12.28.2015

kerstrust




Tijd voor wat welverdiende rust, kerst-rust wel te verstaan
én met een poezebeest, maar dat spreekt voor zich.














12.26.2015

Liverpool Oratorium

Kameraden en vrienden,
naar jaarlijkse traditie strijkt Arte Musicale neer in de Sint-Pieterskerk op Tweede Kerstdag.

Dit jaar brengen ze het magistrale Liverpool Oratorium van Paul McCartney.

Liverpool Oratorium

Kinderkoor Furiakanti, Jeugdkoor Furiosa, Kamerkoor Furiant, Cantabile-Gent, Jeugdorkest Forza Muzica, sopraan Helena Maes, Alt Anita Dur, Tenor Denzil Delaere en bas Wilfried Van den Brande brengen u dit meeslepende werk o.l.v. Steve De Veirman.

Dit muzikaal virtuoze oratorium is de eerste stap van Paul McCartney in de klassieke muziekwereld, en werd geschreven in het jaar 1991. Tesamen met Carl Davis creëerde hij dit meesterwerk voor de viering van de 150ste verjaardag van het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra. Het werk bestaat uit 8 delen en vertelt eigenlijk het eigen leven van McCartney, vertolkt door het hoofdpersonage Shanty.

Zaterdag 26 december om 15u én om 20u.
Tickets aan €15
Allen daarheen!

12.14.2015

Benedict Anderson

Deze week overleed op Java Benedict Anderson. Dus vandaag kunnen we niet anders dan de man zelf aan het woord te laten.





Voor de liefhebbers, zijn meest bekende werk, Imagined Communities. Dus op naar de bibliotheek of lees het (tamelijk onwettig) online.


11.25.2015

Reissiger in de Sint-Pieterskerk op DVD

Op 8 en 9 mei was de Gentse Sint-Pieterskerk het decor voor een uitvoering van het David Oratorium van Reissiger.

VOX MAGO, het kamerkoor van de academie voor muziek, woord en dans van het Gemeenschapsonderwijs te Gent, onder leiding van Patrick Debrabandere, bracht in wereldprimeur dit werk van Carl Gottlieb Reissiger.

In samenwerking met Cultuur7 werd een opname gemaakt van dit concert. Thuis genieten van dit unieke concert in een prachtig kader? Een origineel kerstgeschenk voor een cultuurminnaar?

bestel hier deze DVD of kijk hier wanneer dit wordt uitgezonden op Cultuur7.

11.21.2015

Vivente Voce

Vanavond, beste vrienden, kunt u naar de Sint-Pieterskerk voor het Jubilieumconcert van Vivente Voce. Zij brengen de prachtige Nelson Messe van Haydn, Drei Psalmen van Mendelssohn, Das is meine Freude van J.L. Bach.

 Vivente Voce, solisten  Emilie De Voght, Lien Haegeman, Axel Everaert en Kai-Rouven Seeger en het Mechels Kamerorkest, dit alles o.l.v. Jeroen Keymeulen.


De Nelson Messe, meer dan het horen waard, voor de liefhebbers, bij wijze van voorproefje:


Dus een mooi concert, een prachtig kader, met buiten niets dan hondenweer.

Kaarten en meer details bij Vivente Voce.

11.20.2015

'sucking me dry'


En dan nu jullie aandacht voor een vleugje muziek.

Channel Zero, excellente Belgische metal uit de 90s.




Voor de meezingers onder ons:

You, you once broke my belief
And I know, I was so damn nave
Remember the days you acted so real
The things you said were not a big deal
You could call me whenever you wanted
I was yours, a toy, always ready

Get away, don't wanna see
Don't try to manipulate
Makes me wonder
Whenever you're hanging round
I die, die in front of your feet And I've tried to exist on your heat

Sucking me dry for my energy
Sucking me dry with your energy
Sucking me dry for the energy

Get away, stay away from me
Get away, don't come oh so close to me
And I know you'll be back
So tell, tell me what do you need
Allright, take my body to feed

Sucking me dry for my energy
Sucking me dry with your energy
Sucking me dry for your energy
Sucking me dry for more energy


11.19.2015

100 jaar Joe Hill will never die

Kameraden en vrienden, honderd jaar geleden werd Joe Hill vermoord.




poster uit het publieke domein, http://www.politicalgraphics.org


Deze Zweeds-Amerikaan kende miserie en uitbuiting uit eerste hand en was overtuigd vakbondsactivist. Hij schreef prachtige liedjes voor de vakbond. Zoals in de VS wel vaker gebeurde met progressieve activisten werd hij beschuldigd van moord. Na een overduidelijk politiek schijnproces werd hij op 19 november 1915 geëxecuteerd in Salt Lake City. Zijn herinnering werd in eer gehouden en zijn liedjes zijn vandaag de dag nog steeds het luisteren meer dan waard.


archivaris Utah Phillips gaf volgende speech op het Festival of American Folklife in 1976.





En dan nu een prachtig lied van Joe Hill zelve, in een versie van Hazel Dickens.



Om af te sluiten een songtekst die nog steeds brandend actueel is:

Workers of the world, awaken!

Break your chains, demand your rights.
All the wealth you make is taken
B y exploiting parasites.
Shall you kneel in deep submission
F rom your cradles to your graves?
Is the height of your ambition
To be good and willing slaves?

Arise, ye prisoners of starvation!
Fight for your own emancipation;
Arise, ye slaves of ev’ry nation, in One Union Grand.
Our little ones for bread are crying;
And millions are from hunger dying;
The end the means is justifying,
‘Tis the final stand.

If the workers take a notion,
They can stop all speeding trains;
Every ship upon the ocean
They can tie with mighty chains;
Every wheel in the creation,
Every mine and every mill,
Fleets and armies of the nation,
Will at their command stand still.
 
Join the union, fellow workers,
Men and women, side by side;
We will crush the greedy shirkers
Like a sweeping, surging tide;
For united we are standing,
But divided we will fall;
Let this be our understanding-
“All for one and one for all.”

Workers of the world, awaken!
Rise in all your splendid might;
Take the wealth that you are making —
It belongs to you by right.
No one for bread will be crying,
We’ll have freedom, love and health,
When the grand red flag is flying
In the Worker’s commonwealth.

11.13.2015

'Freue Dich'

Kameraden en vrienden,

vanavond kun je in de Sint-Pieterskerk kijken en luisteren naar Capella Vocale Ed Instrumentale o.l.v. Mark Goossens.



 

11.12.2015

verslag ontmoetingsdag

Twee weken geleden trok uw kameraad naar een ontmoetingsdag van de provincie Oost-Vlaanderen. Voor het parochieblad schreef ik volgend korte verslag.
Donderdag 29 oktober organiseerde de Provincie Oost-Vlaanderen haar jaarlijkse 'Ontmoetingsdag Oost-Vlaamse kerkbesturen'.

Kerkbesturen of 'kerkfabrieken' beheren de parochiekerken en zijn dagdagelijks bezig met de zorg voor het kerkgebouw. Af en toe is het eens goed om samen te zitten met collega's uit andere parochies om ervaringen uit te wisselen en 'goede praktijken' terug mee te nemen naar de eigen werking. De provincie Oost-Vlaanderen zorgt voor de omkadering en een inhoudelijk sterk programma.
Thema voor dit jaar was 'de ontsluiting' van het culturele erfgoed. Of een parochiekerk nu eeuwenoud is, zoals Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieters, of (relatief) piepjong zoals Kristus-Koning, elke parochiekerk heeft, of beter is, erfgoed. Kunstvoorwerpen, archiefstukken, immateriële gebruiken en tradities, het is allemaal erfgoed. Een middeleeuws beeld, een neoclassicistische preekstoel, een art deco kelk, een prachtig glasraam uit de jaren '50. Onze parochiekerken huisvesten een ware schat aan erfgoed. Kerkbesturen dienen deze niet enkel goed te bewaren, zodat 'het nageslacht' er ook van kan genieten, kerkbesturen dienen ook oog te hebben voor 'de ontsluiting'. Ontsluiting draait om het in de kijker zetten van het culturele erfgoed. Zorgen dat kerkgangers, maar ook Jan en Fatima Publiek, begrijpen waar een vroeg-negentiende eeuwse dalmatiek of een barokke stralenmonstrans ooit voor gediend hebben én vooral dat ze weten waarom dit erfgoed het verdient om goed bewaard te worden. Daarbij moet je trouwens ook denken aan zogenaamde 'immateriële tradities' zoals processies, maar ook de gebruiken rond uitvaarten.

Plaats van gebeuren dit jaar, de Sint-Ghislenuskerk in hartje Waarschoot. Als dit een belletje doet rinkelen, in de nieuwjaarsnacht van 2002 brandde de kerk volledig uit. De toren staat nog fier naast de dakloze buitenmuren van de oude kerk. Daartegen werd een nieuwe glazen en betonnen kerk gebouwd. Dit alleen is al een trip naar het Meetjesland waard.

Het voormiddagprogramma bestond uit boeiende lezingen, ingeleid door Jo Rombouts, diensthoofd erfgoed van de Provincie. In de namiddag stonden workshops op het programma. Al deze lezingen en de getoonde presentaties kunt u nalezen op de website van de provincie Oost-Vlaanderen: http://oost-vlaanderen.be/public/cultuur_vrijetijd/cultuur/erfgoed_monumenten/religieus_erfgoed

Ontsluiten kan je op vele manieren doen, met een interactief en deels digitaal verhaal zoals de Basiliek van Halle, met spelletjes en educatieve pakketten zoals rond het Lams Gods. Er werd ook stil gestaan bij de 'randvoorwaarden', zoals een degelijke bewaking en diefstalpreventie of een degelijk vrijwilligersbeleid. Tenslotte werd er ook gekeken naar hoe je publiek aantrekt voor je 'ontsluitingsverhaal', niet enkel de hardcore lezingenganger, maar ook de jonge moeder met jengelende kroost.

11.11.2015

11 november

De oorlog die Europa en de hele wereld teistert, heeft duidelijk het karakter van een burgerlijke, imperialistische, dynastieke oorlog. De enige echte inhoud, de enige echte betekenis van de oorlog is: strijd om markten en roof van andere landen, het streven om de revolutionaire beweging van het proletariaat en de democratie binnen de verschillende landen te stoppen, het streven om de proletariërs van alle landen te slim af te zijn, hen te verdelen en af te slachten door de loonslaven in het ene land op te hitsen tegen de loonslaven van een andere natie.

uit: W.I. Lenin, Die Aufgaben der revolutionären Sozialdemokratie im europäischen Krieg. 



11.03.2015

Ignace Demaerel is een verzuurde wortel

Op Halloween stak ik de draak met 'anti-halloween-mafketels'. Knack vond het nodig om een Belgisch adept aan het woord te laten.
Ignace Demaerel is het bewijs dat er ook onder de Belgische protestanten mafketels rondlopen.



'de meerwaarde van Halloween' was de toegewezen titel voor zijn bijdrage. Een vraag naar meerwaarde vind ik maar gevaarlijk in de context van tradities, feesten en semi-religieuse aangelegenheden. De meerwaarde van Kerstmis, Sinterklaas, Pasen, Allerheiligen, Allerzielen, Pinksteren, Hemelvaart, Marie Pannekoek, Marie Klimop en ga zo maar door, Offerfeest, Dag van de Dynastie, 11 juli, 21 juli,... Zeg mij eens, wat is de meerwaarde van gelijk welke feestdag. Het is een moment om samen iets te doen, met vrienden, familieleden of gelijk wie. In het beste geval denk je aan wat ook gevierd dient te worden, maar het zijn vooral momenten om samen te beleven.
En dat Halloween een nieuwkomer is, maakt het niet minder belevenswaardig. 



Voor alle duidelijkheid, zijn volledige betoog:




Halloween verovert sinds enkele decennia onze contreien, en vult scholen, bibliotheken, winkelstraten en winkelramen, boekwinkels en bioscopen en vele huiskamers: je kan er niet naast kijken: de pompoenen grijnzen je van overal aan. Op de hoek van onze straat tel ik 25 heksenfiguren op één vensterbank. Toch was dit 'feest' voor de huidige 50-plussers totaal onbekend in hun kindertijd. Het is dus een zeer recent verschijnsel, en geïmporteerd uit Angelsaksische landen. Met welke wind is dit komen overwaaien, en hoe blij moeten we ermee zijn?

In de Verenigde Staten maakte Halloween vooral opgang in de tweede helft van de 19e eeuw, maar de oorsprong ervan is natuurlijk veel ouder en gaat terug naar een oud Keltisch geestengeloof. Onze nog-niet-zo-verlichte voorouders geloofden dat op 31 oktober de geesten van alle gestorvenen van het afgelopen jaar terug kwamen om te proberen een levend lichaam in bezit te nemen voor het komende jaar.

Er doen twee mogelijke verklaringen de ronde voor de uitgesneden pompoenen: ofwel dat de Kelten maskers droegen om de boze geesten af te weren (zoals trouwens in veel animistische culturen), ofwel dat ze als voedsel werden neergelegd om de goede geesten van de overledenen aan te trekken. Heeft het belang welke van de twee juist is? Heidendom en rationele uitleg zijn nooit goed samen gegaan. Alsof geesten bang zouden zijn voor pompoenen...? Zijn die echt niet intelligenter dan dat? Alsof geesten eten nodig hebben?

Wij, intellectuele, hoogopgeleide westerlingen vinden zulk dwaas geloof hoogstens interessant als curiosum in een museum. Maar waarom overspoelen die vreemde restanten ons dan zo massaal tegenwoordig? Wie heeft dit feest eigenlijk 'officieel' ingevoerd? Niemand natuurlijk, tenzij de commercie die blijkbaar op zoek was naar wéér een pepmiddel om u en mij naar de winkels en pretparken te lokken. Moest er weeral een kick gecreëerd worden om onze economie non-stop draaiend te houden?
Halloween blijft toch een beetje bizar en geeft een vreemde smaak in de mond. Het heeft geen duidelijke achtergrond, geen inspirerende inhoud, geen appellerende, verheven boodschap. Wat maakt het dan zo snel zo populair? Vanwaar die vreemde fascinatie voor horror? Gaat het enkel om 'lekker griezelen', onschuldig amusement, spookje spelen, of speelt het in op iets donkers in ons? Voor mij is het voer voor psychologen of psychiaters wat mensen in deze griezelhype aantrekt. Het is genoeg stof voor tien doctoraten.

Want hoe moet je dit anders noemen, die fascinatie voor alles wat morbide en luguber is? Van de kinderboeken en stripverhalen gaat de helft over zombies, vampieren, skeletten, demonen, aliens, bloedzuigers, trollen, monsters, weerwolven, heksen en tovenaars, betoverde wezens, vervloekingen en bezweringen, bezetenheid... In computerspelletjes moet het bloed niet alleen vloeien met emmers, maar nog liever in het rond spuiten, en de monsters worden steeds maar afzichtelijker. Het genre van de horrorfilms moet altijd vérder gaan om mensen te lokken met nóg straffere kicks, bloedstollend en sinister, het uitmelken van wreedheid en sadisme: hoe weerzinwekkender, hoe choquerender, hoe perverser, hoe liever.
'Maar het is toch slechts een virtuele wereld?', hoor ik iemand zeggen. Wel, in sommige delen van de wereld is horror de realiteit. Sommige van de huidige vluchtelingen uit oorlogsgebieden hebben de dood voor ogen gezien, en véchten om te léven. En wij, verwende westerlingen die zóveel overvloed hebben, flirten met de dood als amusement en hobby. Zij hebben horror gezien in hun eigen leven, en vluchten eruit weg, en wij zoeken het op voor de smullen ervan. Rare jongens, die mensen! Of hebben we het té goed, en vervelen we ons gewoon te pletter?
Onze rationalistische cultuur meende zich te moeten ontdoen van haar 'irrationele' christelijke erfenis, die ze verouderd acht, maar keert terug naar religieuze opvattingen die nóg ouder zijn: de middeleeuwen bestempelen we graag als duister en barbaars, en we prefereren het Germaanse heidendom. In de psychologie zouden ze zoiets 'regressie' noemen. Kan een ganse cultuur aan regressie lijden?
Deze fascinatie voor duisternis moét ons verbazen in een tijd die trots is op haar Verlichting! Is het een puur toeval dat sinds ongeveer 50 jaar onze maatschappij steeds meer seculier wordt, religie-vrij, en dat tegelijk al zulk soort spirituele junk binnenkomt? De christelijke symbolen moesten verdwijnen uit de openbare plaatsen, want ze gaven aanstoot aan de niet-gelovigen. Ze zijn vervangen door afzichtelijke heksenfiguren vol vieze wratten. Van vooruitgang gesproken!
Kan iemand mij één meerwaarde noemen van Halloween? Eén positieve bijdrage aan onze cultuur? Het koopgedrag van mensen opkrikken kan je ook met mooie alternatieven. Bakkers, ontsier uw heerlijke taarten niet langer met lelijke halloween-chocolaatjes erop. Komaan, professionele reclamejongens, wees eens creatief, en verzin een 'dag van de herfstkleuren', een 'dag van de vriendschap' of iets beters!
Maar ik wil nog veel meer een passionele oproep doen aan alle scholen en onderwijsmensen: giet onze kinderen niet vol met die rommel, maar geef ze iets esthetisch en constructiefs mee. De pedagogische waarde van Halloween is nul, pardon, 'min vijf'. Bespaar je de moeite van je klaslokalen en gangen vol te hangen met namaak-spinnenwebben en zwarte heksenhoeden.
En, van goede smaak gesproken: spaar die arme pompoenen die onschuldig opgeofferd worden! Waarom al die schrijnende voedselverspilling? Maak er liever heerlijke pompoensoep van! Met wat wortelen, ajuinen, genoeg peper en een geutje room!
tekst schaamteloos gecopypaste van knack

Man, man, man. Zijn betoog is simpel samen te vatten: het is iets nieuws, het is 'eng en lelijk' en ik zie er meerwaarde niet van in.

Bon, dat een godsdienstleerkracht spreekt over 'achterlijke tradities' is gewoonweg te pijnlijk om op te reageren. Hij stelt zich vragen bij de 'heidense' oorsprong van het feest. Maar beste vrienden, dat geldt voor bijna alle feesten. Tradities en feesten gaan immers bijzonder lang mee en worden steeds weer aangepast aan de tijd. Dat Halloween, 'All Hallow's Eve', op de vooravond van Allerheiligen en Allerzielen wordt gevierd is geen toeval. Die feesten zijn een geheel gaan vormen.
De traditie en de prechristelijke wortels piepen er bij zowat alle christelijke feesten door, waarom is er een kaarsenprocessie op Maria Lichtmis, waarom zetten we een boom in onze living, waarom eten we ons een indigestie met paaseieren? Stuk voor stuk gebruiken met oeroude, prechristelijke wortels. Zelfs de data waarop we onze feesten houden zijn veel ouder dan het christendom. Allemaal zaken waarvan je toch mag verwachten dat een godsdienstleerkracht ze weet.


De vraag die hij stelt naar de 'pedagogische meerwaarde' is zo mogelijk nog pijnlijker. Dat je kinderen samen laat spelen rond een leuk en aantrekkelijk thema, dat je hen creatief laat zijn en dingen laat maken, dat je hen laat verkleden, dat is denk ik al een bijzonder grote pedagogische meerwaarde.

Dan komen we bij, 'de jeugd van tegenwoordig, het is allemaal gruwel en lelijk'. Ik weet niet wat voor een jeugd Ignace Demaerel heeft gehad maar 'enge dingen' behoren nu eenmaal tot de verbeeldingswereld van kinderen. Een broer en een zus worden door hun eigen vader achtergelaten in het bos, gevangengenomen door een kannibalistische vrouw, die ze zelf vermoorden door haar in de vuuroven te smijten. Een meisje wordt alleen het bos ingestuurd, naar haar alleen in het bos woonde grootmoeder, zij blijkt vermoord door een wolf die ook het kind belaagd, maar de boswachter slacht de wolf af door met een groot mes zijn buik open te snijden. En dit zijn nog de brave, Disney-vriendelijke verhaaltjes die je ongetwijfeld ook te horen kreeg. Een van mijn favoriete jeugdauteurs is Anthony Horowitz. En als je vandaag een boekenwinkel of een jeugdbibliotheek binnenloopt zal je bijzonder veel spannende en zeer populaire enge griezelboeken vinden.
Maar niet alleen in de volkstradities en in de literatuur, ook in de verbeelding van een kind spookt het zeer regelmatig. Duistere gedachten en angsten maken deel uit van de normale psyche, dus ook het opgroeiende kind heeft er mee te kampen. En als kind kan je die angsten maar moeilijk plaatsen. Daarom hebben ze nachtlichtjes uitgevonden en lichtgevende prinsessen voor op het nachtkastje. Enge monsters onder het bed, nog engere monsters in de kast en wat zit er daar in de hoek van de kamer?


Van enge dingen iets leuks maken is nog zo geen slecht idee, me dunkt.


Dus samenvattend, eigenlijk gaat het hier om een inhoudsloze verzuurde reactionaire uitbarsting - en dergelijke dingen horen thuis op een familiefeest, waarbij de saaiste en ambetantste wortel onder de nonkels uitroept dat de jeugd beter zou lezen dat te 'gameren' en beter zou studeren dan te 'tabletten met de ifoon' en nog beter, naar de kerk zou gaan dan zich te verkleden

Dergelijke nonkels moet je straal negeren. En er (al dan niet achter zijn rug) eens goed mee lachen.

11.02.2015

Pro Defunctis op Allerzielen

Vandaag vieren we Allerzielen.
Tijd voor passende muziek.

De componist Orlandus Lassus zorgde voor een adembenemende Missa pro defunctis.












u hoort het Hilliard Ensemble

11.01.2015

Justorum Animae

Vandaag vieren (culturele) katholieken Allerheiligen.

Ook bij ons nog steeds een wettelijke feestdag, met een aantal mooie tradities.

Bij een feest hoort muziek, vandaag brengen we het Justorum Animae.
Verzen uit het bijbelse boek wijsheid, 3:1-2a, 3b.

Justorum animae in manu Dei sunt,
et non tanget illos tormentum mortis.
Visi sunt oculis insipientium mori,
illi autem sunt in pace.
Deze versen zijn eeuwenlang gebruikt in de katholieke mis en dus door vele componisten getoondicht.
Vandaag brengen we de versie van Orlandus Lassus.




voor de liefhebbers, het derde hoofdstuk van het boek wijsheid.

[1] De zielen van de rechtvaardigen echter
zijn in Gods hand
en geen foltering zal hen raken.
[2] In de ogen van de dwazen schenen zij dood te zijn
en hun heengaan werd als een onheil beschouwd;
[3] hun verdwijnen uit ons midden als een vernietiging.
Zij zijn echter in vrede.
[4] Ook al worden zij naar de mening van de mensen gestraft,
zij zijn vervuld van de hoop op onsterfelijkheid.
[5] Na een korte tuchtiging
zullen zij een grote weldaad ontvangen,
omdat God hen op de proef heeft gesteld
en bevonden heeft dat zij Hem waardig zijn.
[6] Als goud in de smeltkroes heeft Hij hen gekeurd;
als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard.
[7] Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt,
zullen zij branden
en als vlammen door een stoppelveld jagen.
[8] Zij zullen rechtspreken over de volksstammen
en heersen over de volken
en de Heer zal hun koning zijn, in eeuwigheid.
[9] Zij die op Hem vertrouwen
zullen de waarheid begrijpen
en zij die trouw zijn
zullen in liefde bij Hem zijn,
want genade en barmhartigheid
vallen zijn uitverkorenen ten deel.
[10] De goddelozen echter zullen de straf krijgen
die zij met hun redeneringen hebben verdiend,
want zij hebben de rechtvaardige veracht
en zijn de Heer afvallig geworden.
[11] – Hij immers die neerkijkt op wijsheid en discipline
is een ongelukkig mens –:
ijdel is hun hoop en hun moeite is vergeefs.
Hun werken zijn nutteloos.
[12] Hun vrouwen zijn dwaas
en hun kinderen verdorven;
vervloekt is hun nageslacht

10.31.2015

Halloween, wachtkamer van het Satanisme





Kameraden, broeders en vrienden, vandaag is het wederom zover, Halloween.

Een prachtig feest, met spoken en griezels en pompoen. Kortom vreugde alom.

Voor wie vandaag eens goed wil lachen heb ik een prachtige tip: Aldo Buonaiuto.
Deze Italiaanse pater, lid van de 'International Association of Exorcists', heeft er zijn roeping van gemaakt de mensen te waarschuwen tegen de gevaren van Halloween.


Velen zeggen dat de avond voor Allerheiligen simpelweg een onschuldig carnaval is, maar in feite is er niets onschuldigs of plezierigs aan. Het kan de de wachtkamer zijn van iets veel gevaarlijkers.

Voor sommige kinderen heeft deelnemen aan Halloween soms iets weg van een initiatie in de wereld van het occulte. Het gevaar moet niet zeker niet overdreven worden, maar mag anderzijds ook niet zomaar gebagatelliseerd worden.

Aan het einde van een dergelijk betoog verwacht je 'Bazinga' te horen, maar voorlopig lijkt het er dus op dat die man het werkelijk meent.




Het internet barst van de mafkezen, en dus ook genoeg mafkezen die 'anti-Satan-Halloween' zijn. En dat is goed voor uren en uren entertainende video's.







Voor wie toe is aan wat leuker entertainment:


 

10.29.2015

dagje Waarschoot

Vandaag zit u kameraad niet in zijn kerk, noch in zijn zetel. Vandaag zit ik op de jaarlijkse 'Ontmoetingsdag voor kerkbesturen' georganiseerd door Provincie Oost-Vlaanderen.
Een zeer boeiend programma, een mooi kader (Waarschoot of all places), meestal toch een aantal interessante mensen. En dat de dag traditiegetrouw eindigt met een receptie is maar goed ook.

10.26.2015

'science in a golden age'


Kameraden en vrienden, maandag is videodag.

Vandaag een kijkenswaardige documentairereeks van Al Jazeera. Het is een reeks over de wetenschappelijke sprongen voorwaarts in het 'middeleeuwse' Midden-Oosten. Documentairemaker van dienst is Jim al-Khalili, fysicus.












One thousand years ago, the Islamic empire witnessed one of the greatest periods of sustained scientific advancement in history. In the medieval world’s great centres of learning - places like Baghdad, Cairo, Cordoba and Samarkand - discoveries were made, ideas nurtured and methods developed.
In Baghdad, for example, we find the very first book on algebra. Called Kitab al-Jabr (from which we derive the word 'algebra'), it was written by the 9th century Persian mathematician, Al-Khwarizmi, and signified a significant paradigm shift from the work of the Ancient Greeks.
Also in the 9th century, the Abbasid caliph Al-Ma'mun created a new academy in Baghdad, called the House of Wisdom, and built observatories there and in Damascus. He sponsored science projects that made vast improvements in the fields of astronomy and geography, and which the Muslim, Christian and Jewish scholars of the Baghdad academy had translated into Arabic.
Advances in medicine and anatomy also saw Arabic texts replace the works of Galen and Hippocrates in the libraries of medieval Europe. While the philosophers Ibn Sina and Ibn Rushd influenced later European scholars, such as Roger Bacon and St Thomas Aquinas.
The Cordoban physician Al-Zahrawi invented more than 200 surgical instruments - many of which, like forceps and the surgical syringe, are still in use today.
Then there was the birth of industrial chemistry, with sophisticated scientific methods replacing the haphazard practice of alchemy, and advances in fields such as optics that would not be matched until Newton.
For a period spanning more than half a millennium, the international language of science was Arabic. And yet, all of these great achievements have been largely forgotten.

Er is niet veel bekijkenswaardig op de schellevisie, de dagen beginnen te korten, het wordt kouder, reden genoeg om u te zetten met een interessante documentaire.

10.24.2015

10.17.2015

Dag Tegen Armoede

Kameraden en vrienden, het is vandaag Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede.

Traditiegetrouw kunt u terecht op het Sint-Pietersplein voor een herdenking aan de 'Steen van de Mensenrechten'.
Om 18u kunt u meemaken: theater van de onderdrukten
gevolgd door de herdenking met getuigenissen om 19u.

Daarvoor en daarna is er vanalles aan de Schaapsstal, maar ik vertik het om daar reclame voor te maken.

http://www.ocmwgent.be/assets/images/armoedebestrijding/Dag%20tegen%20Armoede%202015.jpg

 

10.03.2015

't Spelleke van Drei Kluite stopt ermee

Kameraden en vrienden, vreet nieuws deze week, 't Spelleke van Drei Kluite stopt er mee.
't Spelleke is het geesteskind van Luk De Bruyker en Freek Neirynck, Gentse theatermakers van de bovenste plank. Gent verliest daarmee niet alleen een heus symbool (Pierke 'mé zijn stoute muile'), maar een heus Gentse topproduct, satirisch volkstheater 'mé nen lach en nen troan', politieke commentaar in het Gents, én een progressieve steen in de schoenen van de 'gliskesheers'.
Als jarenlange trouwe fan doet dit nieuws veel pijn. Maar de tekst van hun persbericht is serieus de moeite waard.



Persbericht ’t Spelleke van Drei Kluite
“Eindigen in schoonheid is het grondmotief onder alle hier nakomende argumenten…

Ook al dreigt een zéér specifieke, zelfs unieke sociaal-geëngageerde spektakelvorm daardoor te verdwijnen in Gent”.
Gent 1 oktober 2015

Historiek

Pierke Pierlala deed voor het eerst zijn “antree” op de scène in 1975, eigenlijk vrij toevallig als een Spielerei, na een muzikaal theaterprogramma rond de gevierde volkstheaterartieste Rosa Geinger, geproduceerd door Theater Taptoe.

Al vlug werd het figuurtje erg populair en werd een afscheiding van het binnen het theaterdecreet gesubisidieerde Taptoe noodzakelijk. Het “Spelleke van Drei Kluite” werd opgericht en gaf jaarlijks een Gentse Fieste- en een Eindejoarskoenfeeranse.

Later werden die “Koenfeeranses” aangevuld met specifieke events als het bekommentariëren van de Gentse Feestenstoet, de nieuwjaarsreceptie van het stadsbestuur, inhuldigingen…, een protestoptocht aan de vooropening van de Schoapstal/Stadshal.

Heelder generaties politici, stads- en geprivatiseerde diensten, ‘geïnstitutionaliseerde instanties’ werden gehekeld en de evoluties in onze stad werden op kritische wijze geëvalueerd. Beruchte politici kregen zelfs een pop naar eigen gelijkenis of in een gecartooniseerde versie naast een aantal Bekende Gentenaars.

Het Spelleke beleefde topjaren tijdens het burgemeesterschap van “Papa Zjielbeer” en zowel stedelijke, regionale als nationale politici kwamen een voorstelling bijwonen. De “stuuten” van het stadsbestuur werden steevast uitvergroot en zorgden voor volle zalen en zelfs wachtlijsten aan de kassa.

De laatse jaren, mede door de professionalisering van de politiek, was dit niet meer het geval. Ook de “Koenfeeranse” evolueerde van “stand up” méér en méér naar (inhoudelijk, scherp) politiek cabaret en het spektakelgenre (volks)revue. Waakzaam zijn voor de strapatsen van de politiek mondde méér en méér uit in onverholen oproepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid en andere relatieve subsersiviteit.

Met de “afschietsproductie” in november* trekt het Spelleke een definitieve streep onder dit onderdeel van zijn werking. GelegenheidsaPIERanses blijven wel nog tot de mogelijkheden behoren, maar de jaarlijkse traditie van twee “koenfeeranses” wordt stopgezet en de Gentse Feesten worden verlaten.
“Afschiet” staat in de Gentse streektaal evenzeer voor ‘neerhalen, neerSCHIETEN, bekritiseren… als voor afSCHEID nemen, vandaar de dubbelgelaagde titel van de allerlaatste Pierke Pierlala Koenfeeranse.

Gezelschap én publiek zullen dus voor het laatst samen in de theaterzaal zitten voor een scènegebeuren dat de voorbije decennia was uitgegroeid tot producties met nieuw geschreven avondvullende stukken; bezettingen van zes tot twaalf acteurs-zangers-muzikanten; minstens één full size decors; tot tien kostuums per artiest per voorstelling… wekenlange repetities…

Redenen tot stopzetting.

Het politiek klimaat.

De huidige maatschappij verschuift alsmaar meer naar rechts, zodat het “zacht anarchistisch” Spelleke alsmaar extremer, bijtender uit de hoek moet komen. De machtshebbers plegen zulke respectloze afbouw van wat er sociaal verworven werd, dat humoristische politieke satire via cynisme méér en méér moet overschakelen op sarcasme… en dat is de aard van de Pierke Pierlala-creators niet. Hun zo betiteld “links” parcours wordt door méér en méér toeschouwers én in de pers als “onaangenaam” ervaren en dat marginaliseert.


Het Gents Klimaat

Het Kafkaïsme heeft toegeslagen bij onderbezette stadsdiensten waarmee in het verleden gezellig en collegiaal werd samengewerkt met één doel: de Gentse medeburgers te pleizieren en, met maatschappelijke diepgang gemaakte, goede spektakels aan te bieden tegen een door iedereen betaalbare prijs.

De politiekers verlegden evenwel hun verantwoordelijkheid naar lukraak samengestelde “commissies van ‘vakdeskundigen’”… die bijvoorbeeld dossiers voor deelname aan de stoet positief evalueren die louter bestaan uit: “We gaan hetzelfde doen als vorig jaar” en “We gaan twee kano’s voort trekken en flyers uitdelen.”. Of die de zoveelste herhaling van een muziekprogramma in een privézaak hoger betoelagen dan de Politieke Debatten in KNS.

De huidige commissie gaf bepaalde organisatoren ronduit vernietigende kritieken (géén vernieuwing, géén uitstraling, …) maar verhoogde hun subsidie wel!?! Slechts één journalist nam dat op in zijn artikel.

Goed geëvalueerde klassiekers en bouwstenen van de moderne Gentse Feesten (Internationaal Puppetbuskersfestival, MiramirO, Trefpunt, Perfesser Gents…) - die er vaak kwamen op vraag van het stadsbestuur om ‘méér cultuur en minder worsten’ - kregen in 2015 minder dan in 2014… niettegenstaande geprobeerd werd te scoren met het argument dat het budget groter geworden was. De namenlijst van het Artistiek Aperitief is die naam amper nog waardig. De locatie naar waar het werd verbannen is symbolisch…

De bemoeienissen van de overheid bij de door het Gentse volk (her)opgestarte Gentse Feesten overstijgt ruimschoots het respect voor de oorspronkelijke initiatiefnemers. Klassiekers als de Stoet, later de (door de Stad zélf opgezwollen) Parade…, werden geannuleerd zonder degelijk overleg met de deelnemers en de geïnteresseerde bevolking én zonder een grondige evaluatie rond de eigen verantwoordelijkheid.

Algemeen kwamen de volkse initiatieven meer en meer in de verdrukking te staan. Als pleister op een eikenhouten been kwam er het ‘alternatief’ van een “Artiestenmoort”, die nota bene uitbesteed werd aan derden, amper gepromoot… en (gedurende tweemaal acht uren in volle repetitieperiode) enkele weken vòòr de Feesten georganiseerd. Het leek méér op een gratis animatieprogramma voor de commercie in de Kuip dan voor de artiesten zelf. Waar ze in de ‘Parade’ tussen de 3.500 à 6.000 flyers konden uitdelen, bleven ze nu met een voorraad zitten boven de 1500 à 3500.

De creatievelingen werden verplicht bijna langer te werken aan dossiers, aanvragen, administratief werk… dan aan hun artistiek product. Volgend jaar zijn ze alvast verlost van de aanvragen voor planten op hun podium door het afschaffen van deze dienst … en het rumoer verspreidt zich hardnekkig dat er door de stad ook niet meer gratis infrastructuur en technisch materiaal zou uitgeleend worden.

De Gentse pers wordt gekortwiekt in de ruimte die ze ter beschikking krijgt om over (volks)cultuur te schrijven en kiest dan binnenin de redactie nog vaak voor het uitsmeren van faits divers. Gentse artiesten worden compleet secundair of minder… tenzij ze bekend zijn van de televisie.

Er verschijnen (uiterst selectief… op welke basis?) nog recensies en kritieken. Zo wordt de vernieuwing die zich de laatste decennia voltrok in de volkskunst niet meer opgemerkt, laat staan gesignaleerd.

Door een aantal opgetelde en aangroeiende factoren spelen we de laatste jaren niet meer voor weken op voorhand uitverkochte zalen. Een nochtans ongevaarlijke verslaving voor een schrijver, regisseur, scenograaf… spelers en muzikanten… creatieve medewerkers achter de schermen.

Een groot deel van ons ouder wordend gezelschap ondervindt fysieke slijtage. Zowel in 2014 als 2015 moest ons vaaste bende dat helaas aan den lijve ondervinden en moesten er in allerijl nieuwe medewerkers worden gezocht en ingespeeld.

Daarnaast wordt het Gentse Feestenpubliek geconfronteerd met een enorm aanbod aan producties… [mede door ons veldwerk méér dan twintig jaar lang…], ook voor producties in de Gentse streektaal. Er komt elk jaar extern nieuw aanbod en men kiest [achteraf soms betreurd] wel eens voor het nieuwe, ten koste van de klassiekers.

Artiesten die het hele jaar lang géén of amper binding hadden met Gent, kwamen de laatste jaren tien dagen naar Gent een percentje meepikken uit de rente van hun televisiebekendheid. Hun voorstellingen waren steevast duurder dan de lokale genregenoten, die naast de Gentse feestweek ook wel in eigen stad regelmatig op de Bühne stonden en er jaarlijks compleet nieuwe programma’s voor maakten.

De jongere generaties zijn minder en minder bekend met de Gentse streektaal - ondermeer door verdringing, vroeger en nu, op school - en kennen bepaalde volkse woorden en uitdrukkingen niet meer. Daardoor gaat een deel van de typische, kruidende, relativerende humor van de voorstellingen wel eens de mist in.

Misschien ligt één en ander ook wel in de verminderde betrokkenheid bij in de (plaatsheeft zijn elijke en nationale) politiek. Dit gevolgen op de interesse in kritische spektakels die uitgerekend voor dit soort onderwerpen gekozen hebben.

Dat je als artiest, je ludieke aanklacht tegen ingrijpende politieke aanslagen op het leven van je publiek en jezelf niet wil relativeren met billenkletsers en onderbroekenmoppen ipv met verfijnde knipooghumor en dubbelgelaagde teksten, werd door de toeschouwers en de kritiek niet altijd (zo) begrepen en gewaardeerd.


En dus stopt ’t Spelleke van Drei Kluite met zijn stilaan historisch geworden KOENFEERANSES.

9.13.2015

'orgel als technisch erfgoed'

Kameraden en vrienden,

 vandaag is het Open Monumentendag. Altijd erg interessant me dunkt.

En dan nu onvervalste reclame:
Vandaag, in de Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieterskerk:

14u30 en 15u30 lezing door prof. dr. Patrick De Baets ir over het orgel als technisch erfgoed.
niet te versmaden, voor de liefhebbers.


Om 17u Modern Times van Charlie Chaplin met live orgel-soundtrack door Paul De Maeyer.
 

en geheel en al gratis.

9.10.2015

'Kerken en kapellen in Gent - ook een archeologisch verhaal'

Vanavond beste vrienden is er, zoals steeds, nauwelijks iets kijkenswaardig op de televisie. Wie interesse heeft in Gentse geschiedenis, of in het (Gentse) religieuze erfgoed, kan vanavond naar een boeiende lezing.

De Dienst Stadsarcheologie brengt vanavond ‘Kerken en kapellen in Gent: ook een archeologisch verhaal’.

Naar jaarlijkse traditie neemt Marie Christine Laleman je mee in een verhaal over veertig jaar archeologisch onderzoek in en rond Gent en hoe de resultaten hiervan bijdroegen tot de huidige kennis over kerken en kapellen.
Veertig jaar archeologisch onderzoek in en rond Gent heeft ook nieuwe inlichtingen opgeleverd over kerken en kapellen. Zowel de beide abdijsites met hun kerkgebouwen als de parochiekerken in het centrum van de stad waren al (gedeeltelijk) archeologisch onderzocht vooraleer het stadsarcheologische team voor het eerst in november 1973 werd aangesteld. En toch leverden zowel opgravingen als bouwarcheologisch onderzoek nieuwe inzichten over al die religieuze gebouwen en hun geschiedenis.
Dit was zowel rechtstreeks bij onderzoek in een gebouw, maar het ging soms ook om indirecte aanwijzingen. Zo kon het kalkovencomplex in de oostelijke buitentuin van de Sint-Pietersabdij geassocieerd worden met de Karolingische kloosterkerk van Blandinium. Bij de grootschalige opgravingen op het Sint-Pietersplein leidden vooral afbraaksporen, zogenoemde negatieve sporen, tot de reconstructie van de plattegrond van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, en voor het eerst ook tot haar precieze lokalisatie. Bijzonder verrassend waren ook de archeologisch bevindingen in de Kapittelstraat, die leidden tot een ander inzicht in de geschiedenis van de Sint-Janskerk (thans Sint-Baafskathedraal). Terzelfdertijd roepen de bevindingen uit archeologisch onderzoek nieuwe vragen op over de ligging, de betekenis en de vormgeving van enkele kapellen en kerken die nochtans een essentiële rol hadden in de ontwikkeling van de middeleeuwse stad. Als voorbeeld kan de vraagstelling rond de kloosterkerken en de vroegmiddeleeuwse bewoning worden opgeroepen.
In het tweede kwart van de 7de eeuw legden Amandus en zijn volgelingen de basis van twee kloosters, de latere Sint-Baafsabdij en Sint-Pietersabdij, stichtingen die te maken hadden met de uitzonderlijk gunstige geografische ligging van de wellicht druk bevolkte nederzetting aan de samenloop van Leie en Schelde. Maar hoe moeten we ons die bidhuizen voorstellen en waar werden de mensen begraven. Bij het onderzoek van kerken en kapellen, maar ook bij dat van andere gebouwen, heeft men vaak de neiging de geschiedenis van het gebouw an sich te reconstrueren, als een geïsoleerd onderzoeksobject en zonder voldoende rekening te houden met de context. En die omgeving heeft drie dimensies: de relatie tot de onmiddellijke buurschap, als onderdeel van de stadsontwikkeling of in de ruimere Noordwest-Europese context. Enkele van deze aspecten worden geïllustreerd toegelicht.

Vanavond, 10 september, 20u,  kapel van de Zusters van Liefde, Molenaarsstraat 22
Het is niet alleen interessant en in een prachtig kader, het is ook geheel en al gratis.


9.09.2015

de vluchtelingencrisis - 'hoe houden we het hoofd boven water?'

Donderdag, 19u30, Zebrastraat:
Oorlogen, hongersnoden en desastreuze economische politiek, gevoed door westerse wapens en belangen, brengen dezer dagen opnieuw grote vluchtelingenstromen op gang. De vluchtelingen in Calais zijn het zoveelste slachtoffer van dit onmenselijke beleid, hun situatie is schrijnend en vaak uitzichtloos.

In schril contrast met het gevoerde beleid van de EU en haar lidstaten staat de manier waarop mensen uit heel Europa vandaag hun solidariteit betuigen met de vluchtelingen. Om te proberen tegemoet te komen aan de meest dringende noden worden er overal inzamelacties en noodopvang georganiseerd.

Om een antwoord te bieden op de vele vragen en discussies die dit thema naar voren brengt, organiseert de PVDA een infoavond over de vluchtelingencrisis.


Op het programma staan o.a. Riet Dhont (PVDA), Steven Van Landeghem (voormalig kabinetsmedewerker Asiel en Migratie), Lucas Jacobs (voorzitter ACV openbare diensten Fedasil) en Chris Bens (Hand in Hand)

9.07.2015

Belgian refugees

Als maandags filmpje hebben we een 'trailer' van AMSAB over een onderzoeksproject rond Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dus niet alleen 'historisch' uitermate interessant, maar vooral ook prachtig actueel.


Belgische vluchtelingen 1914-1918 from Amsab-ISG on Vimeo.


Meer info belgianrefugees14-18/.

9.01.2015

terug naar school - ongelijkheid in de klas

Kameraden en vrienden, het is wederom 1 september. Terug naar school voor de schoolgaande jeugd.





Telkens weer hét uitgelezen moment voor analyse en reflectie over de gang van zaken in ons onderwijs.

Met stip de beste analyse die je de voorbije dagen kon lezen, was een stuk van dr. Orhan Agirdag. Hij is onderwijssocioloog en specialist in het onderzoek naar meertaligheid in het onderwijs. Een van zijn stokpaardjes is, geheel terecht overigens, de structurele discriminaties in ons onderwijsstelsel. Ik neem het stuk hier gewoon klakkeloos over.



Er is iets vreemds aan de hand met ons onderwijs. Doorheen de leerplicht leren we lezen, rekenen en de wereld rondom ons kennen. Waarover we heel weinig leren, is hoe de school zelf functioneert. Minstens twaalf jaar zitten we samen op school met succesvolle en minder succesvolle leerlingen. Maar hoe ongelijkheid in het onderwijs tot stand komt, behoort zelden tot de leerstof.

Leerlingen zijn niet blind en zien dat succes niet toevallig is verdeeld over sociale en etnische groepen. Bij gebrek aan onderbouwde kennis over ongelijkheid op school, vallen ze terug op de common sense. Dat bijvoorbeeld hun capaciteiten of talenten doorslaggevend zouden zijn. Uit onderzoek blijkt dat dit meritocratisch ideaal slechts een halve waarheid is: leerlingen uit minder welgestelde en gekleurde families presteren ondermaats, zelfs wanneer ze zeer slim zijn en thuis Nederlands spreken.

In publieke debatten wordt ongelijkheid in het onderwijs wél aangekaart. Alleen gebeurt dat meestal door te wijzen op de problemen aan de 'onderkant' van de samenleving: financiële beperkingen, taalproblemen, enzovoort. Nu is armoede natuurlijk een belangrijke factor en het is een degoutant idee om arme scholen minder financiële middelen te geven. Maar zelfs als er geen sprake meer zou zijn van armoede, kan onderwijsongelijkheid zich reproduceren.

Want wat er aan de 'bovenkant' van de samenleving gebeurt, is even belangrijk bij het ontstaan en de reproductie van ongelijkheid. Blanke en welgestelde groepen hebben immers heel wat privileges in het onderwijs. De structuur van het onderwijs, de inhouden van de curricula en zelfs de typische tijdsindeling op school reflecteren de privileges van de blanke en welgestelde groepen. Eenvoudig voorbeeld: oudercontacten gaan altijd 's avond door. Perfect op maat van het middenklassengezin waar van 9 tot 5 gewerkt wordt, maar niet voor de alleenstaande moeder die avondwerk moet doet.

Sociale-klasseprivileges drukken hun stempel door tot in de klasinteractie: kinderen uit meer welgestelde gezinnen worden (onbewust) vaker aan het woord gelaten en meer uitgedaagd dan armere kinderen. Nog duidelijker is het wit privilege in het onderwijs.

Het is een wit privilege dat Engels en Duits officiële onderwijstalen zijn, terwijl het spreken van Turks bestraft wordt in vele scholen (nochtans is het aantal Turkstalige Belgen het drievoud van het aantal Duitstalige Belgen). Het is een wit privilege dat bijna alle volwassenen op school blank zijn, met uitzondering van Zwarte Piet dan. En voor welke soort leerlingen zijn de lessen geschiedenis ontworpen als we het hebben over de 'val' van Constantinopel en de 'ontdekking' van Amerika?

Het is onder meer dankzij deze voorrechten dat blanke en welgestelde leerlingen in poleposition starten en winnen. Kan ook niet anders: geprivilegieerde leerlingen spelen altijd een thuismatch, terwijl de rest zich eerst moet aanpassen aan hun normen.

Het gegeven dat sociale en etnische privileges in het onderwijs onderbelicht worden, kan onderwijsongelijkheid verder versterken. Zo geven we niet-geprivilegieerde groepen het foute beeld dat ongelijkheid louter tot stand komt door hun gebreken. Wat leidt tot een huizenhoge selffulfilling prophecy: niet-geprivilegieerde leerlingen schakelen zichzelf uit omdat ze denken dat het onderwijs toch niets is voor 'mensen zoals ons'. Tegelijk verwarren geprivilegieerde ouders het voorrecht van hun kind makkelijk met 'hoogbegaafdheid'. Hierdoor stellen ze extra hoge eisen aan de school. Het beste willen voor jouw kind is niet altijd het beste voor alle kinderen.

Een startpunt voor emancipatorisch onderwijs is het (h)erkennen van deze sociale en etnische privileges. Inzicht ter zake verdient een plaats binnen het curriculum: we moeten erover kunnen praten met onze leerlingen. Alleen als we ons bewust zijn van deze privileges, kunnen we ze op termijn ongedaan kunnen.




8.31.2015

one two, Freddy comes for you


Op deze doorregende maandag brengen we hulde aan de geniale filmmaker Wes Craven:

Eerst en vooral laten we hem zelve aan het woord:



Een documentaire over zijn meest iconische project:



Tenslotte enkele prachtige scenes uit zijn geniale werk





8.30.2015

samenvatting van deze week

"Quelques fois les choses ici overpower me with disgust"

Leopold I, geciteerd in Deneckere, Gita, Leopold I. De eerste koning van Europa, Antwerpen, 2011, p. 384.

8.28.2015

ugly kid jesus

Wie een beetje thuis is in de Westerse kunstgeschiedenis, is ze zeker al eens tegengekomen: schilderijen en beelden van kindje Jezus, die er allesbehalve als een kind uitziet.
Uiteraard konden de kunstenaars uit de middeleeuwen perfect een kind schilderen of beeldhouwen. Dat was helemaal het probleem niet. Het probleem was dat Onze-Lieve-Heer maar moeilijk kon voorgesteld worden als een onnozel baby'tje met een volle pamper. Dat beeld strookte niet met de voorstelling van Christus Koning. Een redenering die maar gedurende een beperkte periode van 'onze' kunstgeschiedenis de norm was. Maar een redenering die prachtige vreemde voorstellingen opleverde.

Maura Callahan heeft een leuke reeks online gezet voor City Paper.


met dank aan medievalnews

8.18.2015

ballade van de zee

Niet de wind, maar een boze mond
doofde de kaars. De koningszoon verdronk.

Wie op hem wachtte werd gek van verdriet
en sprong in zee. Beiden werden een lied.

Is het water te diep, koopt men een plaats
op een boot. De afstand is niet zeer groot.

De levens aan boord, zij wegen zo zwaar
en de boot is licht. Ook brandt er geen kaars.

Aan de overkant is nog een feest aan de gang.
Men eet er de wereld, al eeuwen lang.

Spoelen de lijken aan, vangt men ze op
en wordt stil. Een minuut lang spreekt God.

Daarna blazen monden het fort weer dicht,
voor de poort ligt een oorlogsschip.

De doden in zee, ook zij worden een lied.
Het zingt niet, het huilt.

En toch hoort men het niet.


Charles Ducal

bron: DeWereldMorgen.be

8.17.2015

'white like me'

Beste vrienden, het is maar een druilerige maandag vandaag, en, zoals gewoonlijk, maar zeker zoals gewoonlijk tijdens de vakantie, is er omzeggens niet kijkenswaardig op de schellevisie.

Vandaag kijken we naar een zeer interessante documentaire.



In het voorjaar verscheen de zeer bekijkenswaardige documentaire White Like Me van en met de Amerikaanse onderzoeker en anti-racisme activist Tim Wise. Hoofdthema is het zogenaamde white privilege en hoe een racistisch discours gebruikt wordt zowat alle sociale verworvenheden kapot te maken.

8.11.2015

eenheidsdenken rond Sjostakovich

Op 9 augustus 1975, 40 jaar geleden dus, stierf de Sovjet componist Dmitri Sjostakovich. Je kunt geen publicatie over deze componist ter hand nemen, over er staat een passage in over de 'moeilijke verhouding met het Kremlin'. Er worden zelf hele 'analyses' gemaakt over zijn werk waarbij elke passage, elke noot,
wordt gekoppeld aan een vermeende gemoedstoestand, als gevolg van een vermeende richtlijn of een conflict met de blijkbaar alles controlerende en omni -aanwezige Stalin. Als een componist, of een cineast zoals Eisenstein, of een auteur of beeldende kunstenaar, niet kan verguisd worden of erger nog simpelweg genegeerd, dan kan het toch niet zijn die persoon progressief zou kunnen geweest zijn. Een baanbrekend componist kan toch, vanzijnleven, nooit communist zijn? Het Duitse blad junge Welt ging deze week dieper in op deze merkwaardige manier van denken. 
We nemen dit hier met graagte integraal over:
Am 9. August 1975 starb Dmitri Schostakowitsch im Alter von 68 Jahren. Sein 40. Todestag ist der jungen Welt Anlass, in einer Reihe von Beiträgen an den sowjetischen Komponisten zu erinnern. Dazu erschienen auf diesen Seiten bisher eine Besprechung von Ole Anders Tandbergs Inszenierung der Oper »Lady Macbeth von Mzensk« in der Deutschen Oper zu Berlin (31.1.), ein Vorabdruck aus Patrick Bades Buch »Music Wars 1937–1945« (8.6.), und zwei Tage später wurde der Filmkomponist Schostakowitsch vorgestellt. Am 28. Juni stand hier eine Kritik der 6. Internationalen Schostakowitsch-Tage in Gohrisch.
Heute gibt es kaum Literatur über den Tonsetzer, die ihn nicht als Gegner des Sowjetstaates und speziell Stalins ausmacht. Maßgebend dafür ist das Buch des Dissidenten Solomon Wolkow »Testimony«, Zeugenaussage, das 1979 in den USA erschien. Dessen Einschätzung hat das bürgerliche Feuilleton übernommen – und sie drang im Laufe der Jahre auch in das Bewusstsein von Linken ein. Welches Kartenhaus hier aufgebaut wird, soll heute auf den Themaseiten gezeigt werden. Schostakowitsch ist unser Komponist. (jW

Am 9. August 1975 starb im Alter von fast 69 Jahren der große sozialistische Komponist Dmitri Schostakowitsch. Vier Jahre später erschien in New York ein Buch, das sich als die »Memoiren« von Schostakowitsch ausgab. Sein Verfasser, der sowjetische Dissident Solomon Wolkow, suggerierte mit dieser Veröffentlichung, dass der Komponist keinesfalls ein Anhänger der Sowjetmacht, der kommunistischen Idee und der gesellschaftlichen Emanzipation, sondern vielmehr ein heimlicher bürgerlicher Individualist gewesen sei, der alles abgelehnt hätte, was irgendwie mit kollektiver Solidarität, staatlicher Organisation und parteilicher Leistung zu tun gehabt hätte. Der Rückzug ins Private im Spätwerk und die Zurückhaltung Schostakowitschs bei öffentlichen Auftritten belegten laut Wolkow, dass der politische Druck in der Sowjetunion so groß war, dass der Komponist es nicht wagte, seine eigentlichen Ansichten noch zu Lebzeiten zu offenbaren. In den wenigen Begegnungen Wolkows mit dem Musiker seien aber die Aufzeichnungen für die »Memoiren« entstanden, die er dann geordnet, ausformuliert und Schostakowitsch zum Gegenzeichnen vorgelegt hätte. Daher sei das Material authentisch, wenn auch, wie die erste Immunitätsklausel im Vorwort des Buches schon leicht verräterisch vorbaute, gesagt werden müsse, dass sich Schostakowitsch oft widersprochen hätte und er, Wolkow, den »wirklichen Sinn seiner Worte« erraten musste.¹
Nun, der vorgeschobene Zeuge konnte sich nicht mehr wehren. In Anbetracht der generellen Tendenz der Abhandlung, alles Sowjetische zu denunzieren und bis auf den Mikrokosmos der »russischen« Intelligenz auch nichts anderes als akzeptabel zuzulassen, erstaunte die Zeitgenossen wohl doch, dass Schostakowitsch nicht eine seiner Reisen ins westliche Ausland genutzt hat, um der Heimat den Rücken zu kehren. Auch dafür hatte Wolkow, in Form der zweiten Immunitätsklausel, eine Ausrede parat, denn er deutete an, dass der Komponist die westliche Öffentlichkeit als abstoßend empfand. Dennoch heißt es gleich anschließend mit Verve: »Fraglos stand Schostakowitsch mit ganzem Herzen auf seiten der Liberalen.« Woher Wolkow das wissen wollte, wurde natürlich nicht gesagt.
Wenn man sich die »Zeugenaussage« aus der Perspektive des Jahres 2015 noch einmal anschaut, dann fällt auf, dass sie eine höchst konstruierte Mischung aus Totalitarismus, imperialistischem Geschichtsbild und Antikommunismus darstellen. Das war für den westlichen Zugang zum sozialistischen Weltsystem schon im Jahre 1979 in den Hauptfällen üblich und erscheint mit dem Wissen um die ideologische Denunziation aller sozialistischen Vorstellungen und Grundwerte in der Gegenwart kaum mehr überraschend. Was hingegen deutlich zutage tritt, ist die Tatsache, dass selbst bei nur rudimentären Kenntnissen über Leben und Werk von Schostakowitsch die Aufzeichnungen von Wolkow als falsch zurückzuweisen sind. Methodik und Stilistik gehen immer dann in die Feder Wolkows über, wenn allgemeine Aussagen zur sowjetischen Politik gemacht werden, die zum Teil so eindimensional und unreflektiert sind, dass sie kaum woanders als am Dissidentenküchentisch entstanden sein können, an dem gerade Schostakowitsch nicht gesessen hat. Etwas besser sieht es mit den musikimmanenten und aufführungstechnischen Äußerungen Schostakowitschs aus, die viele Musikwissenschaftler (z. B. den Biographen Krzysztof Meyer und den Musiktheaterexperten Gerd Rienäcker) späterhin zu der Auffassung verleitet haben, weil das Musikalische in den »Memoiren« durchaus richtig sei, könne das Politische wenigstens nicht völlig aus der Luft gegriffen sein.

Nichts von Schostakowitsch

Die rücksichtslose Ausbeutung der Schwierigkeiten Schostakowitschs mit Instanzen der sowjetischen Administration erfolgte von Wolkow auf der Ebene des Traktats als Aufforderung an die Leserschaft, das Ganze zu glauben. Kernpunkte waren dafür die Auseinandersetzung um Schostakowitschs Oper »Lady Macbeth von Mzensk« im Jahre 1936 und der Beschluss des Zentralkomitees der KPdSU (B) vom 10. Februar 1948 zu den formalistischen Tendenzen in der sowjetischen Musik. In beiden Fällen war der Komponist zwar direkte Zielscheibe einer zum Teil deutlich überzogenen Kritik, wurde jedoch nicht für immer kaltgestellt und auch nicht von seinen Überzeugungen zur Schaffung einer sowjetischen Avantgardemusik abgebracht. Selbst die offizielle »Enzyklopädie der Union der sozialistischen Sowjetrepubliken«, die 1950 in einer deutschen Ausgabe erschien, erwähnte Elemente der sinfonischen und filmdramatischen Musik von Schostakowitsch positiv (die 5. Sinfonie von 1937, den ersten Satz der 7., der »Leningrader« Sinfonie mit dem »Invasionsthema« sowie die Filmmusik zu Friedrich Ermlers Kirow-Film »Der große Patriot« von 1938/39). Mit der von ihm selbst zurückgehaltenen 4. Sinfonie aus dem Jahre 1936, die schließlich Ende 1961 uraufgeführt wurde, war Schostakowitsch seiner Zeit weit voraus und hätte mit Sicherheit noch größeres Unverständnis in politischen Kreisen hervorgerufen, so dass es von ihm klug war, hier die Zeit abzuwarten. Unter die Folie solch künstlerischer Einengungen, die aus den Zeitkonstellationen und nicht aus politischer Willkür zu erklären sind, legte Wolkow nun aber vermeintliche Einsichten Schostakowitschs, die aus diesen Konstellationen resultieren sollten, obwohl sie dann völlig zusammenhanglos im Raum standen.
Als nicht von Schostakowitsch stammend sind z. B. folgende Thesen Wolkows einzuschätzen: Stalin und Hitler seien »Geistesverwandte« gewesen; die »Leningrader« Sinfonie hätte Stalin zum Thema und nicht den deutschen Überfall. Für die sowjetische Kunst wäre der Tod kein Gegenstand, sondern nur Optimismus (sowohl die Dramen und Werke der Vorkriegszeit von Wsewolod Wischnewski, Walentin Katajew und Nikolai Ostrowski als auch die nach dem Überfall Hitlerdeutschlands von Konstantin Simonow, Alexander Fadejew und Michail Scholochow als auch die Erinnerungen an den Großen Vaterländischen Krieg müssen Wolkow »entfallen« sein). Stalin sei »natürlich« »nur halb bei Verstand« gewesen, und er hätte Mussolini »imitiert« (in der Architektur), der »ihm imponierte«. Die Lyrikerin Anna Achmatowa soll als »Genius« der UdSSR gegolten haben usw. All dies gipfelt bei Wolkow in einem Satz über Modest Mussorgskis Oper »Chowanschtschina« von 1886, der in die damalige (nicht vorhandene, aber von Dissendenten erwünschte) Gegenwart verweisen soll: »Das Thema steht für Russland, das eines Tages frei atmen können wird.« Wolkow hatte also schon bis hierhin ganze Arbeit geleistet, die sich dann auch noch entwickeln ließ, als er zwischendurch auf verhasste Personen zu sprechen kam.

Prokofjew, Majakowski, Eisenstein

Ein typisches Gebaren einer gewissen Variante des Intellektuellen besteht darin, größere oder ebenbürtige Rivalen in den harschesten Tönen abzuqualifizieren. Schostakowitsch wurde so etwas nie nachgesagt, und es war auch überhaupt nicht als seine Art der Disputation bekannt. Dennoch bekamen der Komponist Sergej Prokofjew, der Dichter Wladimir Majakowski und besonders der Filmregisseur Sergej Eisenstein in dem Buch »Zeugenaussage« die abfälligsten Urteile hinterhergeworfen. Alle drei Persönlichkeiten vereinte etwas, das für Wolkow offenkundig unerträglich war. Sie hielten am Kommunismus fest, solange sie lebten. Sie kamen alle drei aus freien Stücken aus dem Westen in die Sowjetunion zurück – Prokofjew 1933 aus Frankreich, Majakowski nach Aufenthalten u. a. in den USA und Frankreich sowie Eisenstein 1932 aus Mexiko. Ihre öffentlichen Äußerungen waren niemals antisowjetisch. Und ihre Werke sind, bei aller möglichen Widersprüchlichkeit im Detail, Beiträge zur angestrebten Vervollkommnung der sozialistischen Bewusstseinsbildung.²
Es könnte so gewesen sein, dass Schostakowitsch mit seinem feinen Gespür für Kompositionstechnik die gröbere Art des Komponierens von Prokofjew nicht mochte. Dann allerdings hätte die noch gröbere Form Igor Strawinskys doch die viel dankbarere Angriffsfläche geboten. Strawinsky aber wurde in Wolkows Buch gelobt, während Prokofjew seitenweise der Niedertracht geziehen wurde. Noch bezeichnender fiel das Verdikt aus, als sich die Abhandlung auf das bürgerliche Ideal egoistischer Selbstbestimmung besann. Zitiert wurde zunächst der russische Lyriker Nikolai Nekrassow (1821–1878) mit den Worten: »Ein Dichter brauchst du nicht zu sein, ein Bürger aber unbedingt …«, um sodann fortzufahren: »Ein Bürger im Sinne Nekrassows war Majakowski nicht. Er war ein Lakai, der seinem Herrn untertänigst diente, indem er sein Scherflein zur Verherrlichung des unsterblichen Führers und Lehrers beitrug. Und er war nicht der einzige, sondern nur einer aus einer glorreichen Kohorte, die ihre Schaffensimpulse der Persönlichkeit des Führers und Lehrers verdankten und sein Wirken bejubelten. Eisenstein wäre hier vorrangig zu nennen mit seinem Film ›Iwan der Schreckliche‹, zu dem Prokofjew die Musik schrieb.« Da waren sie dann alle zusammen, die Verhassten von Wolkow, in den Mund gelegt einem Schostakowitsch, der nunmehr wider alle biographische Verlässlichkeit etwas zu Protokoll zu geben hatte, was nachweislich nicht stimmen konnte.³
Im Zusammenhang mit Eisenstein kam eine noch verächtlichere Pose hinzu, die seine Inszenierung von Richard Wagners »Walküre« (1870) im Moskauer Bolschoi-Theater vom November 1940 betraf. Unter Absehung jeglicher Kontextualisierung und vor allem auch der unzweifelhaften antifaschistischen Grundhaltung Eisensteins bezichtigte das Buch den Regisseur der Gewissenlosigkeit, im Schatten des deutsch-sowjetischen Nichtangriffsvertrags ausgerechnet die »Liebe zu den Faschisten« mit Hilfe dieser Opernaufführung zu zeigen. Überdies wurde dort behauptet, dass die Premiere dann ein großer Erfolg gewesen wäre, die Zeitungen »überschwengliche Kritiken« gebracht hätten und so ein »neuer Triumph an der Kunstfront« entstanden sei. Auch diese Meinungsäußerung ist unzutreffend.
Eisenstein beabsichtigte natürlich etwas anderes. Schon seit geraumer Zeit davon überzeugt, dass im Mittelpunkt der »Walküre« das Thema »Mitleid« und »Vereinzelung« stehe, wollte er beweisen, dass der Wagner-Kult des faschistischen Deutschlands auf einem Missverständnis des Werks beruhte und man gerade an diesem Stück eine Verbindung herstellen könnte zwischen dem Wunsch nach Einheit der Harmonie zwischen Mensch und Umwelt und der kommunistischen Gesellschaftsstruktur. An diesem Projekt scheiterte er in der ästhetischen Umsetzung, weil sein filmisches Montageverständnis der musikalischen Bühnenarbeit inzwischen etwas im Wege stand. Dafür hatte er jedoch erreicht, dass die Tragödie des Individualismus in der Tat weltliche Gründe aufweist, und man dies anhand der Oper auch erkennen konnte. Deutsche wie sowjetische Rezensenten reagierten eher abweisend auf die symbolträchtige Inszenierung. Und gleich gar nicht konnte darüber hinaus davon gesprochen werden, dass der Nichtangriffsvertrag »ein Ausdruck der Völkerverbrüderung« gewesen wäre, wie der Philosoph Dieter Thomä 2006 in seiner überzeugenden Vergleichsanalyse des Werks von Wagner und Eisenstein schreibt.

Über Quellenredlichkeit

Bei Thomä findet sich auch noch einmal in einer längeren Passage in Auszügen das Zitat aus der »Zeugenaussage« über Eisensteins »Walküre«-Engagement. Unter Verwendung von Forschungsergebnissen der britischen Russlandspezialistin Rosamund Bartlett führt er aus: »Bartlett macht den Vorbehalt, dass Teile dieser Memoiren möglicherweise gar nicht auf Schostakowitsch selbst zurückgehen, sondern auf Solomon Wolkow, der sie aufgezeichnet, aber teilweise vielleicht auch verfasst hat.« Diese Vorsicht in der Beurteilung war zum Zeitpunkt der Niederschrift eigentlich schon unbegründet. Zwei Jahre früher, 2004, wurde nämlich als »A Shostakovich Casebook« eine umfassende Replik auf die Verfälschungen der »Zeugenaussage« veröffentlicht, die auch Texte beinhaltete, die schon kurz nach dem Erscheinen der Wolkow-Memoiren 1979 deren Authentizität massiv in Frage stellten. Insbesondere die Arbeiten der akademisch nicht angebundenen US-amerikanischen Schostakowitsch-Biographin Laurel E. Fay bewiesen die methodischen Schwächen und die bewusste Entstellung von Quellenmaterial. In einem ersten Aufsatz von 1980 hieß es bei ihr, dass die Authentizität der »Zeugenaussage« sehr stark in Zweifel zu ziehen ist. In einer Überarbeitung von 2002 bestätigte sie ihre Erkenntnisse und radikalisierte die Einschätzung sogar noch, indem sie anmerkte, dass im wenig naheliegenden günstigsten Fall die »Zeugenaussage« höchstens ein simulierter Monolog sei, der wichtige Quellen zu Schostakowitsch ignoriert. Im schlimmsten Fall jedoch sei das Buch »Betrug« (»a fraud«) und großer Verrat an den Prinzipien und Idealen Schostakowitschs, der von Wolkow zum wehrlosen Objekt im Kalten Krieg gemacht wurde.
Es ist interessant, dass die Kontroverse um die »Zeugenaussage« trotz der vorliegenden Eindeutigkeit der Fadenscheinigkeit (ongeloofwaardigheid) des Buches weiter am Leben erhalten wird. Für den Musikwissenschaftler Gerd Rienäcker bestimmten die »Memoiren« sogar weithin sein Schostakowitsch-Bild, wie er 2006/07 resümierte. Er berief sich dabei auf sie scheinbar bestätigende Aussagen des Komponisten selbst, die der Dirigent Kurt Sanderling und der Musikhistoriker Harry Goldschmidt vom Komponisten gehört haben wollten. Auch der marxistische Musiksoziologe Georg Knepler wurde als Bestätigung herangezogen: »Die von Wolkow aufgezeichneten Äußerungen entsprächen Schostakowitschs Denken großenteils (Knepler sprach von 88 Prozent!).« Wie kam denn Knepler auf diesen absurden Wert? Und welche zwölf Prozent sollten dann die Unwahrheit sein? Ein genauer Blick in den Schlussteil der »Zeugenaussage« bringt des Rätsels Lösung. Rienäcker war einer Ironie von Knepler aufgesessen, ohne sie zu bemerken. Wolkow berichtete, dass Schostakowitsch bei offiziellen Anlässen manchmal wenig sagte. Wenn die Fotografen ihr Erinnerungsfoto schossen, bewegte er einfach die Lippen mit der Aussprache der Zahl »achtundachtzig«. Das ergäbe den Eindruck eines Gesprächs, womit die Fotografen zufrieden gewesen wären. Genau auf diese Nullaussage spielte Knepler an, als er den Erkenntnisgehalt der »Memoiren« umschrieb – sie bedeuteten nicht mehr als das Bild, das sich der Westen von Schostakowitsch machen wollte.
Die »Zeugenaussage« ist also insgesamt ein authentisches Dokument für die bewusste Steuerung der politischen Stimmung im Kalten Krieg gegen einen der integersten Künstler des sowjetischen Staates. Mit der Geschichte der Propaganda im Rahmen des Ost-West-Konfliktes hat dieses Buch sehr viel, mit Zeugenschaft sehr wenig zu tun. Offen ist eher noch die Frage, mit welch logistischer Unterstützung aus dem Parteiapparat es möglich war, der politisch absolut einflusslosen Opposition der UdSSR im Westen eine derart prominente Bühne zu verschaffen und dabei gleichzeitig einen der wichtigsten Repräsentanten der progressiven sowjetischen Kulturpolitik zu opfern.

Der ideologische Klassenkampf

Dass der ideologische Klassenkampf weiterhin von oben geführt wird, erstaunt nur diejenigen, die das bürgerliche Ammenmärchen vom guten Willen und der Friedfertigkeit des Spätimperialismus unserer Tage bereitwillig zu ihrem Leitsatz erkoren haben. Die Glaubwürdigkeit dieser Epoche ist jedoch weiterhin unsicher, und Schostakowitsch ist offenkundig immer noch zu sehr als Kommunist im Gedächtnis. Anders könnte schwer erklärt werden, wieso im Jahre 2011 und durchgesehen 2014 nochmals eine umfassende Verteidigungsschrift für die »Zeugenaussage« von Mitstreitern Wolkows unter dem provokant martialischen Titel »The Shostakovich Wars« veröffentlicht wurde. Sie bietet an sich nichts Neues, sondern wiederholt nur mit ausladender Geste nahezu alle Thesen der »Memoiren«. Da in den Chefetagen der bürgerlichen Kommunismusforschung offizielle Quellen per se als unglaubwürdig eingeschätzt und Gegenstimmen in der Regel als »gefärbt« oder »sozialistisch kontaminiert« zurückgewiesen werden, verbleibt auch diese neuere Publikation auf der Ebene subjektiver Meinungstäterschaft, fährt reihenweise »Bestätigungsstatements« auf und illustriert auf schlagende Weise den Erkenntnisverlust in der Gegenwart mit der Verwechslung von Meinung und Wissen. Beispielhaft dafür sind die Äußerungen des finnischen Übersetzers und der deutschen Übersetzerin der »Zeugenaussage«, die beide retrospektiv behaupten, von vornherein anhand der Stilistik, der Diktion und des Bildungshintergrundes die »Memoiren« als unleugbar von Schostakowitsch geschrieben erkannt zu haben. Zu dieser Auffassung kann nur gelangen, wer nicht mit den elementaren Regeln der Quellenkritik vertraut gemacht worden ist. Gerade in der Stilistik sind die Einfügungen von Wolkow deutlich sichtbar, und was den »Bildungshintergrund« betrifft, ist Belesenheit ja durchaus das Mindeste, was man auch Dissidenten zutrauen können müsste. Das bürgerliche Bewusstsein kann sich einfach den gleichen Effekt der von seinem Standpunkt aus verdammungswürdigen arglistigen Täuschung und erwünschter politischer Täuschung nicht vorstellen. Vergliche man die »Zeugenaussage« mit den 1979 entstandenen (und 1988 erstmals veröffentlichten) Erinnerungen »Aus der Sicht meiner Generation« des 1915 geborenen Schriftstellers Konstantin Simonow, dann würde auf schlagende Weise klar, wie Inhalt, Stilistik, Diktion und Bildungshintergrund bei authentischen und tatsächlich selbst geschriebenen Memoiren aussehen müssten. Aber Simonow ist für diese Leute aufgrund seiner »Staatsnähe« selbstredend kein brauchbarer Zeuge.
Der somit für den ideologischen Klassenkampf schön hergerichtete Titel des Wolkow-Buchs verfehlt sachliche Richtigkeit. Korrekter hätte er zu lauten: »Meine Gespräche mit Schostakowitsch. Eine politische Interpretation. Von Solomon Wolkow«. Ein solches Buch hat Wolkow 2004 verfasst: »Stalin und Schostakowitsch. Der Diktator und der Künstler«. Wer nun die »Zeugenaussage« kennt, erfährt natürlich lediglich Variationen der politischen Endlosschleife vom insgeheimen Dissidenten Schostakowitsch, der Tyrannei Stalins, der absoluten Knebelung der »russischen« Intelligenz und anderes mehr. Auch diese Arbeit stimmt interpretativ hinten und vorne nicht, aber auffällig ist zweierlei: Auf die »Zeugenaussage« wird kein Bezug mehr genommen, und die Einwände aus dem »Shostakovich Casebook« werden vollständig übergangen. Die in dem Porträt genutzte Form der ideologischen Rhetorik ist selbstverständlich ehrlicher, wenn sie auch dadurch nicht sachlicher wird. Manipulativ bleibt der ganze Wolkow trotzdem, so wenn er z. B. in der Reflexion Eisensteins über seinen Theaterlehrer Wsewolod Meyerhold (1874–1940) dessen Memoiren verkürzt und damit sinnentstellend zitiert oder wenn er als Konklusion die gewöhnliche artifizielle These anbietet, Schostakowitschs Musik sei »weder pro- noch antisowjetisch, sondern einfach nichtsowjetisch« gewesen. Nichts wirkt so falsch wie dieser letzte Satz bürgerlicher Herkunft, deren Horizont so begrenzt ist wie der wohlige Schauer am Untergang der Existenz des auf sich selbst zentrierten Intellektuellen, der subjektive Empfindungen zu objektiven Kriterien umdeutet.
Der 40. Todestag des revolutionären Komponisten Dmitri Schostakowitsch sollte einem neugierigen Publikum Anlass genug sein, das monumentale Werk selbst sprechen zu lassen, das ohne die produktive Perspektive des Sozialismus und die positive Ausrichtung auf die Sowjetunion gar nicht entstanden wäre.

Anmerkungen

1 Vgl. Zeugenaussage. Die Memoiren des Dmitrij Schostakowitsch. Aufgezeichnet und herausgegeben von Solomon Volkow (1979), Frankfurt am Main/Berlin/Wien 1981, S. 14
2 Das müssen auch neuere biographische Arbeiten zugeben, obwohl sie sich sehr bemühen, den herrschenden Analysekonsens der Abspaltung des revolutionären Geistes von der ästhetischen Produktionseinstellung zu bedienen. Vgl. dazu z. B. Elsbeth Wolffheim: Wladimir Majakowskij und Sergej Eisenstein, Hamburg 2000, und Friedbert Streller: Sergej Prokofjew und seine Zeit, Regensburg 2003
3 Das hätte man alles zwischen 1975 und 1979 schon wissen können. Zuverlässiges biographisches Einführungsmaterial in Form von Erinnerungen oder Aufzeichnungen, wenn auch noch nicht immer vollständig, existierte über alle drei bereits seit Mitte der 1960er Jahre.
4 Dieter Thomä: Totalität und Mitleid. Richard Wagner, Sergej Eisenstein und unsere ethisch-ästhetische Moderne. Frankfurt am Main 2006, S. 28; das folgende Zitat befindet sich auf S. 27.
5 Laurel E. Fay: Shostakovich versus Volkov. Whose Testimony? (1980), in: Malcolm Hamrick Brown (Ed.): A Shostakovich Casebook. Bloomington/Indianapolis 2004, S. 19
6 Vgl. Laurel E. Fay: Volkov’s Testimony Reconsidered (2002), in: A Shostakovich Casebook, siehe Anmerkung 5, S. 57 f.
7 Gerd Rienäcker: Unterwegs zu Dmitri Schostakowitsch – in fünfzehn Schritten, S. 5
8 Solomon Wolkow: Stalin und Schostakowitsch. Der Diktator und der Künstler, Berlin 2004


een prachtig voorbeeld van zijn oeuvre, Symfonie nr. 10 in e, opus 93, opgenomen op 4 november 2011 in Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht, door het Nederlands Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Pablo Heras Casado voor NPO 4.

7.26.2015

laatste dag van de Gentse Feesten, dag 10

De Gentse Feesten lopen op hun einde.

Om 23u30 de enige echte The Scabs op het Sint-Baafsplein.


Voor wie geen plaats vind, is er om 23u het 'Jazz Orchestra of the Concertgebouw' op Trefpunt.


De Gentse Feesten afsluiten doen we met Raymond Van het Groenwoud. Stilaan een vaste waarde geworden. Vanaf op het Trefpuntpodium.