van zijn gedachten is Bart Van Loo de laatste erfgenaam van de Bourgondische hertogen.
In het diepst van zijn gedachten is Bart Van Loo de laatste erfgenaam van de Bourgondische hertogen. In zijn inleiding vertelt hij nog eens hoe hij bij de voorbereiding van zijn eerste Bourgondiërsboek zijn sportschoenen onder handen liet nemen – tussen het schrijven door pleegt hij hardop nadenkend rondjes te lopen in zijn bureau. ‘Op de ene schoen liet ik Philippe graveren, op de andere le Hardi ', naar stamvader Filips de Stoute. Vandaar ook dus deze Stoute schoenen
De P van Philippe is er intussen afgesleten, geeft hij toe, maar er kan wel een nieuw paar sneakers af. Uitgeverij De Bezige Bij verkocht liefst 375.000 exemplaren van De Bourgondiërs, vertalingen inbegrepen Dat is niet zomaar ‘veel', dat is een astronomische oplage – zeker voor non-fictie. Een non-fictieboek waarvan 3000 exemplaren werden verkocht, noemt een beetje uitgever doorgaans een bestseller.
De romanist
De meeste boeken worden aan het publiek voorgesteld, een verwachte bestseller als Stoute schoenen wordt – we citeren de promotekst – gelanceerd. Dit weekend vinden in Gent de ‘Bourgondische dagen' plaats. Wie zich op tijd heeft ingeschreven, kan mee op een Stoute schoenen -wandeltocht door de stad, een route gebaseerd op het eerste hoofdstuk van het boek. Alle kaartjes waren in een vloek en een zucht uitverkocht. Geïnteresseerden kunnen zich ook inschrijven voor de tournee Stoute Schoenen: een avond met Bart Van Loo . De auteur doet niet alleen Vlaanderen maar ook Nederland aan, van Den Haag tot Nijmegen en van Rotterdam tot Breda. Van Loo beperkt zich niet tot het voorlezen van bladzijden uit zijn boek, meldt zijn website, hij brengt ‘misschien een gedicht van Baudelaire', ‘wie weet zingt hij een flard Aznavour?' of ‘trakteert hij ons op de strafste seksscène uit de Franse literatuur?'
Bart Van Loo is van opleiding geen historicus maar een romanist. Hij is een specialist van de Franse literatuur, een kenner van de Franse geschiedenis, een liefhebber van de Franse keuken en de echtgenoot van een française. Dat alles vormt de basis van zijn literaire productie. In Parijs retour. Literaire reisgids voor Frankrijk (2006) stapte hij door het land in het spoor van de beroemde negentiende-eeuwse auteurs Victor Hugo, Honoré de Balzac en Émile Zola. Nadien verscheen Als kok in Frankrijk. Literaire recepten en culinaire verhalen (2008), een literaire ode aan de goede smaak. En dan was er natuurlijk O vermiljoenen spleet! Seks, erotiek en literatuur (2010), waarin de man ook in dat aspect van Franse cultuur zijn meesterschap etaleerde.
Ook Franstalig België en Frankrijk vielen de voorbije jaren voor Van Loo. Een letterlijke vertaling van ‘de Bourgondiërs' zou ‘les Bourguignons' geweest zijn, maar de Franse uitgever Flammarion koos voor ‘les Téméraires' : ‘de Stoutmoedigen', ‘de Onbezonnenen', (in het Frans heet Filips de Stoute ‘Philippe le Hardi' en Karel de Stoute ‘Charles le Téméraire'). Door in te zoomen op alles wat gewaagd en onbezonnen is, gaf Bart Loo de geschiedenis van de hertogen van Bourgondië extra pit. Hij focust niet alleen op de grote geschiedenis, maar ook op de menselijke kant, de ambities, de jaloezie en het verraad. Hij beschrijft hoe de hertogelijke politiek om echtverbintenissen aan te gaan uit staatsraison vervolgens tot fataal ongelukkige huwelijken leidt.
De Grote Bastaard
Van Loo en zijn uitgever schuwen de vergelijking met Game of Thrones niet. In die baanbrekende HBO-serie leidt de niet te temmen lust naar invloed, macht en seks ertoe dat zelfs verwante en bevriende dynastieën uiteindelijk gedoemd zijn om elkaar genadeloos te bekampen. Dat was uiteindelijk toch ook het lot van de hertogen van Bourgondië? In een bijlage in Stoute Schoenen geeft Van Loo een overzicht van de erkende natuurlijke kinderen die Filips de Goede bij diverse hooggeplaatste vrouwen had verwerkt (en zijn er natuurlijk nog talloze anderen die anoniem gebleven zijn). De natuurlijke zonen werden heer of kamerheer, abt of bisschop, de natuurlijke dochters werden uitgehuwelijkt aan politiek interessante partijen. De oudste zoon in leven droeg zelfs de speciale eretitel van Grote Bastaard. Alleen van erfenisrechten waren die bâtards de Bourgogne uitgesloten.
‘De combinatie van aanleg, macht en appetijt maakte van Filips de Goede een succesvolle erotomaan', schrijft Van Loo. ‘Zijn wellustige levenswandel leidde volgens kroniekschrijver Olivier de la Marche tot “een prachtige troep bastaarden van beiderlei kunne”. Realistische schattingen spreken van bijna 25 minnaressen bij wie hij 26 onwettige kinderen verwekte.' Filips de Goede was nochtans driemaal in het huwelijk getreden. Van Loo: ‘Met zijn drie echtgenotes samen kwam Filips niet verder dan één volwassen (mannelijke) nakomeling (Karel de Stoute).'
Waarom zou geschiedschrijving niet entertainend mogen zijn?
Maar wie in De Bourgondiërs of Stoute Schoenen zou zoeken naar pikante beschrijvingen van hertogelijk gehobbel kan zich de moeite besparen: die zijn er niet. Van Loo stelt zich op als een historicus, niet als auteur van historische romans. Hij citeert uit bronnen, hij verzint geen scènes. Maar jawel, wellicht is het voornaamste ingrediënt van zijn succesrecept dat hij geschiedenis en entertainment hand in hand laat gaan. Waarom zou geschiedschrijving niet entertainend mogen zijn?
Academische kritiek
Van Loo is geen historicus die zelf in de bronnen duikt om daar nieuwe ontdekkingen te doen of oude inzichten te corrigeren. Hij is een uitstekend kenner van de bestaande literatuur, en op basis daarvan borstelt hij een breed panorama. Hij laat weg wat hij niet nodig heeft en focust op het verhaal dat hij wil vertellen. Ja, hij geeft voetnoten en een bibliografie om de feiten te staven, maar nu ook geen honderd bladzijden. Die schijnbare vrijblijvendheid irriteert de academische historici. De flair waarmee Van Loo zijn boeken schrijft, staat haaks op hun punctuele, methodische, wetenschappelijke aanpak.
Bovendien werken academische historici, zeker in Vlaanderen, in een keurslijf van afspraken en beslissingen. Pure geschiedenis ‘van bovenaf' wordt gezien als voorbijgestreefd en in zekere zin zelfs als irrelevant: de geschiedenis van de elite is niet representatief voor de gang van zaken in de hele samenleving. Bij het verschijnen van De Bourgondiërs werd die kritiek pittig verwoord door de Gentse mediëvist Jan Dumolyn ‘Van Loo reproduceert stereotiepe beelden over de hertogen van Bourgondië: hun copieuze banketten, hun pracht en praal. Ondanks hier en daar een zekere interesse voor het gewone volk en een spaarzame aandacht voor sociaal-economische kwesties reduceert hij de geschiedenis vooral tot een verhaal van koningen, vorsten en edelen.' In De Standaard vatten twee andere academische historici, Lisa Demets (Universiteit Utrecht) en Jelle Haemers (KU Leuven), de kwestie in één titel scherp samen: ‘Karel de Stoute, een hertog zonder onderdanen?'
De flair waarmee Van Loo zijn boeken schrijft, staat haaks op hun punctuele, methodische, wetenschappelijke aanpak.
Van Loo beet van zich af, ook in De Standaard : ‘Wat als academici leesbare boeken konden schrijven?' En in het VRT-programma De afspraak legde hij uit dat niets de historici weerhield om het boek te schrijven dat zij vinden dat geschreven moet worden: het Bourgondisch tijdvak geschreven vanuit het perspectief van de gewone man. Waarna hij er fijntjes aan toevoegde: ‘Maar ook met een narratief. Geschiedenis mag ook boeiend zijn om te lezen.'
De vinger op de wonde
Van Loo duwt waar het pijn doet. Er bestaan boekenkasten vol belangrijke en hoogst interessante academische historische weken, maar slechts uitzonderlijk wekken ze brede interesse op, laat staan dat ze leiden tot een maatschappelijk debat. Sommige historici zijn zich van dat euvel bewust. Nico Wouters, hoofd van het Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (CegeSoma), bekende ootmoedig: ‘Het ligt ook aan onszelf. Mijn boek over de oorlogsburgemeesters is haast onleesbaar.' Zo is dat: de meeste boeken van academische historici worden gelezen door andere geïnteresseerde historici.
Er zijn uitzonderingen: de Nederlander Frits van Oostrom, voormalig hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de universiteiten van Leiden en Utrecht en gastdocent aan Harvard, heeft een uitstekende pen en won bijvoorbeeld in 1996 de prestigieuze AKO-literatuurprijs voor zijn boek Maerlants wereld , over de middeleeuwse auteur Jacob van Maerlant.
Waar hebben de historici het eigenlijk afgeleerd om zich tot het grote publiek te richten?
Wanneer hebben de historici het eigenlijk afgeleerd om zich tot het grote publiek te richten, laat staan om een plaats te claimen in het maatschappelijk debat? Die tijd hééft bestaan. Ooit golden academische historici zelfs als de betere letterkundigen. In 1902 won de Duitse historicus en rechtsgeleerde Theodor Mommsen zelfs de tweede Nobelprijs voor de Literatuur voor zijn indrukwekkende tweedelige studie Römische Geschichte . Als hoogleraar aan de Humboldt-Universität zu Berlin ontwikkelde hij tot op hoge leeftijd een ontzagwekkende wetenschappelijke productie. Maar Mommsen was geen kamergeleerde. Hij mengde zich ook in politieke debatten, werd zelfs verkozen in het parlement en gebruikte ook daar zijn kennis als historicus. Zo ging hij tekeer tegen zijn collega Heinrich von Treitschke, de bedenker van de leuze ‘die Juden sind unser Unglück' . Mommsen verweet Treitschke dat hij ‘het antisemitisme in Duitsland had geïmporteerd'. Dat was een profetisch oordeel: een halve eeuw later werd die slagzin het motto van het nationaalsocialistische blad Der Stürmer
Brits voorbeeld
Het is geen gemakkelijk debat. Op het eerste gezicht lijkt het vanzelfsprekend dat de geschiedkundige variant van l'art pour l'art , strikt historisch werk dat zich alleen toelegt op specifieke historische kwesties, zelden boeiend zal zijn voor het grote publiek. Een voorbeeld uit de Angelsaksische wereld. De bekendste biograaf van Adolf Hitler is nog altijd de Brit Ian Kershaw. Kershaw was aanvankelijk hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de universiteiten van Manchester, Nottingham en Sheffield. Mettertijd interesseerde hij zich voor Duitse geschiedenis, en zo kwam hij onvermijdelijk uit bij de studie van de Tweede Wereldoorlog.
Daarbij beperkte hij zich niet tot zijn academische opdracht, hij deed actief mee aan de grote debatten die de Duitse publieke opinie verscheurden, zoals de Historikerstreit in de late jaren 1980, over de oorsprong en de plaats van de nazi's en de Holocaust in de Duitse geschiedenis. Kershaw ging in de media onvervaard de discussie aan met prominente historici als Joachim Fest en Ernst Nolte. Hij verweet hun dat zij de Duitse geschiedenis ‘wilden witwassen'. Maar evengoed nam hij de maat van politicoloog en schrijver Daniel Jonah Goldhagen, die in zijn ophefmakende boek Hitlers gewillige beulen de stelling had ontwikkeld dat het Duitse volk doorheen de geschiedenis intrinsiek antisemitisch was geweest. Kershaw noemde hem ‘simplistisch en misleidend'.
Ook Ian Kershaw, biograaf van Hitler, wist academische waardering te combineren met publieke erkenning en commercieel succes.
Zou het kunnen dat Kershaw juist om te kunnen standhouden in het publieke debat wel verplicht was om zijn onderwerp en argumenten nog veel grondiger te kennen dan als hij zich beperkt had tot een recensie in hoog aangeschreven academische A-tijdschriften? Dat juist het feit dat hij zich tot het grote publiek richtte van hem een nog betere en ook meer invloedrijke historicus heeft gemaakt? Ook al zijn er sindsdien nog uitstekende boeken over Hitler verschenen, Kershaws monumentale tweedelige biografie (Hitler 1889-1936: Hubris (1998) en Hitler 1937-1945: Nemesis (2000) geldt nog altijd als dé referentiebiografie. Een kwarteeuw na het verschijnen ervan bieden platformen als Amazon, Barnes & Noble en Bol.com de twee delen nog altijd te koop aan: in soft- of hardcover, als e-book en in tientallen vertalingen. Kershaw wist academische waardering (hij won onder meer de prestigieuze British Academy Book Price) te combineren met publieke erkenning en commercieel succes.
Waarom zou dat in Vlaanderen niet kunnen? David Van Reybrouck toont de weg. Hij studeerde archeologie en filosofie in Leuven en Cambridge en doctoreerde in Leiden. Hij is auteur van een rijk en divers oeuvre. Van Reybrouck schreef romans, pamfletten, essays, teksten voor theater, poëzie en non-fictie. Het bekendst zijn nog zijn historische boeken, waarvan er twee tientallen vertalingen kenden en internationale erkenning kregen: Congo: een geschiedenis (2010) en Revolusi – Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld (2020). Van Congo zijn er zelfs meer dan een half miljoen exemplaren verkocht. Het bracht (de uitgever van) Van Reybrouck niet alleen financieel wat op, er kwam ook belangrijke maatschappelijke erkenning. Zelfs paus Franciscus nodigde hem in audiëntie uit.
Van Loo heeft dus ongelijk. Academische historici schrijven al lang leesbare en belangrijke historische boeken. Tegelijk heeft Van Loo ook helemaal gelijk. Historische lectuur mag – móét – boeiend zijn. Dat er aan universiteiten een ontzettend grote academische productie bestaat: uitstekend zo, en as such ook maatschappelijk zeer waardevol. Dat geldt a fortiori voor historici die een groter publiek willen – en kunnen – bereiken. Daarbij gelden andere vormelijke en inhoudelijke regels dan voor de interne productie. Als Bart Van Loo de Bourgondiërs niet op eigen initiatief vanonder het spinrag had gehaald, dan hadden de verzamelde academische historici van dit land hen nog altijd laten zitten in de vergeetput die ‘geschiedenis' heet.