Hier blogt uw Kameraad Harko, kwestie van iedereen die het ook maar vaag zou kunnen interesseren op de hoogte te houden.
Uw kameraad blogt over de zaken die hem interesseren, zoals (religieus) erfgoed, geschiedenis, maar ook de betere muziek!
Op deze drukke decemberavond een podcast. De zeer luisterenswaardige reeks The Nonviolent Jesus Podcast brengt een interview met de ronduit geniale Joan Boaz.
Meer dan 100.000 mensen tijdens de betoging van 14 oktober. Maar dat
maakte weinig indruk op de Arizona-regering. Integendeel, de asociale voorstellen vliegen
ons om de oren. Tégen werknemers. Tégen de sociale zekerheid. Maar
vooral: telkens in het voordeel van de werkgevers. We gaan door tot naar
ons geluisterd wordt.
Staak mee tijdens de stakingsdriedaagse!
24-25-26 november: spoorwegen
25 november: openbare diensten en onderwijs
26 november: interprofessionele nationale staking in de privésectoren
Liever dan te luisteren naar de bezorgdheden van
zoveel mensen die telkens weer de straat op komen, liever dan het belang
van het sociaal overleg te respecteren en compromissen te sluiten, provoceert de Arizona-regering onnodig. Deze
regering laat onze sociale zekerheid nóg verder leegbloeden, met de
uitbreiding van flexi-jobs, studentenjobs en werkgeversvrijstellingen.
In verschillende sectoren staat het sociaal overleg intussen zwaar onder druk.
De gevolgen laten zich voelen in een almaar groeiende actiebereidheid. Staken doen we niet zomaar, maar in het algemeen belang. Voor méér sociale rechtvaardigheid, voor een sterkere sociale zekerheid én de toekomst van onze welvaartstaat.
Staken is in deze context méér dan nodig, nuttig en constructief.
Stamp Media brengt deze week een stuk over Afrofuturisme, dekolonisatie van dromen. Een leuk essay van Patricia da Costa.
Kolonisatie
rooft niet alleen land, maar ook de mogelijkheid tot dromen. Generaties
groeiden op zonder zichzelf ooit als held of toekomstdrager te zien. In dit essay onderzoekt Patricia da Costa de impact van de (de)kolonisatie van verbeelding. “Wat blijft er van je verbeelding over, wanneer je dromen als onmogelijk worden verklaard?”
De Franse psychoanalyticus en denker Frantz Fanon schreef al in zijn boek ‘Black skin, white masks’
dat kolonisatie niet stopt bij het koloniseren van land en
grondstoffen, maar dat het verder gaat. “De gekoloniseerde heeft geleerd
zichzelf te bekijken door de ogen van de kolonisator”, schreef hij.
Je hoeft daar niet eens
lessen over te krijgen. Vaak begint het op schoolbanken, in films, maar
ook in de gesprekken om ons heen, in wat wel of niet wordt verteld. Op
mijn eigen school ging het over Afrika enkel in termen van slavernij,
armoede en honger. Over alle acties die moeten worden gevoerd om daar te
kunnen helpen.
Nooit ging het over wat
er eigenlijk was vóór de slavernij en de Europese schepen. En daardoor
leerden wij onbewust dat vóórdat Europa kwam, Afrika een leeg blad was
dat pas ontstond wanneer iemand hen ‘ontdekte’.
De eenzijdigheid blijft
daar. In veel westerse onderwijssystemen blijft het narratief over
Afrika beperkt tot slavernij, armoede en conflict. Er wordt nauwelijks
gesproken over de architectuur, tradities, politieke structuren of de
geschiedenis vóór de slavernij. Dit voedt het idee van wat sommige
denkers ‘historische amnesie’ noemen: een collectief geheugenverlies
over wie de mensen waren voor de slavernij.
De gevolgen zijn
zichtbaar. Negatieve percepties en representatie hebben gezorgd voor een
vertekend beeld van Afrika. Oorlog, hongersnood, corruptie, ziektes en
armoede lijken bijna ‘kenmerken’ van Afrika geworden. Zoals Japhace
Poncian schrijft in ‘The persistence of Western negative perceptions about Africa: Factoring in the role of Africans’: de mainstream media versterkt dit narratief, maar doet er weinig aan om het te ontkrachten.
Afro-pessisme
Misschien is het niet
genoeg om te zeggen dat zwarte mensen hun geschiedenis vergeten zijn.
Volgens denkers uit de stroming van het Afro-pessimisme zoals Frank B
Wilderson III, Saidiya Hartman en Jared Sexton, ligt het probleem veel
dieper. Zwart-zijn is volgens hen niet enkel een culture en raciale
identiteit, maar een structurele positie buiten het mens-zijn. In dit
beeld is het ‘noodzakelijk’ dat zwarte mensen lijden en ze niet worden
gezien als mensen. Wilderson schrijft in‘Afropessimism’: “Zwarte mensen hebben geen analogie in de menselijke wereld. Geen droom, geen toekomst, geen verlossing is de slaaf gegund.”
De samenleving is
gebouwd op de uitsluiting en instrumentalisering van zwarte lichamen.
Het is niet dat zwarte mensen geen toekomst mogen hebben, maar dat het
systeem zelf niet toelaat dat zij als toekomstdragers worden erkend. Het
ontbreken van verbeelding is geen gevolg van een gebrek van te weinig
representatie, maar wat Wilderson een ‘social death’ noemt: een
toestand waarin je leeft, maar niet volledig wordt gezien als mens. Het
is de diepgewortelde onmogelijkheid van zwarte toekomstverbeelding
binnen een wit denkkader.
Afro-pessimisme is geen
hoopvol kader, maar het maakt zichtbaar wat vaak onbenoemd blijft: dat
dekolonisatie niet stopt bij taal of cultuur, maar bij het recht op
jezelf in de toekomst te kunnen heroveren. En precies daar begint de
radicaliteit van de volgende beweging: afrofuturisme.
En daar komt
afrofuturisme om de hoek kijken, een artistieke en politieke beweging
die zwarte mensen een plek geeft in denkbare toekomsten: technologisch,
magisch, utopisch of dystopisch, maar steeds bevrijd van witte
suprematie. Van Marvel’s Black Panther, waarin Wakanda een
ongekoloniseerde Afrikaanse moderne staat is, tot in het
sciencefictionboek ‘De Zaaier’ van Octavia E. Butler over een zwarte
vrouw met een buitengewone gevoeligheid in een dystopische toekomst in
de Verenigde Staten.
Afrofuturisme
plaatst zwarte mensen als centrale figuren waarin alles mogelijk is en
dat is wat het zo krachtig maakt. Het weigert om zwart-zijn enkel te
koppelen aan trauma. Het is niet om het verleden te vergeten of als
onbelangrijk te zien, maar als een weigering om het verleden als enige
referentiepunt te hebben.
Voor mij persoonlijk
betekent dit iets fundamenteels. Ik herinner me hoe ik als kind keek
naar films en boeken zonder helden die op mij leken. Vandaag zie ik
verandering: in Limbaverse van Will-Limba Moleka, met een Angolees hoofdpersonage, of in Spiderman: into the Spider-Verse waar een zwarte jongen de held is. Maar het gevoel dat je nergens echt thuishoort, blijft hangen.
Afrofuturisme
doorbreekt dat. Het laat zien dat we in elke mogelijke tijd en ruimte
kunnen bestaan. Het is een manier van heling, maar ook tegelijk een daad
van verzet. Want dromen in vrijheid is een manier om koloniale
erfenissen letterlijk te herschrijven.
Het recht tot dromen
En ja, het voelt soms
onmogelijk. Hoe begin je met dromen wanneer het systeem je steeds
opnieuw vertelt dat het niet voor jou is weggelegd? Misschien begint het
klein: een verhaal, een film, een strip met hoofdpersonages die op jou
lijken.
Dekolonisatie van de
verbeelding is geen gek theoretisch idee. Het gaat over wie we durven te
zien als toekomstdragers, wie we toestaan te dromen, en welke verhalen
we vertellen over onszelf. Afrofuturisme gaat niet enkel over mooie
fantasieën, maar het is een vorm van verzet. Het laat zien dat wij
bestaan en onze verbeelding niet stopt bij de grenzen die ooit voor ons
werden getrokken.
Misschien begint de
heling net hier: niet door het verleden te vergeten, maar door het recht
op dromen op te eisen. Zoals kunstenaar en denker Rasheedah Philips
zegt: “Afrofuturisme is niet alleen een esthetiek, het is een strijd om
tijd– om het recht om jezelf te zien in het verleden, heden én de toekomst.”
"De ware subsidieslurpers zijn niet die professoren en schrijvers
die maandelijks in een academiezaal samenkomen, maar de arrogante
bovenklasse die privévluchten vanuit Deurne naar Nice of Dubai door de
belastingbetaler laat meefinancieren, maar dan met “werkingsmiddelen” in
plaats van subsidies."
Op deze grijze zondag een lezenswaardige tekst van Jan Dumolyn over het
besparingsbeleid van onze neoliberale Vlaamse regering.
De N-VA luistert alleen nog naar de ondernemersclub
Voka en heeft het traditionele culturele nationalisme definitief
losgelaten, schrijft Jan Dumolyn.
Er is al wat inkt over gevloeid, maar het blijft schokkend:
de Vlaamse regering heeft drastisch gesnoeid in de subsidies voor
kerninstellingen van het Nederlandstalige culturele en intellectuele
leven. De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde
(Kantl) verliest tegen 2027 bijna de helft van haar werkingsmiddelen,
zonder inhoudelijke evaluatie. Ons Erfdeel, dat decennialang de
culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen bevorderde, ziet
zijn steun gehalveerd en in een volgende fase nog verder
teruggeschroefd. Ook de Ultimas verdwijnen – een schrijnend afscheid van
wat ooit de Belgische Staatsprijzen voor Vlaamse Letterkunde waren, de
eerste officiële erkenning voor auteurs als Guido Gezelle, Cyriel
Buysse, Louis Paul Boon, Hugo Claus, Patricia De Martelaere en Kristien
Hemmerechts. Eenzelfde besparingslogica treft de Koninklijke Vlaamse
Academie van België (KVAB).
Met die kortzichtigheid ondergraaft
Vlaanderen niet alleen zijn taal-, cultuur- en wetenschapsbeleid, maar
ook een deel van de intellectuele infrastructuur waarop dat beleid
generaties lang steunde. Voor het grote publiek zijn ze misschien
onbekend of stoffig, maar academies voor taal, kunst en wetenschap gaat
terug tot de 17de eeuw, toen Europa kennis en cultuur begon te
organiseren in instellingen als de Académie française en de Royal Society.
Het
waren aanvankelijk natuurlijk elitaire genootschappen die de
natievorming moesten ondersteunen, maar ze groeiden uit tot symbolen van
de bijdrage van wetenschap, kunsten, geschiedenis, taal en cultuur aan
de maatschappelijke ontwikkeling. In de oorspronkelijk uitsluitend
Franstalige Belgische context kregen de Vlaamse academies bovendien een
emancipatorische functie. Kantl en KVAB zijn nog altijd maatschappelijk
relevant: ze stimuleren onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en
versterken taal en cultuur. En dat alles voor een overheidssubsidie die
binnen de Vlaamse begroting bijna niets voorstelt.
De Vlaamse culturele wereld trok fel van leer tegen bevoegd minister Caroline Gennez (Vooruit). Filosofe Tineke Beeckman (DS 22 oktober)
hekelde naar aanleiding van deze bezuinigingen het typische beoordelen
van cultuur op ofwel economisch nut (door de rechterzijde) ofwel moreel
activisme (door links). Zij pleitte voor de intrinsieke waarde ervan.
Schrijver Christophe Vekeman (DS Weekblad 25 oktober) verweet
Gennez een dedain voor het culturele verleden zelf. Niet dat er zonder
zulke academies of Groot-Nederlandse initiatieven nu plots geen waarde
aan de schone kunsten en letteren meer gehecht zou worden uiteraard.
Impulsen tot creativiteit en vernieuwing komen van onderuit. Maar vanuit
historisch standpunt is die cultuuraverse kleinburgerlijkheid van de
Vlaamse regering wel een symbolisch breukmoment.
Hefboom voor emancipatie
Zowel
de Vlaamse beweging, de socialisten en de christendemocraten
beschouwden traditioneel taal en cultuur als een fundamentele hefboom
voor emancipatie. Het Nederlands moest toegang bieden tot onderwijs,
maatschappelijke participatie, zelfontplooiing en economische
ontwikkeling. De flamingante socialist August Vermeylen benadrukte dat
de taalstrijd een middel daartoe was, geen doel op zich. Hij stond aan
de wieg van de vernederlandsing van de Gentse universiteit.
In
dat streven naar geestelijke ontvoogding werd ook aan de letterkunde
veel belang gehecht. De Vlaamse beweging had trouwens zelf ooit
avant-gardistische schrijvers zoals Paul van Ostaijen en Wies Moens. Na
de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de Vlaamse literatuur zich echter
kosmopolitischer en progressiever, met Claus en Boon als vrijgevochten
boegbeelden. Priester-dichters moesten nu plaats maken voor
maatschappijkritiek. Maar ook toen zou geen enkele politicus erover
gedacht hebben de grote Vlaamse schrijvers niet meer op een voetstuk te
plaatsen.
Vandaag breekt de Vlaamse regering dus nog wat meer met
zijn emancipatorische tradities: taal en cultuur lijken geen hefboom
meer. Maar die koerswijziging heeft diepere sociologische wortels. De
Vlaamse kapitalistische elite die zich na de oorlog ontwikkelde, heeft
nooit veel interesse betoond in cultuur of mecenaat, het bleef in
hoofdzaak beperkt tot statusvertoon en lidmaatschap van societyclubs.
Cultuur was voor veel hardwerkende ondernemers altijd een luxe en geen
maatschappelijke noodzaak. Het huidige beleid is daar een logisch
vervolg op: cultuur wordt gemeten aan economisch nut, niet aan
intrinsieke waarde of identiteit. Vandaag zijn de kunstenaars en
schrijvers die zichzelf Vlaamsgezind noemen bovendien op de vingers van
een hand te tellen, maar de liefde komt ook niet van de andere kant.
De
N-VA luistert nu blijkbaar alleen nog naar de ondernemersclub Voka en
lijkt het traditionele culturele nationalisme definitief te hebben
losgelaten – waarmee ik zeker niet wil suggereren dat alle Voka-leden
cultuurbarbaren zijn. Zelfs de eigen Vlaamse Volksbeweging en de
IJzertoren zetten ze op droog zaad. Vooruit en CD&V volgen slaafs
dat beleid. Wat overblijft, is een soort centennationalisme en veel
getoeter over technologische ontwikkeling en Vlaamse veerkracht. Jozef
Deleu, de oprichter van Ons Erfdeel, waarschuwde al in de jaren 80 voor
dat soort tamme middelmatigheid. Het is dan ook ironisch dat ook zijn
erfenis nu wordt wegbezuinigd.
Maar ook links verzaakt dus aan
zijn plicht. Het ideaal van volksverheffing – cultuur voor iedereen,
ongeacht inkomen – werd eigenlijk al in de jaren 70 overboord gegooid.
Zogenoemde expats
Waar
het Vlaams-nationalisme ooit taal zag als instrument van emancipatie,
gebruikt de N-VA die taal nu eerder om te disciplineren. Migranten en
anderstalige jongeren worden geconfronteerd met een hiërarchie van
talen: alleen het Nederlands telt, hun moedertaal wordt bestraft of
gemarginaliseerd. Die energie zouden we misschien beter gebruiken om
onze anderstaligen intensief met de Nederlandse letterkunde te
confronteren. Maar de zogenoemde expats – een woord dat ik nooit echt
heb gesnapt, maar waarvan ik denk dat het ‘rijke migrant’ betekent –
mogen natuurlijk wél overal ongehinderd Engels gebruiken. Ook aan de
universiteiten, waar het Nederlands langzaam maar zeker doodgeknepen
wordt.
Het idee dat echte levensvervulling voortkomt uit
wetenschappelijke ontwikkeling of kunstzinnige ervaring, los van
economische toepassing, klinkt hopeloos ouderwets. Maar literatuur,
muziek, natuurobservatie of zuivere wiskunde zijn niet elitair – die
misvatting bestaat jammer genoeg ook bij progressieven. Elitair zijn
rijke mannen die met helikopters hun bedrijfsfeesten aandoen en er de
werknemers gratis worsten en schlagermuziek voorschotelen. Of
voetbalploegen kopen en daarom in de pers als ‘grote meneer’ betiteld
worden. De ware subsidieslurpers zijn niet die professoren en schrijvers
die maandelijks in een academiezaal samenkomen, maar de arrogante
bovenklasse die privévluchten vanuit Deurne naar Nice of Dubai door de
belastingbetaler laat meefinancieren, maar dan met “werkingsmiddelen” in
plaats van subsidies.
Misschien moeten onze Vlaamse ministers Hendrik Consciences roman Baas Gansendonck
nog eens lezen. Die rijke, maar ongeletterde herbergier uit de Kempen
ging ten onder aan inhaligheid, hoogmoed en een gebrek aan zelfkritiek.
Steeds meer lijkt hij het spiegelbeeld van onze zelfgenoegzame Vlaamse
bovenklasse te worden.
Het immens interessante Tricontinental heeft zeer lezenswaardige update over Soedan.
Sudan Needs Peace Now
With more than a quarter
of the population displaced, numerous documented war crimes, and
widespread hunger, Sudan faces unthinkable violence and deprivation as
much of the world falls silent.
What is the reality on the ground in Sudan?
On 15 April 2023, war broke out between the Sudanese Armed Forces
(SAF) – led by the head of the Transitional Military Council, General
Abdel Fattah al-Burhan – and the Rapid Support Forces (RSF) – led by
Lieutenant General Mohamed ‘Hemedti’ Hamdan Dagalo. Since then, backed
by various governments from outside of Sudan, the two sides have fought a
terrible war of attrition in which civilians are the main victims. It
is impossible to say how many people have died, but clearly the death
toll is significant. One estimate
found that between April 2023 and June 2024 alone the number of
casualties was as high as 150,000, and several crimes against humanity
committed by both sides have already been documented by various human
rights organisations. At least 14.5 million Sudanese of the population
of 51 million have been displaced.
The people who live in the belt between El Fasher, North Darfur, and
Kadugli, South Kordofan, are struggling from acute hunger and famine. A
recent analysis
by the UN’s Integrated Food Security Phase Classification found that
around 21.2 million Sudanese – 45% of the population – face high levels
of acute food insecurity, with 375,000 people across the country facing
‘catastrophic’ levels of hunger (i.e., on the brink of starvation).
Since the war began, hundreds of thousands of internally displaced
people sought refuge in El Fasher, then held largely by the SAF. Roughly
260,000 civilians were still there in October 2025 when the RSF broke
the resistance, entered the city, and carried out a number of documented
massacres. Among those killed
were 460 patients and their companions at the Saudi Maternity Hospital.
The city’s fall has meant that the RSF is now largely in control of the
vast province of Darfur, while the SAF holds much of eastern Sudan –
including Port Sudan, the country’s access to the sea and international
trade – as well as the capital city of Khartoum.
There is no sign of de-escalation at present.
Why are the SAF and the RSF fighting?
No war of this scale has one simple cause. The political reason is
straightforward: this is a counter-revolution against the 2019 popular
uprising that succeeded in ousting President Omar al-Bashir, who
governed from 1993 and whose last years in power were marked by rising
inflation and social crisis.
The left and popular forces behind the 2019 uprising – which included
the Sudanese Communist Party, the National Consensus Forces, the
Sudanese Professional Association, the Sudan Revolutionary Front, the
Women of Sudanese Civic and Political Groups, and many local resistance
and neighbourhood committees – forced the military to agree to oversee
the transition to a civilian government. With the assistance of the
African Union, the Transitional Sovereignty Council was established,
composed of five military and six civilian members. Abdalla Hamdok was
appointed prime minister and judge Nemat Abdullah Khair chief justice,
with al-Burhan and Hemedti on the council as well. The military-civilian
government wrecked the economy further by floating the currency and
privatising the state, thereby making gold smuggling more lucrative and
strengthening the RSF (this government also signed the Abraham Accords,
which normalised relations with Israel). The policies of the
military-civilian government exacerbated the conditions toward the
showdown over power (control over the security state) and wealth
(control over the gold trade).
Despite their roles on the council, al-Burhan and Hemedti attempted
coups until succeeding in 2021. Having set aside the civilians, the two
military leaders went after each other. The SAF officers sought to
preserve their command over the state apparatus, which in 2019 absorbed
82% of the state’s budgetary
resources (as confirmed by Prime Minister Abdalla Hamdok in 2020). They
also moved to retain control of its enterprises, running more than 200
companies through entities such as the SAF-controlled Defence Industries
System (estimated $2 billion in annual revenue) and capturing a significant share of Sudan’s formal economy across mining, telecommunications, and import-export commodity trade. The RSF – rooted in the Janja’wid
(devils on horseback) militia – tried to leverage the autonomous war
economy centralised around the Al Junaid Multi-Activities Corporation,
which controls major gold-producing areas in Darfur and about half a dozen mining sites, including Jebel Amer. Since 50–80% of Sudan’s overall gold production is smuggled
(as of 2022) – mainly to the UAE – rather than officially exported, and
since the RSF dominates production in western Sudan’s artisanal mining
zones (which account for 80–85% of total production), the RSF captures
huge sums from gold revenue every year (estimated at $860 million from Darfur mines alone in 2024).
Beneath these political and material contests lie ecological
pressures that compound the crisis. Part of the reason for the long
conflict in Darfur has been the desiccation of the Sahel. For decades,
erratic rainfall and heatwaves due to the climate catastrophe have
expanded the Sahara Desert southward, making water resources a cause of
conflict and sparking clashes between nomads and settled farmers. Half
of Sudan’s population now lives with acute food insecurity. The failure
to create an economic plan for a population wracked by rapid changes in
weather patterns – alongside the theft of resources by a small elite –
leaves Sudan vulnerable to long-term conflict. This is not just a war
between two strong personalities, but a struggle over the transformation
of resources and their plunder by outside powers. A ceasefire agreement
is once more on the table, but the likelihood that it will be accepted
or upheld is very low as long as resources remain the shining prize for
the various armed groups.
What are the possibilities of peace in Sudan?
A path toward peace in Sudan would require six elements:
An immediate, monitored ceasefire that includes the creation of
humanitarian corridors for the transit of food and medicines. These
corridors would be under the leadership of the Resistance Committees,
which have the democratic credibility and networks to deliver aid
directly to those in need.
An end to the war economy, specifically shutting down the gold and
weapons pipelines. This would include imposing strict sanctions on the
sale of weapons to and the purchase of gold from the UAE until it severs
all relations with the RSF. Export controls at Port Sudan must be
implemented as well.
The safe return of political exiles and the start of a process to
rebuild political institutions under a civilian government elected or
supported by the popular forces – mainly the Resistance Committees. The
SAF must be stripped of its political power and economic assets and
subjugated to the government. The RSF must be disarmed and demobilised.
The immediate reconstruction of Sudan’s higher judiciary to investigate and prosecute those responsible for atrocities.
The immediate creation of a process of accountability that includes
the prosecution of warlords through a properly constituted court in
Sudan.
The immediate reconstruction of Sudan’s planning commission and its
ministry of finance to shift surplus from export enclaves toward public
goods and social protections.
These six points elaborate upon the three pillars of the African Union and the Intergovernmental Authority on Development’s AU-IGAD Joint Roadmap for the Resolution of the Conflict in Sudan
(2023). The difficulty with this roadmap – as with similar proposals –
is that it is dependent on donors, including actors that are implicated
in the violence. For these six points to become a reality, outside
powers must be pressured to end their backing of the SAF and the RSF.
These include Egypt, the European Union, Qatar, Russia, Saudi Arabia,
the UAE, and the United States. Neither this roadmap nor the Jeddah
channel – a Saudi-US mediation track launched in 2023 that focuses on
short truces and humanitarian access – includes Sudanese civilian
groups, least of all the Resistance Committees.
Gisteren maakte de Vlaamse regering haar beslissing
over de subsidies voor de middenveldorganisaties bekend. Het resultaat:
boven op de twaalf organisaties die een negatief advies van de
beoordelingscommissie ontvingen, worden ook de subsidies voor zes
positief beoordeelde organisaties stopgezet of sterk teruggeschroefd.
‘Organisaties verliezen het gevoel dat ze kritisch mogen zijn.’
Na wekenlange discussies werd gisteren dan toch eindelijk de knoop
doorgehakt over de subsidies van de 136 erkende socio-culturele
organisaties. De werkingssubsidies voor de Vlaamse
middenveldorganisaties worden om de vijf jaar toegekend. Voorafgaand
ondergaan alle organisaties een grondige evaluatie van hun werking. Een
onafhankelijke beoordelingscommissie geeft op basis van die doorlichting
een advies aan de Vlaamse regering.
Die objectieve beoordelingscommissie gaf twaalf organisaties –
waarvan enkele met Vlaams-nationalistische achtergrond zoals het
Vlaams-Kruis en de Vlaamse Volksbeweging – een negatief advies. Dat viel
in slechte aarde bij N-VA. De partij reageerde door de
onafhankelijkheid van de beoordelingscommissie in twijfel te trekken.
Door de politieke koehandel die volgde op het negatief advies voor de
Vlaamsgezinde organisaties, verliezen nu ook twee linksgeoriënteerde
organisaties hun subsidies. Vier organisaties krijgen ‘een tweede kans’.
In de praktijk betekent dat zij financieel worden afgestraft door amper
het wettelijk minimum te ontvangen.
Gewelddadig extremisme
Onder die organisaties bevindt zich ook GetBasic, de vzw achter nieuwssite De Wereld Morgen.
Reden voor de beslissing om de linkse organisaties ondanks hun
positieve beoordeling op droog zaad te zetten, zou volgens de regering
steun aan organisaties met gewelddadig extremisme zijn. Daarmee doelt de
regering op Code Rood, een organisatie die klimaatacties en
pro-Palestijnse protesten organiseert. In de marge van die protesten
kwam al eens materiele schade voor.
De Wereld Morgen laat in een open brief weten
dat noch zij, noch een van de andere getroffen organisaties ooit hun
steun uitspraken voor de acties van Code Rood: ‘Voor de duidelijkheid:
geen enkele van de geviseerde organisaties was betrokken bij de
vernielingen die door Code Rood zijn aangericht en geen ervan steunt
die. Maar als je wil dat activisten leren hoe ze zich binnen de
democratische ruimte kunnen verzetten, is het laatste wat je moet doen
de organisaties die hen dat willen leren subsidies afnemen.’
N-VA neemt revanche
De nieuwssite is echter al langer een doorn in het oog van N-VA. Zo
liet toenmalig minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) De Wereld Morgen
twee jaar geleden doorlichten toen het na de vernieling van een
Palestijns ziekenhuis de kant van de Palestijnen kozen. Niet toevallig
op een moment waarop Bart De Wever (N-VA) zei ‘resoluut de kant van het
licht en dus Israël’ te kiezen. ‘Wij konden ons niet van de indruk
ontdoen dat het probleem van de N-VA niet zozeer was dat we een kant
kozen, maar dat we niet aan hun kant gingen staan’, aldus De Wereld
Morgen.
Het afnemen van de subsidies lijkt dus vooral politiek gemotiveerde
revanche, eerder dan een eerlijk en gemotiveerd beleid. Dat vreest ook
Hanne Geukens, directeur van De Federatie, de sectorvereniging van
socio-culturele organisaties. ‘Organisaties verliezen het gevoel dat ze
kritisch mogen zijn, dat ze mogen experimenteren, dat ze mogen vallen en
opstaan. Het is bovendien een onverantwoorde beslissing en een
alarmerend precedent dat rechtszekerheid van groepen burgers en
organisaties tot nul herleidt.’
Experts door regering aangesteld
Geukens vindt het bijzonder kwalijk dat het oordeel van de
beslissingscommissie niet alleen in de wind wordt geslagen, maar ook in
twijfel getrokken wordt. ‘De commissie werkt met een grote groep
experten met diverse achtergronden. Bovendien werden ze allemaal door de
regering goedgekeurd. Het trieste politieke schouwspel dat zich de
afgelopen weken voltrok, staat mijlenver af van het werk van de
commissie. Voor haar advies gaat ze zeker niet over een nacht ijs. Elke
beslissing wordt gemotiveerd en volgens neutrale parameters genomen. Dat
hen nu wordt verweten linkse organisaties te bevoordelen, klopt gewoon
niet. Er zijn ook vandaag nog organisaties met een rechtse insteek die
subsidies ontvangen.’
‘Deze beslissingen zijn niet te motiveren binnen de eigen
beleidskaders. Hiermee overschrijdt de Vlaamse regering een cruciale
grens. Dit zijn intentieprocessen die geen enkele juridische grond
hebben. En dus volslagen willekeur, om te raken wie men wil raken’, zegt
Geukens strijdvaardig. ‘We gaan dan ook in gesprek met de getroffen
organisaties om te zien wat de volgende stappen zijn.’
Mond snoeren
Ook algemeen directeur van beweging.net Liesbeth De Winter spreekt
van een ongekend en gevaarlijk precedent. ‘Het feit dat de politiek kan
ingrijpen in een procedure bij echte fouten, is op zich positief. Ook in
deze beslissing zijn onderliggend enkele fouten rechtgezet. Maar
tegelijk merk je dat op een voorheen ongekende basis, zonder duidelijke
motivering of bewijs, enkele organisaties worden gestraft.’
‘De beslissing geeft de indruk een afrekening te zijn voor een
kritische houding en andere mening. Dat is hoogst problematisch’, stelt
De Winter. ‘Het is een niet mis te verstaan signaal naar anderen, zwijg
of we zullen u financieel het zwijgen opleggen. Dat soort praktijken
mogen we in een democratie niet tolereren.’
Het Vaticaan heeft een documentaire gedropt over de jeugdjaren van Paus Leo XIV.
The Vatican media documentary about the roots of Robert Francis Prevost in his native United States. It follows an itinerary that begins with his childhood in Dolton, through the memories of his brothers Louis and John, and continues among schools and universities, communities and parishes, featuring the voices of confreres, teachers, classmates, and longtime friends.
A production of the Vatican Dicastery for Communication, in collaboration with the Archdiocese of Chicago and the Apostolate El Sembrador Nueva Evangelización (ESNE), broadcast on the official channels of Vatican Radio – Vatican News.
"De Vlaamse regering trekt de stekker uit kritische verenigingen en noemt dat “evenwichtige besparingen”. In werkelijkheid is het een frontale aanval op het middenveld en daarmee op onze democratie."
Op deze fraaie donderdag een historische podcast. The Real News Network brengt een special over Tupac Amaru II en de grote opstand tegen Spaans koloniaal bewind op het einde van de 18de eeuw.
Reginald Moreels gaf in DeWereldMorgen zijn ongezouten mening over de verschrikkelijke genocide in Gaza.
“In dertig jaar als oorlogschirurg heb ik dit zelden
gezien. Deze
oorlog wordt gevoerd door mensen die elke vorm van menselijkheid hebben
verloren. Elke vorm van rationaliteit, emotionaliteit en spiritualiteit
zijn ze kwijtgeraakt. Er wordt nog beter omgegaan met slachtvee dan met
de bevolking van Gaza."
Bart
De Wever heeft nog maar eens uitstel gekregen voor de begroting. Onze
voorzitter Ann Vermorgen reageert scherp en stelt dat er dringend meer
rechtvaardigheid moet komen: "Dat vraagt vooral introspectie aan alle
partijen aan tafel. Gewone mensen hebben geen boodschap aan politieke
spelletjes, maar aan verantwoordelijke leiders. Daarom is een
rechtvaardige begroting nodig. Een correcte bijdrage van vermogen,
waarbij allé vermogensinkomsten, op een gelijke manier bijdragen als
inkomsten uit arbeid."
Ook moet
deze regering meer moed hebben om het geld daar te halen waar écht het
zit. Onze voorzitter ziet alvast waar er gigantische efficiëntiewinsten
te boeken vallen: "Er zijn correcte sociale bijdragen voor alle statuten
nodig. En een afbouw van bewezen nutteloze loonsubsidies. Ook een
correcte inning van belastingen, onder meer van de BTW. Deze BTW-kloof, –
het verschil tussen de verwachte btw-inkomsten en het geïnde bedrag, is
in ons land 4 procentpunt hoger dan het EU-gemiddelde. Die kloof
terugbrengen van 11% naar 7% door striktere controles en procedures zou
een meerinkomst van 1.6 miljard euro betekenen."
Op deze fraaie zondag een tekst over katholiek zijn, over man zijn en over de mystici als tegengif voor toxiciteit.
"Are you a Catholic man who's fat and ugly?," the man on my screen asks. "Well, now you can just be ugly!"
I'm watching a Catholic fitness coach
advertise his business of getting Catholic men to "practice what you
preach by taking care of your body." In another video, a different
influencer who describes themselves as an "Unchivalrous Catholic" has a
video in which he responds to Trump granting refugee status to South
African immigrants by saying: "Funny how once we started taking in attractive immigrants liberal white women are fighting for borders."
In the "manosphere," a word that refers to a pocket of podcasts,
social media accounts and influencers whose primary audience is young
men, content varies: There are hangout podcasts focused on hookups and
drunken nights out, fitness influencers who post motivational gym videos
and hustler coaches with businesses to help men make money (sometimes
in the form of pyramid schemes). Put simply, it's a digital space
reflecting the modern ideal of what it means to be a man. And it has an
interesting subsection in Catholicism.
You know you've found the Catholic manosphere if the
influencers are working out, drinking beer, smoking cigars or eating a
steak on a wooden cutting board while talking about the Latin Mass or
the Crusades. Or commentators might be giving religious reactions to
things like Chappell Roan publicly stating that she doesn't want kids or
the controversial Olympic opening ceremonies last summer. Other
influencers focus their content on dating tips, ostensibly helping
Catholic men get a girlfriend who is "traditionally-minded."
The internet, like everything, should be used in moderation. And the
kind of short form content common in this circle of influence only
creates an echo chamber online that emphasizes harmful and, frankly,
unchristlike ideals. If it must exist, the Catholic manosphere should
push Catholic men away from the noise and division of the internet and
toward the silence and meekness of Christ. If we make content on the
internet, especially if we're stamping "Catholic" on it, our goal
shouldn't be to get more views, but to create something that glorifies
Christ and makes saints.
That's where the Catholic manosphere misses the mark.
Here, so-called "virtues" center a masculinity in which being the
loudest, fittest and edgiest means more than a strong interior life and
actual spiritual fruit. Authentic masculinity always produces corporal
acts of mercy. Any crafted ideal of manhood that doesn't include
sheltering the homeless and feeding the hungry is warped.
Our historical mystics understood this. Catholic mysticism emphasizes
the growing personal union one has with Christ; its end is oneness with
Christ. Everyone is called to this encounter, and there are many male
teachers, saints and church doctors who can serve as guides for modern
men.
St. John of the Cross (Archdiocesan Museum in Katowice/Wikimedia Commons)
Take St. John of the Cross. A Spanish Carmelite during
the height of the Reformation, his poetry "Dark Night of the Soul" and
"Spiritual Canticle" focus on his longing for Christ. Alongside St.
Teresa of Avila, another saint whom men can learn from, he reformed the
Carmelite way of life. John's holiness led to his canonization, as well
as his title of doctor of the church. Here is a true man, a man after
God's heart, and yet he is all but omitted from the discussions in the
Catholic manosphere. After all, being a poet doesn't fit into the
manosphere's idea of masculinity. (Men are supposed to lift weights, not
write poetry longing for Christ!)
More threateningly to these Catholic influencers, the mysticism of
the church focuses not on how to better oneself, but on how to share one
heart with Christ. Mysticism requires that we focus on our own soul and
on Christ, not on getting in shape or getting a girlfriend. Taking care
of one's body and desiring to have a life partner are good things, but
our desires need to be first ordered towards Christ; and so too should
we encourage others to first seek Christ.
The Catholic manosphere can be motivational or incendiary, but it
isn't often helping men become more meek. So, men: don't look to the
manosphere to learn masculinity — look to the mystics. If you like
podcasts, try "St. Anthony's Tongue," which focuses on a different
mystic every episode. Grab a book by a Catholic mystic, like The
Interior Castle, written by Teresa of Avila, or Seven Storey Mountain,
by Thomas Merton. Do a novena to St. John of the Cross. Let the mystics
guide you to the truest representation of what it means to be a man: the
one who became Man.
In Nederland heeft extreem-rechts een propaganda-stunt uitgehaald. Een ia-gemaakt 'lied', openlijk xenofoob, een haatlied tegen vluchtelingen, wordt momenteel gepusht als 'hit', het wordt zodanig veel gestreamd dat het in de hitlijsten terecht komt (en dus nog mee gepusht wordt). Gelukkig is er ook een tegenbeweging op gang gekomen rond dit fantastische lied. Sophie Straat maakte een lied over dromen van een betere wereld, over verdraagzaamheid en liefde. Beluister het lied, lees de tekst, stream en deel.
Ik val in slaap op mijn troon van koninklijk fluweel
Ik doe alles waar ik zin in heb
In mijn roze luchtkasteel
Ik mag eten, ik mag drinken, 'k mag vrijen met wie ik wil
In mijn dromen ben ik Marie Antoinette
In de eenentwintigste eeuw
Hey Hey
De AZC's zijn allang verleden tijd
De dealer heeft alleen maar biologisch kwaliteit
In Rusland kan je zijn wie je eigenlijk wil zijn
En in de Champions League finale mag hij zoenen met een hij
De jungle in Brazilië daar komt niemand ooit meer aan
De koeien en de varkens hebben ook recht van bestaan
De VVD zal nooit meer op een voetstuk staan
En Prins Bernhard heeft alleen nog maar
Een heel klein huisje op de maan
En als ik wakker wordt dan lijkt het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de ander veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
Vrijheid gelijkheid en zusterschap
In Afghanistan gaan vrouwen naar de universiteit
Heel Texas kent abortus met een buddy aan je zij
Op de westelijke oevers is de oorlog reeds voorbij
En de Sionkerk in Urk sluit haar deuren voor altijd
Niemand heeft hier ooit gehoord van kinderbijslag
De ijsbeer op de noordpol loopt rond met een grote lach
Alle kInderen in Pakistan hebben vakantie elke dag
En dat allemaal in mijn wereld zonder bijbels gezag
En als ik wakker wordt dan lijkt het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de anders veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
Vrijheid gelijkheid en zusterschap
En als ik wakker wordt lijkt dan het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de anders veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
En als ik wakker wordt dan lijkt het wel de achttiende eeuw
De een heeft niets te zeggen, en de anders veel te veel
Weer een stap achteruit, is er nou niemand die schreeuwt
Er gaat veel mis in het onderwijs. In de publieke opinie en bij heel wat collega's is dat dan de schuld van 'de pedagogen', zij die niet voor de klas staan, die die weer iets uitgedacht hebben.
De neoliberale besparingsregering levert een bijdrage aan dat dedain voor expertise. Het buikgevoel en het parler vrais van minister Demir lokte bij onderwijskundigen Jan Masschelein en Maarten Simons een zeer lezenswaardig opiniestuk uit. We nemen het hier integraal over.
‘Pedagogen als zondebok? Wij vrezen dat de geschiedenis zich herhaalt’
‘Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir lijkt met haar woorden het
eeuwenoude misprijzen voor ‘de pedagoog’ nieuw leven in te blazen’,
schrijven Jan Masschelein en Maarten Simons na de gastles die de
minister deze week gaf aan 800 studenten psychologie en pedagogie van KU
Leuven.
In haar ‘les’ voor psychologen en pedagogen eerder deze week aan de
KU Leuven zegt onderwijsminister Zuhal Demir dat een ‘aantal pedagogen’
zich in het verleden te veel met het onderwijs hebben beziggehouden in
de plaats van onderwijsspecialisten. En dat dat zou moeten veranderen.
De invloed van pedagogen zou geleid hebben tot verpampering en het
vergeten van het belang van kennis.
Over de indruk die ze heeft nagelaten bij de studenten psychologie en
pedagogiek in de zaal moeten we niet al te zeer twijfelen: dat we in
het onderwijs eigenlijk geen pedagogen hoeven. Die
indruk blijkt ook uit het commentaar op ROB, de regionale zender die
van het gebeuren verslag uitbrengt, waar het niet gaat over een
‘aantal’ pedagogen, maar over ‘de’ pedagogen.
Maar los van het nalaten van die indruk zijn haar uitspraken
verontrustend. De minister lijkt met haar woorden het eeuwenoude
misprijzen voor ‘de pedagoog’ nieuw leven in te blazen.
Of iemand heeft ingefluisterd wat ze heeft gezegd, weten we niet,
maar de minister beschikt duidelijk niet over volledige of correcte
informatie. Studenten pedagogiek verdienen erkenning voor hun engagement
en potentieel — ze verdienen vertrouwen en ondersteuning, niet
wantrouwen nog voor hun opleiding goed en wel begonnen is.
Verlichte onderwijsexperten
We vinden het onze verantwoordelijkheid naar de studenten toe om de
uitspraken van de minister over pedagogen te corrigeren. Vooreerst waren
de ‘pedagogen in het verleden’ waar de minister naar verwijst eigenlijk
altijd al zogenaamde onderwijsspecialisten. Daaronder ook prominente
beleidsbepalers onder verschillende Vlaamse onderwijsministers in de
afgelopen decennia, naast tal van onderwijsspecialisten in onder meer de
lerarenopleidingen.
Ook toen al wilden die onderwijsdeskundigen zich maar al te graag
onderscheiden van ‘de pedagogen’ omdat die volgens hen te normatief of
belerend zouden zijn. Het zou die pedagogen aan deskundigheid ontbreken
en als er iets mis loopt in het onderwijs dan is de zondebok snel
gevonden.
Dat neerkijken op pedagogen was er toen, en dat is er nu nog steeds
in hoofde van tal van beleidsmakers en zogenaamde ‘echte’
wetenschappers. Wat op zich natuurlijk heel paradoxaal is: aan de ene
kant worden pedagogen vaak verguisd en buiten het beleid gehouden, maar
tegelijkertijd zijn ze de grote schuldigen als het fout loopt ook al
stonden ze de facto buitenspel. Zondebokken dus.
We moeten ook in herinnering brengen dat een aantal van die
invloedrijke onderwijsspecialisten niet zozeer didactisch of
onderwijskundig naar onderwijs keken. Ze wilden in zeer grote mate
gewicht aan hun expertise geven door zich te beroepen op de psychologie.
Niet enkel de psychotherapeutische stromingen wanneer het om de
ontdekking van ‘welbevinden’ gaat, maar ook de cognitieve psychologie en
de verschillende visies op kennisconstructie. In handen van die
onderwijsspecialisten werd het pedagogisch-didactische of het
onderwijskundige louter een vorm van toegepaste psychologie (daarbij
fundamenteel onrecht doend aan de eigenheid van zowel de psychologie als
bijvoorbeeld de didactiek).
Vanuit deze experten werd bovendien in belangrijke mate de focus op
‘welbevinden’, maar ook het zogenaamde ‘competentiegericht’ en
‘competentie-gebaseerd’ onderwijs mee gepromoot. Vanuit deze hoek was er
een uitgesproken voorkeur voor datgene wat men ‘leerling-gecentreerd’
onderwijs noemt (onderwijs op maat, en meer en meer ook gepersonaliseerd
onderwijs), waarbij de leerkracht in eerste instantie een coachende rol
heeft en waar de inhouden louter informatie(f) en dus functioneel zijn.
En hier is er trouwens weinig nieuws onder de zon: een aantal
onderwijsspecialisten zal vandaag opnieuw de cognitieve psychologie
inroepen om bijvoorbeeld het belang van (voor)kennis in onderwijsdoelen
te onderlijnen (iets dat trouwens al decennialang door (vak)didactici
wordt bepleit), en om nu komaf te maken met die focus op competenties,
welzijn en coaching die een aantal van die specialisten voorheen zelf
sterk hebben bepleit. Uiteraard, voor die verlichte onderwijsexperten
die vandaag het hoge woord voeren zijn de pedagogen opnieuw kop van jut.
In tegenstelling tot wat de onderwijsminister beweert, heeft het
beleid en de onderwijspraktijk de laatste vijfentwintig jaar dus niet
zozeer naar een aantal pedagogen geluisterd, maar naar een aantal
onderwijsspecialisten die zich uitdrukkelijk geen pedagoog wilden
noemen. Misschien hadden beleidsmakers precies wat meer kunnen luisteren
naar een aantal pedagogen. Zo waren er pedagogen die al aan het begin
van het vorige decennium de school verdedigden tegen al de pogingen om de inhoud
(of de rijke werelden van de taal, de getallen, de dieren,
natuurkrachten, ….) te verwaarlozen ten voordele van generieke en af te
vinken competenties.
Ook toen al waren er vanuit pedagogische hoek vragen bij de
expliciete focus op psychisch welbevinden waarvan men blijkbaar ‘wist
dat’ men dan sneller of beter leert. Het moet bijna twintig jaar geleden
zijn dat die pedagogen bij leerkrachten het belang van de ‘liefde voor
het vak’ onderlijnden om te vermijden dat alles verdampt in generieke
competenties en toen ook durfden spreken van zoiets als de noodzaak van
‘pedagogische discipline’.
Misschien had men ook kunnen luisteren naar een aantal pedagogen die
al halverwege het vorige decennium signaleerden dat het centraal stellen
van de leerling en de obsessie met onderwijs op maat, de emanciperende
kracht van de school uitholt.
Bedachtzaamheid en terughoudendheid
Het punt is niet dat deze pedagogen het bij het rechte eind hadden,
en de opgevoerde onderwijsspecialisten niet. We vragen alleen om enige
vorm van bedachtzaamheid en terughoudendheid wanneer het gaat om
onderwijsbeleid en het volgen van experten, zeker wanneer die
onderwijsexperten zich uitdrukkelijk boven anderen plaatsen.
Maar we vrezen dat de geschiedenis zich herhaalt. Ook nu is er een
kleine krans van onderwijsspecialisten dat de waarheid in pacht heeft en
samen met de minister het beleid uitstippelt.
Misschien nog meer dan vijfentwintig jaar geleden sabelen deze
specialisten alle afwijkende inzichten, ideeën of voorstellen haast a
priori neer als ‘onwetenschappelijk’ en onderscheiden ze zich weer
uitdrukkelijk van ‘de pedagogen’. Net zoals toen vragen we dus om enige
voorzichtigheid wanneer pedagogen zonder meer opzij worden geschoven.
We hopen dat de heftigheid waarmee dat gebeurt toch enige argwaan
oproept ten aanzien van de geclaimde wetenschappelijkheid van die
experten (alsof anderen opzij duwen de enige manier is om zichzelf in de
kijker te plaatsen).
Een aantal van die opzij geschoven pedagogen zegt trouwens dat net
zoals de uitgesproken focus op het welbevinden van de leerling en op
competenties destijds, de exclusieve focus op gedragsmanagement en
kennis vandaag de kracht van de school compleet uitholt. Die pedagogen
voeren aan dat we op de korte termijn misschien wel beter zullen scoren
op de Vlaamse en internationale toetsen, maar dat dit hoegenaamd niet
bijdraagt tot een grondige, brede basisvorming en jonge mensen met maturiteit.
Een aantal van die pedagogen voeren bovendien aan dat precies
daardoor de school nog meer aantrekkingskracht verliest voor jongeren én
voor leerkrachten (met nog meer lerarentekorten en nog meer
leerlingenuitval tot gevolg). Het zijn pedagogen die vandaag pleiten om
de school meer school te laten zijn, meer in te zetten op een
avontuurlijke, spannende, geëngageerde en ja ook gedisciplineerde
kennismaking met (nieuwe) werelden. En dit in de plaats van enkel op het
najagen van goed gedrag en leerwinst (een heel ‘volwassen’ maar erg
lege passie).
Een aantal van die pedagogen denkt dat we over twintig jaar gaan
zeggen: hoe kan het toch dat het onderwijsbeleid zich twee keer na
elkaar heeft laten vangen door haast blindelings achter de vlag te lopen
van een kleine groep specialisten? En we maken ons geen illusies. Over
vijfentwintig jaar zal men uiteraard weer kunnen zeggen: het was de
schuld van de pedagogen.
We hebben ze al eerder geformuleerd, maar we herhalen graag onze
voorzichtige hypothese, dat de sterkte van het Vlaamse onderwijs lag in
de rijkdom van het pedagogische landschap, met een enorme diversiteit
aan vormen van school-maken en pedagogisch leven. Sommige
onderwijsspecialisten zien hierin een nostalgisch verlangen van ons, als
pedagogen, naar lang vervlogen (katholieke) tijden. Daar gaat het niet
om.
Waar het om gaat is om opnieuw te durven inzetten op nieuwe vormen
van school-maken. Het gaat vandaag misschien toch echt wel om meer dan
effectiever doen wat we al doen. Dus niet louter het effectiever maken
van het leren, maar andere dingen doen, dingen die jongeren terug
aandachtig en nieuwsgierig maken, om de school voor zowel kinderen als
leerkrachten interessant te maken. De school terug als een uitdagend
vormingsmilieu dat meer en iets anders belooft en biedt dan (leer)winst.
Zoals voor alle leven geldt wellicht ook voor het school-leven dat de
diversiteit van haar vormen (bio-diversiteit) tegelijk de levenskracht
en de levengevende kracht van afzonderlijke vormen versterkt. En dat is
misschien ook een reden om een grote diversiteit aan onderzoek en
deskundigheid te erkennen, die precies een rijk schoolleven kan
ondersteunen en mee vorm geven– rijk en boeiend, vormend.
Een school die op het moment dat kinderen er vertoeven interessant en
leven-gevend is, en niet enkel omwille van de beloofde opbrengsten
later.
Dit is trouwens iets dat we onze toekomstige pedagogen aan de
universiteit willen bijbrengen. Deze studenten volgen de opleiding
‘pedagogische wetenschappen’ – dus in het meervoud. En degene die zich
in onderwijsmaterie willen specialiseren in de master kiezen voor
‘onderwijs- en vormingswetenschappen’ – onderwijs én vorming dus op
dezelfde hoogte.
We denken dat deze pedagogen wel degelijk kunnen bijdragen aan een
zorgzame én effectieve organisatie van het lesgeven en het schoolleven.
Niet door anderen – waaronder ook leerkrachten of directies – te
kleineren of weg te zetten als ‘niet-wetenschappelijk’, maar door pedagogische
(jawel) bedachtzaamheid die vertrekt van de daadwerkelijke erkenning
van vele expertises en vele betrokkenheden. Een erkenning ook van het
brede engagement voor deze specifieke vorm van leren én leven die we
‘school’ noemen en waar onze kinderen een groot deel van hun tijd
doorbrengen.
Dat lijkt ons een gedeelde verantwoordelijkheid die weet dat het erg
risicovol is om een groep specialisten te volgen die een dominant
discours vertolkt.
Jan Masschelein en Maarten Simons zijn pedagogen aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven.
Levensbeschouwelijke vorming op school blijft een discussiepunt (in sommige kringen). Bruno Vanobbergen, directeur-generaal van het katholiek onderwijs, schreef een interessant opiniestuk.
Het vak rooms-katholieke godsdienst afschaffen leidt tot een verschraling van het onderwijs.
Het debat over de lestijden van de levensbeschouwelijke
vakken in het Vlaamse onderwijs laait opnieuw op. Het Vlaamse
regeerakkoord laat weinig aan de verbeelding over: de opsplitsing van
leerlingen in het officiële onderwijs wordt gezien als een
organisatorische hindernis, en daarom kiest men “voor een model met twee
uur interlevensbeschouwelijke dialoog per week”.
Vorige week
donderdag bleek uit een hoorzitting in het Vlaams Parlement dat de
Vlaamse regering de knoop weldra wil doorhakken. Het model van de Franse
Gemeenschap wordt daarbij als inspiratiebron genoemd: het
levensbeschouwelijke onderwijs zoals we dat vandaag kennen wordt
vervangen door ethiek, kritisch denken en actieve burgerschapsvorming.
Op
het eerste gezicht klinkt dat als een frisse uitnodiging tot ontmoeting
en uitwisseling. Maar wie verder kijkt, voelt een andere beweging
sluimeren: de geleidelijke verschraling van de ruimte waarbinnen jonge
mensen mogen stilstaan bij de grote vragen van het leven. Doen we er
goed aan om levensbeschouwelijk onderwijs in te perken?
We pleiten
uitdrukkelijk voor het behoud van levensbeschouwing in het onderwijs.
Niet uit traditie, maar uit overtuiging. Onderwijs is meer dan
kennisoverdracht, het is vorming, een oefening in menswording. De
vrijheid van onderwijs garandeert juist die ruimte om vorming breed te
zien, inclusief haar levensbeschouwelijke dimensie.
Wie jongeren
serieus neemt, weet dat zij niet alleen kennis vergaren, maar ook zoeken
naar betekenis. Hun vragen over goed en kwaad, over liefde en verlies,
over hoop en toekomst verdienen een plek in de klas, net zoals de
levensbeschouwelijke tradities en hun bril om naar die thema's en vragen
te kijken, als inspiratiebron en uitdaging om er als leerling zelf mee
aan de slag te gaan.
Geen indoctrinatie
Het vak
rooms-katholieke godsdienst is geen indoctrinatie. Het is een
uitnodiging tot dialoog, verwondering en zoeken. Het biedt een kader
waarin leerlingen leren omgaan met onzekerheid en verschil, begeleid
door een bewogen leraar die nabij blijft, zonder het laatste woord te
claimen. Twee uur levensbeschouwelijk onderwijs per week zijn geen luxe,
maar een ankerpunt in een samenleving die tegelijk superdivers is en
onzeker over wat ons verbindt.
Dialoog tussen levensbeschouwingen
is belangrijk, maar dialoog begint bij weten waar je zelf voor staat.
Identiteit is een kompas, en levensbeschouwelijk onderwijs helpt
jongeren dat kompas te gebruiken. Het biedt een houvast in een wereld
die hectisch en complex aanvoelt.
Wij zijn geen neutrale
organisatie. Onze diversiteit aan pedagogische projecten is geworteld in
een traditie van meer dan tweeduizend jaar, maar zoekt voortdurend
nieuwe betekenis. Het Bijbelse verhaal blijft een bron van inspiratie:
niet als slogan, maar als houding tegenover de wereld. Het helpt ons
onderwijs te zien als een oefening in verbondenheid en rechtvaardigheid.
We bouwen scholen waar ieder kind, iedere jongere zich gezien en
gedragen weet. Onderwijs is niet louter een instrument, het is een
belofte: dat elke jongere een toekomst mag vinden.
Misschien is
dat uiteindelijk de ware opdracht van onderwijs: geen kant-en-klare
antwoorden aanreiken, maar ruimte scheppen voor de vragen die ertoe
doen. In die ruimte kunnen kinderen en jongeren groeien tot mensen die
verschil niet vrezen, maar erin leren te wonen. Het levensbeschouwelijke
onderwijs herinnert ons eraan dat vorming begint waar verwondering nog
mag bestaan.
Bij heiligen denken we vaak aan uitzonderlijke mensen die uitzonderlijke daden verrichtten. Paus Leo XIV wijst ons erop dat heiligheid in de eerste plaats dienstbaarheid inhoudt.
Een treffend citaat uit de Apostolische Exhortatie Dilexi Te.